Na een voortvarende trans-Atlantische oversteek is het Nederlands, volgens Van Dale sinds november 2018, vlak nadat in de Trump-ambtstermijn de zaak-Brett Kavanaugh uitbarstte, verrijkt met het woord hempathie. Het betekent: ‘sympathie die mensen voelen voor mannen met veel macht, ook of juist als die in opspraak raken’.
Dit vult allerlei in die tijd opgedoken diagnoses van toxisch gedrag aan. Ook completeert hempathie een oud verschijnsel, waarbij sympathie juist uitgaat naar de underdog, dus naar mannen zonder macht, die zelfs door een ongelukkig toeval in opspraak raken. Swiebertje en Kruimeltje zijn niets voor niets verkleinwoorden: onder hun gehavende kleren gaat een hart van goud schuil dat bijna iedereen doet smelten.
Door hempathie vraag ik me af of er ook één woord bestaat dat warme gevoelens voor hen uitdrukt. Geïnspireerd door de twee genoemde personages die bekender zijn geworden van hun beeld dan van hun papieren versie, en evengoed door typetjes van Charlie Chaplin, zoek ik het voor de verandering van spijs eerst even buiten literatuur.
Rode box
Onlangs zag ik de film The Last Bus (2021). De titel slaat op het in zijn overheidsversie gedateerde en tot overstappen gedoemde vervoermiddel waarmee een hoogbejaarde weduwnaar, Tom Harper, helemaal van het noorden naar het zuidpuntje van Engeland reist. Tegelijk zit er een metafoor in de titel: Tom is ongeneeslijk ziek. De plaats van bestemming is een absoluut eindpunt. Tom stelt zijn leven bij de tocht ten dienste van zijn recent overleden vrouw en van hun jonggestorven kind. Na aankomst is niet zozeer hij gelouterd, als wel hun nagedachtenis. De drive om voort te blijven gaan op die zware reis, waar hij niet elke van de vele aansluitingen vlekkeloos haalt, komt uit de ander.
De man Tom, prachtig neergezet door Timothy Spalding, speelde gaande het verhaal zwaar op mijn gevoel in. Ook op dat van zijn meeste medepersonages, passanten feitelijk, meelevend met zijn altruïsme en met tegenslagen die even onvermijdelijk als onverdiend lijken. De man doet geen vlieg kwaad en helpt waar hij kan. Zijn buldoggezicht versterkt die duiding op schier negentiende-eeuwse wijze. En dat is een extra groot wonder omdat Timothy Spalding duivels oogde in en als Mr. Turner. Ditmaal lacht hij geregeld, en lijkt nog het meest op Leo Beenhakker, zonder creatieve pretenties. Wat hij zegt en doet is wat hij zegt en wat hij doet.
Meeleven doen gaandeweg eveneens vele onbekenden op het internet. Zij treffen daar ruw foto- en filmmateriaal van de passanten, gemaakt met hun smartphone. Op die bewijsstukken handelt de man ongekunsteld, of hij praat wat of hij zingt. Buschauffeurs behoren ook tot die tweede ring van publiek en na digitale kennisname van deze getuigenissen verlenen zij hem alle egards.
Wanneer de man de plaats van bestemming bereikt, wordt hij plotseling omstuwd door fans van alle leeftijden en huidskleuren. Daarin verschilt hij van een recentere, even emotionele film: The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry (2023, gebaseerd op de gelijknamige roman van Rachel Joyce uit 2012). Het titelpersonage van die rolprent, dat zijn tocht te voet onderneemt, wordt door – sociale – media net iets eerder opgepikt en al tijdens zijn tocht voegen zich sympathisanten bij hem.
Voor het overige zijn gelijkenissen tussen de films verbluffend. Tom en Harold zijn twee schaapachtige gepensioneerde heren. Ze zwerven richting een vaststaande bestemming, zonder financiële zorgen en zonder smartphone (Tom ontdekt onderweg dat een telefooncel buiten bedrijf is, terwijl Harold nog vanuit zo’n mythische rode box opereert). Toch voelen ze, naarmate de kilometers door het land groeien, aan als underdog. Hun kruistocht smeekt bij wijze van spreken om beproevingen.
In hun onverschillige nobelheid onderscheiden de twee personages zich van wat Lucas Hüsgen ooit in een fraai essay ‘de genereuze sul’ noemde. Toen waren de films JFK en The Usual Suspects aanleiding, waarbij de indruk ontstond dat respectievelijk Lee Harvey Oswald en Verbal Klint (alias Kayzer Söze) te sukkelachtig waren om misdaden te begaan. De twee brave Engelsen stellen zich als het moet juist te weer tegen onrecht.
Wel sloven zij zich niet bepaald uit om hun gelijk te halen. Zo doen ze iets wat algemeen gewaardeerd wordt. Nog onlangs bewees superdoelman Thibaut Courtois in de ogen van velen een verongelijkte zeurpiet te zijn door de oude koe van zijn conflict met de bondscoach uit de sloot te halen en met minimaal besef van effectief communiceren, want overtuigd van een wanbejegening, in negativiteit te volharden. Maar de Engelse filmmannen hebben al een welomschreven ander voor ogen.
Boerka
In de films The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry en The Last Bus worden twee volstrekt onopvallende bejaarden helden. Rare kwalificatie, vind ik, want door die onopvallendheid zijn we in het Nederlands gewend voor hen de term ‘antiheld’ te reserveren. Van Dale: ‘personage dat als het tegenbeeld van een held beschouwd wordt en waarmee een toeschouwer of lezer zich liever niet identificeert’. Dat past niet, omdat de aard van de missie dit verhindert – een andere moraliteit.
Het antiheldschap zit hooguit in de uitvoering. Een overdosis wereldvreemdheid tekent het gedrag van de twee. Harold vertrekt voor zijn pelgrimage op zijn dagelijkse schoenen (brogues) en heeft amper leeftocht bij zich; Tom draagt niet meer met zich mee dan een aktetas. Hun zogeheten hulpeloze gedrag is blijkbaar authentiek en verwekt wederkerigheid bij een enkel individu dat hen dan wel belangeloos helpt maar bovenal praktisch bijstaat.
Voor deze missies lijkt morele steun overbodig. Ook fungeert zulke gekaatste belangeloosheid van individuen als zelfcompliment voor een betere maatschappij. Tom en Harold zijn namelijk witte raven die ‘zichzelf zijn’, eerstgenoemde ondanks zijn broze gestalte zelfs lijfelijk tegen een jongeman die een vrouw met boerka discrimineert. Daartegenover volgt de meerderheid van medeburgers strategieën in een multiculturele samenleving, speelt toneel dus, om te overleven.
Dat toneelspel kan dan ideologisch heten, terwijl de spontaniteit van Tom en Harold aan dat moment voorafgaat. Vermoed ik. Voor mij is dit de verklaring van de onmiskenbaar nostalgische atmosfeer die boven zowel The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry als boven The Last Bus hangt. Het sfeertje van toen geluk nog heel gewoon was, dat in de Lage Landen tot de jaren vijftig duurt. De wederopbouw, voor protestgeneraties fatsoen begonnen te ondermijnen.
Die nostalgie ligt dus behoorlijk ver weg voor medepassagiers van nu. Jan Konst beschreef eens dat zijn opa in de jaren zeventig, decennium waarin revoluties op hun hoogtepunt waren, aan de eindhalte van de bus geen blijk gaf uit te stappen en toen pas door de chauffeur dood werd aangetroffen; in dezelfde routefase kan Tom door dezelfde functionaris tenminste nog worden gewekt.
Het is ook een nostalgie die lang onmodieus is geweest. In de vroege literaire geschiedschrijving ging de wederopbouw meteen gepaard met een nihilistische tegencultuur, toegeschreven (Van Leeuwen, Gompers) aan ‘de landerigen’. Onder dat etiket gingen kleppers schuil als Hermans, Reve, Blaman, Jo Boer. Moreel optimisme counterden zij met cynisme, in daden van belangeloosheid ontwaarden zij veeleer hypocrisie. In hun ogen zouden Tom en Harold burgermannetjes zijn.
Bijklank
Deze definitie van Willem Frederik Hermans, uit zijn misschien wel bekendste roman: ‘Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.’ Dat past wel bij Harold en Tom! Misschien hebben zij door hun leeftijd ‘niets meer te verliezen’. Wel moeten uit de acht betekenissen die Van Dale bij held heeft er enige soldateske en competentiezwangere worden geloosd. Zodat overblijven:
- iem. die niet bang is, die het gevaar niet vreest
- iem. die uitmunt door grootse daden
- iem. tegen wie je enorm opziet
Binnen die contouren rollen Harold en Tom voor medeburgers bij hun tocht het projectiescherm uit, waarop verloren onschuld kan worden gevierd. Ondertussen worden de twee oudjes in het lef van hun doodgewoonderigheid louter meer held, wat duidelijk neerkomt op: ‘tot held gemaakt’. Mijn neologisme in de vorige zin knipoogt naar een ander, uit een recenter literair wapenfeit. Sander Kollaards roman Uit het leven van een hond is immers in bezit van ‘henkerigheid’.
Dat neologisme verwijst naar het betwiste personage Henk, ook wit en onverstoorbaar in zijn goede bedoelingen (voor zijn stervende hond). Wel is hij van middelbare leeftijd, werkend als verpleger, maar op weg naar 93 jaar en de status van knuffelbejaarde. Oeps, wat een maf woord vormden mijn vingers! Ik begrijp wat ik bedoel, maar samenstellingen met knuffel- (of troetel-) doen behaagziek aan, en zelfs populistisch.
‘Knuffelallochtoon’, ‘troeteljunk’: het zijn benamingen die, wederom, hypocrisie willen aantonen bij degenen die hun warme gevoelens uiten. Bovenal nemen die termen hun gelukkige ontvangers, de Tommen en Harolden van deze wereld, niet echt serieus.
Welk woord kan oprechte sympathie voor hen dan dus wel weergeven? Van Dale berichtte dat hempathie de vertaling is van himpathy en meldde over dat Nederlands: ‘roept tevens associaties op met empathie [inlevingsvermogen]’. Zou het Engels die bijklank dan niet hebben? Ik stop dit essay met mijn voorstel: elckpathie. Het staat uiteraard open voor verbetering, maar ik licht even toe. De eerste lettergreep verwijst naar Elckerlijc en ik vind het fijn dat die ck een beetje oubollig oogt. Uiterlijk kan het beter, geloof ik. Maar of dat ook nodig is?
Laat een reactie achter