Vorige maand heb ik vier video’s gemaakt over de herkomst van de Engelse weekdagnamen Tuesday, Wednesday, Thursday en Friday. In die video’s zie en hoor je hoe de uitspraak de uitspraak in de afgelopen 2300 jaar stap voor stap is veranderd volgens de taalwetenschappelijke reconstructie. Hieronder kun je alle vier de video’s bekijken. Ze worden vergezeld van uitleg over de bijbehorende Nederlandse dagnaam.
Tuesday & dinsdag
Tuwsday – zo zouden we de dinsdag hebben genoemd als de dagnaam dezelfde Germaanse oorsprong had gehad als het Engelse Tuesday. Dinsdag en Tuesday zijn namelijk niet etymologisch verwant. Hoe zit dat precies?
Dinsdag komt waarschijnlijk van het gereconstrueerde Westgermaanse *þingas dag. De letter þ in *þingas heet thorn en staat voor de th-klank van het Engelse thing, dat van de eerstenaamvalsvorm *þing komt. Het woord *þing is ook de voorloper van ons ding. Oorspronkelijk duidde het de Germaanse volksvergadering aan. Van die betekenis zit nog een restje in ons woord geding (‘rechtszaak’). Terug naar *þingas dag: dat was dus letterlijk ‘dag van het ding’ – of mogelijk van de god van het ding.
Komt Tuesday daar dan niet ook vandaan? Nee: dat vindt zijn oorsprong in het Westgermaanse *Tīwas dag oftewel ‘dag van (de god) Tiw’. Tiw was onder andere de god van de oorlog én van het ding. De Germanen stelden hem gelijk aan de Romeinse god Mars en de dagnaam was dan ook een leenvertaling van het Latijnse Mārtis diēs (‘dag van (de planeet) Mars’), dat onder andere het Franse mardi is geworden.
In het Fries veranderde het Germaanse *Tīwas dag in tiisdei en streektalen in Zwitserland en Oostenrijk hebben nog Zi(i)schtig. Het Duitse Dienstag komt uit het Nedersaksisch, dat zelf nu onder andere diens(e)dag en dingse(l)dag heeft. Deze laatste drie woorden zijn weer verwant met ons dinsdag.
Als *Tīwas dag ook een Nederlandse nakomeling had gekregen, was het *tuwsdag geworden.
Wednesday & woensdag
Op woensdag is het Woens dag. Woensdag is namelijk vernoemd naar Woen, zoals de Germaanse god van onder andere kennis, poëzie, het schrift en extase nu zou hebben geheten.
We kennen die god het best onder de naam Wodan, maar dat is eigenlijk zoals hij in het Oudsaksisch genoemd werd. In het Oudnederlands was het Wuodan, het Oudhoogduits had Wuotan, het Oudengels Wōden, en het Oudnoords Óðinn (vanwaar het Engelse Odin).
De naam is verwant met onze woorden verwoed en woede. De Germaanse voorloper van woede moet ‘razernij; extase; bezetenheid’ betekend hebben. Dat wijst erop dat Woen oorspronkelijk de god was van de extase die met zieners en dichters werd geassocieerd. De naam is verwant aan het Latijnse vātēs (‘waarzegger; ziener; dichter’).
Woensdag en de dagnamen in de zustertalen komen van het Westgermaanse *Wōd(a)nas dag, letterlijk ‘Woens dag’. *Wōd(a)nas dag was een vertaling van het Latijnse Mercuriī diēs (‘dag van (de planeet) Mercurius’), dat onder andere het Franse mercredi is geworden. Omdat Mercurius ook een god van kennis, poëzie en schrift was, en net als Woen een hoed en een staf droeg, associeerden de Germanen hem met hun eigen god toen ze het Romeinse dagnamenstelsel overnamen.
In het Duits is de nazaat van *Wōd(a)nas dag al in de middeleeuwen vervangen door een seculiere naam die ‘midden van de week’ betekent: het Oudhoogduitse mittawehha, dat nu Mittwoch is. Als de Germaanse naam had blijven leven, was hij in Wutenstag veranderd.
Het Engelse Wednesday, dat van de variant *Wōdinas dag komt, laat de d nog zien, maar die wordt nog maar in weinig variëteiten van het Engels uitgesproken; dat gebeurt onder andere nog in het noorden van Engeland en in Schotland.
Thursday & donderdag
Is donderdag vernoemd naar het weersverschijnsel dat gepaard gaat met bliksem? Ja en nee.
Donderdag komt van het Germaanse *Þunaras dag. Deze dagnaam was een vertaling van het Latijnse Jovis diēs (‘dag van (de planeet) Jupiter’), dat onder andere het Franse jeudi is geworden. De Germaanse volkeren stelden de Romeinse god van de donder en bliksem gelijk met hun eigen god met die attributen, *Þunar.
Daarmee komen we bij het woord donder. De naam *Þunar was niet meer dan het woord voor ‘donder’. Uit het zelfstandig naamwoord *þunar is dan ook ons woord donder ontstaan. Het Engelse thunder heeft de th-klank bewaard, terwijl het Duitse Donner geen d na de n heeft gekregen.
De ingeburgerde naam Donar is eigenlijk niet Nederlands: het is de naam zoals die in het Oudhoogduits gebruikt werd. Ons hedendaagse equivalent zou gewoon Donder zijn.
In de Engelstalige wereld wordt Thor gebruikt. Die naam is ontleend aan Þórr, de Oudnoordse versie. Het stukje Thurs- in Thursday is net als thunder wél ‘echt’ Engels. Hieronder hoor je hoe *Þunaras dag stap voor stap Thursday is geworden.
Friday & vrijdag
Het stukje vrij- in vrijdag een verre verwant van vrijen. Hoe zit dat?
Vrijdag komt van het Westgermaanse *Frījā dag, een leenvertaling van het Latijnse Veneris diēs, dat bijvoorbeeld in het Frans vendredi werd. Veneris diēs betekende ‘dag van (de planeet) Venus’. De Germanen stelden Venus gelijk aan hun godin *Frīju, die ook godin van de liefde was. *Frīju, uitgesproken als /fríé-joe/, was de eerste naamval van Frījā, de tweede naamval.
De naam *Frīju hing samen met onder andere *frī, dat ‘geliefd’ en ‘vrij’ betekende en de voorloper is van vrij. Het was ook verwant aan het werkwoord *frijōn, dat ‘liefhebben’ betekende. Bij ons is *frijōn veranderd in vrijen, dat een iets andere betekenis heeft gekregen. Een afleiding van *frijōn was *frijōnd, letterlijk ‘(de/een) liefhebbende’. Daaruit is vriend ontstaan.
Terug naar de godin. Haar hedendaagse naam zou *Vrij geweest zijn. Die naam heeft etymologisch niets te maken met Freyja, een Oudnoordse godinnennaam met een heel andere herkomst. Freyja stamt namelijk af van hetzelfde woord als vrouw(e). In het Oudnoords werd Freyja bovendien niet uitgesproken als /freia/ maar als /frui-ja/. Wél verwant aan de godin van vrijdag is de naam van de Oudnoordse godin Frigg.
De andere dagen
De andere dagnamen zijn wat minder spannend. Maandag en zondag zijn vernoemd naar de twee best zichtbare hemellichamen. Ook dat zijn weer leenvertalingen: aan de basis liggen het Latijnse Lūnae diēs (vanwaar het Franse lundi) en Sōlis dies, dat in heel de Romaanse wereld is vervangen door een naam die ‘dag des heren’ betekent.
Zaterdag en Saturday komen tot slot van een Germaanse ontlening van het Saturnī diēs ‘dag van Saturnus’. Blijkbaar had Saturnus geen equivalent bij de Germanen, want de naam is niet vertaald.
Het Duitse Samstag gaat terug op het Oudhoogduitse sambaʒtag, waarvan sambaʒ voor ‘sabbat’ staat. De dagnaam is daarmee een verre verwant van het Franse samedi en het Italiaanse sabato.
Een andere Duitse naam is Sonnabend, letterlijk ‘zon(dag)avond’, dus de dag met de avond voor zondag. Dat heeft dan weer dezelfde oorsprong als het Friese sneon (dat ongeveer als /sneuën/ klinkt), al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen. Sneon komt namelijk van het Oudfriese sunna-evend.
Dit stuk verscheen eerder op Taal aan de wandel
Jona Lendering zegt
“Blijkbaar had Saturnus geen equivalent bij de Germanen, want de naam is niet vertaald.”
Of de Germanen hadden de verering van Saturnus overgenomen, met naam en al. Dat is althans wat Jozef van Loon suggereert in “Lo, donk, horst”.
Yoïn van Spijk zegt
Dank je wel, Jona; dat wist ik nog niet!