Gedurende het proces van de huidige kabinetsformatie was verschillende keren het gebruik van bepaalde woorden, of het gebruikt hebben van bepaalde woorden het onderwerp van discussie. Zo maakte kamervoorzitter Bosma bezwaar tegen het gebruik van de term extreemrechts als kwalificatie van de PVV, en werden de kandidaat-bewindslieden van de PVV bekritiseerd om het gebruik van de term omvolking.
Extreemrechts en omvolking zijn woorden die niet alleen een bepaald concept of idee uitdrukken maar ze lijken zelf hele maatschappelijke en politieke discussie in zich te dragen. Het bestuderen van de eigenschappen van dit type woorden lijkt vooral een Duitse traditie. Zo beschrijft taalkundige Heiko Girnth dat de betekenis van veel van zulke politiek geladen woorden uit verschillende elementen bestaat. Het woord terrorist bijvoorbeeld, verwijst niet alleen naar een persoon die bereid is geweld te gebruiken omwille van zijn ideologie en die daardoor gekwalificeerd kan worden als gevaarlijk (wat de cognitieve betekeniscomponent genoemd wordt), maar ook dat de ideeën van deze persoon verwerpelijk zijn (de affectieve betekeniscomponent) en dat deze persoon met rechtstatelijk middelen bestreden moet worden (de betekeniscomponent die betrekking heeft op handelen). De inhoud van die betekeniselementen staat niet vast maar is onderdeel van een semantische strijd die leidt tot betekenisverschuiving. Die betekenisverschuiving kan zowel betrekking hebben op waar de term naar verwijst, maar ook op de affectieve betekeniscomponent en tot welk handelen het woord uitnodigt. De semantische strijd wordt onder andere gevoerd door het metalinguistisch bespreken en bediscussiëren van het gebruik en de betekenis van de woorden in kwestie.
Precies dat zagen we gebeuren bij de term omvolking. Zowel de vraag waar het woord naar verwijst (een complottheorie of een demografische ontwikkeling), als de evaluatieve connotaties (vooral met betrekking Nazi-Duitsland), en de vraag of het woord geweld uitlokt, waren onderwerp van discussie in de media en onder politici zelf. In het de laatste weken veel aangehaalde voorval uit 2020 waarbij Rutte bezwaar maakte tegen het gebruik van het woord door Faber, betroffen de argumenten vooral de bron van term, waarbij Rutte op de relatie met de Duitse nazi-literatuur wees en Faber beargumenteerde dat het om een vertaling ging van de door de VN gebruikte term replacement migration. Tijdens de hoorzitting met kandidaat-bewindspersonen gaf Faber op dit punt toe. Vanwege de inderdaad bestaande connotatie met het nazisme had zij dit woord niet moeten gebruiken. Faber en eerder ook de kanditaat-minister van ontwikkelingssamenwerking Klever betoogden ook dat zij met de term omvolking niet doelden op de complottheorie volgens welke een elite doelbewust de ‘oorsponkelijke’ bevolking van het land vervangt voor niet-westerse immigranten, maar op een zorgelijke en feitelijke demografische ontwikkeling, waarmee dus de verwijzing van de term het onderwerp van discussie werd.
Bij de discussie rond de term extreemrechts zagen we min of meer hetzelfde patroon. De discussie rond het gebruik van dit woordin de tweede kamer begon met een reactie van PVV-kamerlid van Dijk op het gebruik van het woord door Volt-kamerlid Dassen, waarin van Dijk opriep voorzichtig te zijn met het gebruik van de term omdat die aanvallen op politici zou uitlokken, zoals die eerder in andere landen plaatsvonden. Hierbij werd dus ingegaan op de handelingen die met het gebruik van een term verbonden zijn. Voorzitter Bosma voerde vervolgens de connotatie, de verwijzing naar het nazisme als argument aan om de term niet te gebruiken en kwalificeerde het als een ‘nazi-vergelijking’. Dassen uitte vervolgens weer zijn verontwaardiging over deze vergelijking van de voorzitter en ook onder andere CDA-kamerlid Boswijk betoogde dat ‘dat extreemrechts niet per definitie meteen een nazivergelijking is’.
Wat de discussies over omvolking en extreemrechts daarmee ook duidelijk maken is dat er ook woorden zijn die voor de hele taalgemeenschap een negatieve (of juist positieve) connotatie hebben, en die dus een groeps- en ideologie-overstijgende symbolische functie hebben. Zulke woorden van de positieve soort worden door Girnth (in navolging van de eveneens Duitse Dieckman) Miranda (enkelvoud Mirandum) genoemd en de negatieve tegenhangers anti-Miranda. Positieve voorbeelden zijn termen als vrijheid en democratie en voorbeelden van anti-Miranda zijn dictatuur en racisme. Termen die niet zo zeer ontleend zijn aan het vocabulair van het nationaalsocialisme maar daar direct naar verwijzen, zoals nazi, lijken voor alle Nederlandse politieke partijen dus een negatieve symbolische functie te hebben, en dus anti-Miranda te zijn.
Een praktische vraag is natuurlijk hoe het best te handelen als opponenten in het debat een onwelgevallige term gebruiken. Erik van Ree betoogde op 27 juni in het NRC dat de aanvallen op woorden als omvolking en het bediscussieren van hun oorsprong getuigen van krachteloosheid en inhoudelijke leegte. Inderdaad, Faber en andere kandidaat-bewindspersonen (ook kandidaten die het woord zelf nooit in de mond namen) werd herhaaldelijk gevraagd of ze niet alleen van het woord omvolking afstand namen, maar ook van het idee, dat waar het woord voor staat. Maar juist het precieze idee waar dan afstand van genomen moest worden werd voor mij niet duidelijk uit de discussies. Faber en Klever spraken over een zorgelijke demografische ontwikkeling, maar welke demografische kenmerken betreft die ontwikkeling dan precies (enkel religieuze kenmerken of ook etnische), hoe verloopt ontwikkeling precies (getalsmatig) en wat maakt die ontwikkeling precies zo problematisch? Ook dit past bij het type woorden waar Girnth het over heeft, ze vereenvoudigen een vaak complexe werkelijkheid en lijken (vooral) de emotie van de ontvanger te beïnvloeden.
Bronnen:
Girnth, Heiko. 2015. Sprache und Sprachverwendung in der Politik: Eine Einführung in die linguistische Analyse öffentlich-politischer Kommunikation, 2nd ed. Berlin: de Gruyter Mouton
In dit iets meer toegankelijke, Engelstalige artikel worden de ideeën van (o.a.) Girnth toegepast op de (Duitse en Engelse) term populist.
Laat een reactie achter