In de Trouw van 2 april stond een zin die me een aantal dagen heeft beziggehouden. Dat is de volgende:
- Zij mogen minder mest uitrijden om zo de waterkwaliteit te verbeteren.
Die zin komt uit de pen van Jelle Brandsma, die hem gebruikte in een artikel over het Europees mestbeleid. Heel wat krantenlezers zullen er geen been in hebben gezien – en lezen eroverheen – maar een gekke zin is het, om minstens twee redenen.
De interpretatie van “minder mogen”
Het eerste gekke is de interpretatie van mogen met minder. Uiteraard bedoelde Brandsma niet dat de “zij” (alle Nederlandse boeren samen) ergens toestemming voor krijgen, namelijk om minder mest uit te rijden. Tenzij ik me heel sterk vergis, bedoelt Brandsma dat de boeren iets niet mogen, namelijk net zo veel mest uitrijden (als ze anno 2024 doen).
Dat staat er niet, maar die puzzel is wel oplosbaar. Taalkundigen buigen zich al heel lang over zinnen die hier sterk op lijken, namelijk zinnen met ontkenningen erin, zoals:
- Onze buren mogen geen aardappels poten.
Die zin kan in isolatie gelezen twee dingen betekenen. Het eerste is dat de buren iets mogen, namelijk geen aardappels poten (“Hoera, we krijgen dit jaar vrijstelling van de verplichting om aardappels te poten!”). Het tweede is dat de buren iets niet mogen, namelijk aardappels poten (“Verdikkie, we krijgen dit jaar geen toestemming om aardappels te poten!”).
Hoe dat werkt, snappen we ondertussen wel: de ontkenning in het woord “geen” staat wel bij “aardappels”, maar we lezen de zin alsof die ontkenning bij “mogen” hoort. In de Trouw-zin gedraagt “minder” zich ook als zo’n woord waarin een ontkenning zit die we elders in de zin moeten interpreteren. Je kunt “minder” dan lezen als “niet zoveel als in 2024” en interpreteert de ontkenning bij “mogen”. Pakken we alleen het eerste stuk van de zin, dan betekent dat ongeveer dit:
- Zij mogen iets niet, namelijk net zoveel mest uitrijden als in 2024.
Dat interpretatieprobleem lijkt dus opgelost te zijn. Nu nog het tweede probleem: wat is het onderwerp van “om zo de waterkwaliteit te verbeteren”?
Het onderwerp van de beknopte bijzin
Het is in elk geval duidelijk dat dat een bijwoordelijke bepaling van doel is. Het woordje “om” kun je een voegwoord noemen of een voorzetsel, afhankelijk van je favoriete definitie, en wat daarachter komt is een beknopte bijzin. Zo’n zin heeft geen zichtbaar of hoorbaar onderwerp, maar wel een interpreteerbaar onderwerp. Dat weet iedereen die weleens heeft moeten glimlachen om een rouwadvertentie met een zin als de volgende:
- Om bij zijn geliefde vrouw te kunnen zijn heeft God thuisgehaald: onze vader en grootvader enz.
We hebben sterk de neiging om zulke beknopte bijzinnen zo te lezen alsof ze hetzelfde onderwerp hebben als de hoofdzin, wat in de net genoemde zin een onbedoeld hilarisch effect oproept.
Ik dacht eerst dat het interpretatieve onderwerp van de bijzin wel “het feit dat de Nederlandse boeren niet zoveel mest mogen uitrijden als in 2024” moest zijn. Theoretisch kom je een eind met dat idee als je aanneemt dat “zij” (de Nederlandse boeren) wel formeel het onderwerp van de zin is, maar dat eigenlijk “dat de Nederlandse boeren zoveel mest uitrijden als in 2024” het onderwerp is, met “mogen” als zogenaamde epistemische modaal, die bij de hele zin hoort. Maar dan staat “mogen” buiten het onderwerp van de hoofdzin en dan krijg ik het niet in de bijzin, terwijl dat “niet mogen” wel nodig is voor een juiste interpretatie van de bijzin.
Toen bedacht ik dat je “mogen” ook deontisch kunt lezen (dan horen “zij” en “mogen” echt bij elkaar), maar als een soort lijdende vorm. Immers: als je iets mag, dan mag je dat van iemand. Als Jantje mag buitenspelen, dan mag ie dat van z’n moeder. Die moeder is dan de verzwegen toestemmingsgever. Die kan ook in beknopte bijzinnen opduiken, zoals de volgende zinnen laten zien:
- De ouders van Pietje werd (door de school) toegestaan hem een dag thuis te houden om het overvolle schoolgebouw wat te ontlasten.
- De ouders van Pietje kregen (van de school) toestemming hem een dag thuis te houden om het overvolle schoolgebouw wat te ontlasten.
- Pietjes ouders mochten hem (van de school) een dag thuis houden om het overvolle schoolgebouw wat te ontlasten.
In die drie zinnen is steeds “de school” het interpretatieve onderwerp bij “ontlasten”. Stel nu dat Piet Adema in de Trouw-zin de verzwegen toestemmingsgever is. Het is dan plausibel dat hij ook het interpretatieve onderwerp vormt van de beknopte bijzin. Die zou je dan zo kunnen lezen:
- “Piet Adema geeft ergens geen toestemming voor, namelijk daarvoor dat de Nederlandse boeren net zoveel mest uitrijden als in 2024. Piet Adema onthoudt die toestemming opdat Piet Adema de waterkwaliteit verbetert.”
Hoe het formeel werkt dat de verzwegen toestemmingsgever in de beknopte bijzin geïnterpreteerd wordt, is me nog niet duidelijk, maar ik snap in elk geval iets meer van de Trouw-zin.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik denk dat het schaalbegrip ‘minder’ de zaak hier ook nog compliceert. Een zin als ‘Ik mag minder suiker eten’ kun je op twee manieren interpreteren, afhankelijk van wat ik wil. Het kan zijn dat ik minder suiker wil eten en dat ik dat mag, maar het kan ook zijn dat ik juist meer suiker wil eten maar dat ik dat niet mag. Er zit denk ik een ontkenning in ‘minder’ die het woord dubbelzinnig maakt: ‘minder’ is enerzijds de vergrotende trap van ‘weinig’, maar anderzijds ook de ontkenning van de vergrotende trap van ‘meer’.
Je hebt hier dus de giftige combinatie van een schaalbegrip (de vergrotende trap), een ontkenning, en modaliteit. De menselijke geest is niet geschikt om de verschillende betekenissen daarvan te onderscheiden.