Door Nico Keuning
Hanny Michaelis (1922-2007) was in de literatuur decennia lang vooral bekend als de ex-vrouw van Gerard Kornelis van het Reve. In de loop der jaren trad zij vanuit de achtergrond steeds meer naar voren. Niet alleen in haar commentaar op haar leven met de Volksschrijver, maar ook als dichteres en schrijver van het prachtige en onthullende Oorlogsdagboek 1940-1945 (2019). Ze debuteerde in 1949 met de dichtbundel Klein voorspel, die met volgende bundels werd opgenomen in Verzamelde gedichten (1996). Oprechte, doorleefde poëzie. Soms met subtiele spot. Poëzie voor de goede verstaander. Literatuurcriticus Arjan Peters herijkt in Wie dit ziet heeft de nacht overleefd (Fragment) haar gedichten.
De bescheiden, maar erkende positie van Hanny Michaelis als dichter kwam naar voren in de befaamde bloemlezing De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten (1979), van Gerrit Komrij. De maximumscore van een dichter bedroeg tien gedichten. Komrij nam er drie op van Michaelis. Veelzeggend is het gedicht: ‘Zolang er mensen zijn / blijft er oorlog. / Daar zijn we het over eens / bij de warme kachel behaaglijk / nippend van onze cognac. / Een spotgoedkoop alibi / voor afzijdigheid, inderdaad. / Helaas waterdicht.’
In Oorlogsdagboek 1940-1945, waarin Michaelis vele dichters citeert, is als motto haar gedicht ‘Oorlogsvoorjaar’ opgenomen, dat zij schreef in de oorlogsjaren. De eerste strofe luidt als volgt:
Lenteloos voorjaar, uw bloemen verwaaien,
regens slaan neer en de hemel is oud.
Meedogenloos cynisch schreeuwen de kraaien
haat heeft zijn nest tussen bloesems gebouwd.
Helder en duidelijk. Geen hermetische, ondoorgrondelijke poëzie, maar dreigend en raak. Je zou kunnen spreken van een ‘Volksdichter’. Hoewel, wat haalt Peters uit de gedichten wat wij er bij eerste lezing niet in lazen? Nadat het oeuvre van Michaelis was bekroond met de Anna Bijns Prijs, interviewde Peters de dichter voor de Volkskrant. Hij leerde niet alleen haar poëzie kennen, maar ook de persoon achter de gedichten. Een innemende persoonlijkheid. Erudiet, iemand met zelfkennis en humor. Peters: ‘Sigaret, glas wijn, uitbundig lachend en gepeperde meningen ventilerend.’ Er volgde een radio-interview van twee uur voor het programma Opium. Peters kwam nader tot Michaelis.
Over de Anna Bijns Prijs zei Michaelis met zelfspot: ‘Die krijgen alle wijven als ze maar lang genoeg volhouden.’ Het is een van haar vileine uitspraken in Vastgenageld aan de rand van het niets. Herinneringen en opinies van Hanny Michaelis (2024). Ze relativeerde, bagatelliseerde haar gedichten. Critici typeren haar poëzie in termen als gemis, ontgoocheling, afscheid en dood. Michaelis overleefde als onderduikster de oorlog. Haar ouders werden op 26 maart 1943 in Sobibor vergast. Na de oorlog probeerde zij de draad van het leven op te pakken. Na haar huwelijk met Gerard Kornelis van het Reve ontmoette zij Meik de Swaan (1911-1957), haar grote liefde. Maar hij vond de dood bij een vliegtuigongeluk. Over gemis, afscheid en dood gesproken.
Peters laat aan de hand van een aantal gedichten zien dat de poëzie van Michaelis vooral gaat om het (over)leven. Een goed voorbeeld is het gedicht uit de bundel Tegen de wind in (1962). Een gedicht over verlies’. ‘Zonder zelfbeklag en vrij van sentimentaliteit,’ merkt Peters terecht op. In het gedicht is sprake van een omkering, een verandering. Heeft de verdwenen geliefde in de eerste strofe de ‘ik’ alleen gelaten, uit de tweede strofe blijkt dat de ‘je’ er nog is, nog bestaat:
Nu weet ik dat je mij
hebt uitgekozen
om je voorgoed te herbergen
veilig besloten in
mijn duisternis.
De dichter koestert de herinnering, hun onvergankelijke liefde in de slotregels:
Dat is genoeg
voor een heel leven.
Na haar vijftigste is de dichter stilgevallen, voor de buitenwereld. Maar ze schreef nog wel gedichten. Al verdween de helft in de prullenmand, ‘en de rest zal ongetwijfeld dezelfde weg gaan’, schreef ze in een brief van 6 juli 1996 aan Arjan Peters. De ‘uitweidende’ verteller (dixit Nop Maas), zocht in haar gedichten bedachtzaam naar woorden, betekenisvolle regels. Toch zijn er postuum nog acht verspreide gedichten en eenentwintig nagelaten gedichten in de uitgebreide uitgave Verzamelde gedichten (2011) opgenomen.
Uit de gedichten die Peters analyseert blijkt hoe vitaal de poëzie van Michaelis is. Dat zegt iets over haar karakter. De zon, de maan, de stad, de natuur ondergaat zij als bevestiging van haar bestaan. Zoals in het gedicht ‘Langzaam maar zeker’, dat eindigt met de regels: ‘Wie dit ziet heeft de nacht overleefd / of hij wil of niet.’ Een gedicht van ‘negen regeltjes’. Met dit verkleinwoord toont Peters de kracht van Michaelis’ poëzie aan, ‘genoeg voor een microkosmos die er mag zijn’. Het gedicht is in zijn woorden: ‘de schoorvoetende erkenning dat de treurnis niet alles kan opslokken’. Haar gedichten getuigen niet alleen van gemis en dood, maar vooral van liefde, schoonheid, leven.
Wie dit ziet heeft de nacht overleefd biedt een verhelderende blik op de poëzie van Michaelis. Bovendien is deze fraai verzorgde uitgave tevens een liefdevol portret van een vrouw die misschien juist door haar relativering en humor de veerkracht heeft gevonden om boven alle ellende uit te stijgen, in leven en werk.
(…) De vogel
die tegen de wind in zingt.
wankelend op de valreep
van het licht
Wie dit ziet heeft de nacht overleefd, Arjan Peters over de poëzie van Hanny Michaelis, 32 p. met illustraties. Bestelinformatie bij de uitgever
Laat een reactie achter