Er is goed nieuws op het leesfront! Steeds meer scholen, in eerste instantie nog vooral in het primair onderwijs, zijn bezig hun leesonderwijs thematisch in te richten en zo meer inhoud in de leesles te brengen. Leerteams, leesexperts, bibliothecarissen en veel leerkrachten verdiepen zich in vormen van begrijpend lezen die wel leerzaam en leuk zijn. Vooral thematisch lezen zit in de lift, waarbij de inhoud van zaakvakken als geschiedenis en aardrijkskunde ook met zelfgezochte ‘rijke teksten’ wordt gegeven.
Nog beter nieuws is het dat ook kwalitatief hoogwaardige jeugdliteratuur op die scholen wordt ingezet als rijke tekst waar je het met elkaar over kunt hebben. Dat loslaten van de traditionele begrijpend lezen-methode betekent wel dat het leesniveau van leerlingen nog sterker zal verschillen, afhankelijk van de school waar ze op zitten. Op de ene school lees je in groep 6 immers Het leven van een loser (rechts), op de andere De kleine kapitein (links).
Op de ene basisschool ‘lees’ je daarna bijvoorbeeld De waanzinnige boomhut (links), op de andere eindig je met het taalrijke Brief voor de koning (rechts).
Op sommige scholen voor voortgezet onderwijs kun je in de onderbouw nog steeds Het leven van een loser en De waanzinnige boomhut lezen (dan leef je bepaald niet dubbel als lezer, zoals Jan Eijkelboom dichtte en zoals de Turingschool als motto voert), op andere lees je goede boeken als Alaska en Patroon.
Wat leraren die kiezen voor louter jolige plaatjesboeken nog weleens onderschatten, is hoezeer juist een sterk verhaal en sterke leesvaardigheid kan leiden tot meer leesplezier, wat weer leidt tot een grotere leesmotivatie. Twee onlangs verschenen studies van leerkrachten in het primair onderwijs laten zien wat het betekent voor leerlingen (en leraren!) om hogere verwachtingen te hebben over wat er wordt gelezen in de les.
We hebben fouten gemaakt’, schrijft de 26-jarige leerkracht Anne Steenhoff aan het begin van haar boek Een lui letterland (2024), ‘maar er is nog hoop’. Vanuit die hoop beschrijft ze de tien stappen die leraren kunnen zetten om betere boeken te lezen in de klas. Daarna volgen de stappen voor ouders en die voor de overheid.
Steenhoff is hoopvol, maar ook streng. Ze noemt de toptien van de Kinderjury, die veel op veel scholen wordt aangeschaft en gelezen, ‘kwalitatief gezien een drama’: ‘“Makkelijk” is de norm geworden. Makkelijk is ook makkelijker voor degene die hen moet begeleiden’. Behalve streng, en geestig, is ze heel concreet. Leraren moeten zich bewust zijn van hun rol als culturele poortwachters die hun leerlingen een zo breed mogelijk kader mee moeten geven. Van Steenhoff moeten leraren zelf minstens iedere vier weken een kinderboek lezen zodat ze ‘een hersenpan vol verhalen’ krijgen. Ook zouden ze kritisch moeten zijn over de middelmatige boeken van Youtubers en over de algoritmes waarmee kinderen die aanbevolen krijgen, en in plaats daarvan zorgen voor boeken die een afspiegeling zijn van de klas en van de wereld: ‘Op school mogen er best eisen worden gesteld aan het leesmateriaal.’
Naast het boekenaanbod gaan haar tips bijvoorbeeld ook over de duur van de leestijd (‘We doen leerlingen echt tekort als we ze slechts vijf of tien minuten aaneengesloten laten lezen.’), over voorlezen en over begrijpend lezen, hoe om te gaan met de ongelijke start van je leerlingen en over ze niet onderschatten. De kracht van Steenhoffs boek is natuurlijk dat ze het heeft uitgeprobeerd in de praktijk, zodat we tal van citaten van trotse en enthousiaste leerlingen krijgen.
Dat geldt ook voor Heleen Buhrs, die in Effectief leesonderwijs in de praktijk (2024) laat zien hoe de leerlingen van de Alan Turingschool in Amsterdam leesplezier meekrijgen en goed leren lezen. Haar boek is een welkome want nog praktijkgerichtere aanvulling op de succesvolle studies van haar schoolleiders en collega’s Eva Naaijkens en Martin Bootsma. Aan de hand van voorbeelden laat Buhrs stap voor stap zien hoe je een rijke tekst over bijvoorbeeld mangrovebossen samen leest en analyseert, en wat een prachtige opstellen leerlingen daar dan over kunnen schrijven. Of welke literaire gesprekken je kunt voeren over de emoties, stijlfiguren of spanningsbogen in literaire kinderboeken als Spinder.
Door de systematische uitleg leest haar boek als een praktische en enthousiasmerende nascholing in zes lessen – heel relevant ook voor leraren Nederlands in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Wie denkt dat close reading tijdens het samenlezen saai is voor leerlingen omdat je dan ‘uit het verhaal’ zou raken, ziet aan de voorbeelden in Buhrs boek hoe leerlingen er juist ‘in’ raken met hulp van thema-muren en een aantal vaste werkvormen zoals de emotiegrafiek of een handgeschreven boekverslag, waarvoor op de site van de uitgever formats te downloaden zijn.
Een emotiegrafiek. (Illustratie uit Effectief leesonderwijs in de praktijk.)
Het model dat Buhrs hanteert (en deelt) voor gesprekken in de klas is gebaseerd op het promotieonderzoek van Gertrud Cornelissen, die vond dat leesmotivatie en literaire competentie toenamen met gesprekken. Het is hooguit jammer dat Buhrs niet een stap verder zet na haar vereenvoudigde weergave van het model van literaire competentie van Cornelissen dat uitgaat van ‘emotionele beleving, interpretatie, beoordeling en narratief begrip.’ Idealiter leg je daana uit dat interpretatie (betekenisgeving) het gevolg is van narratief begrip.
Bij Buhrs blijft nu nog onduidelijk hoe je ‘diepere laag’ van een boek op het spoor moet komen, en ook dat er een relatie is tussen de vorm en die betekenis: dat blijven aparte onderdelen. Precies met betekenisgeving zullen minder belezen leraren hulp nodig hebben, zoals ze ook niet direct zullen begrijpen wat het verschil is met het aparte punt: ‘de bedoeling van de schrijver’. Ze zullen wel worden geënthousiasmeerd door Buhrs’ voorbeelden en aansporingen om als leraar zelf boeken te gaan analyseren: na tien keer weet je niet beter en lees je altijd ‘hardop denkend’ voor.
Zeker nu het ernaar uitziet dat literatuur in de nieuwe kerndoelen voor het onderwijs (4-15 jaar) een belangrijke rol gaat spelen, zijn deze twee nieuwe boeken zeer welkom. Ze laten zien dat goede boeken lezen niet zielig is, maar een voorrecht dat iedere leerling ten deel zou moeten vallen.
Anne Steenhoff. Een lui letterland. Maar zo krijgen we kinderen weer aan het lezen. Das Mag, 2024.
Heleen Buhrs, Effectief leesonderwijs in de praktijk. Een kansrijke aanpak voor de basisschool. Pica, 2024.
Robert Kruzdlo zegt
De opmerking bevordert de leesvaardigheid en ook kunnen er verbeteringen aangebracht worden. Klussen blijft het.
Yra van Dijk zegt
We waren het met u eens, die tweede zin was slecht geformuleerd, en is nu dus veranderd.