Jac. van Ginneken (1877-1945) was een van de interessantste taalkundigen die Nederland heeft gekend – ook omdat hij niet alléén maar taalkundige was, maar actief in zo’n beetje alle aspecten van het intellectuele leven van zijn tijd, een vroege exponent van de katholieke emancipatie en iemand die deze emancipatie ook op allerlei manieren stimuleerde.
In het tijdschrift Historiographica Linguistica staat nu een interessant artikel van Els Elffers over de relatie tussen Van Ginneken en de zogeheten Signifische Beweging in de vroege jaren twintig. Die zogeheten significi waren een ontzettend interessante groep prominente intellectuelen in Nederland die samen nadachten over de relatie tussen taal en werkelijkheid – de wereldberoemde wiskundige Brouwer was er bijvoorbeeld lid van, net als de vooraanstaande schrijver Frederik van Eeden.
Elffers suggereert dat Van Ginneken misschien graag lid van die club wilde worden vanwege het intellectuele prestige dat het hem bood. Omgekeerd was het voor de significi Van Ginnekens lidmaatschap niet oninteressant, bijvoorbeeld omdat hij een snel rijzende ster was in de internationale taalwetenschap, en daarnaast als jezuïet ook nog theologische kennis in huis had.
Uiteindelijk was Van Ginneken een randfiguur in de groep, maar wel één die betrekkelijk veel invloed had, laat Elffers zien. En toen hij eenmaal hoogleraar in Nijmegen was, hield zijn betrokkenheid al snel helemaal op.
De denkers vonden elkaar in hun worstelen met de vraag hoe taal en werkelijkheid zich tot elkaar verhielden. Men kwam in die tijd uit een periode van ‘psychologisme’: met taal drukte de mens vooral het eigen denken uit. De betekenis zat daarmee in de innerlijke voorstellingen. Als ik zeg ‘de vogel hupt op straat’ druk ik iets uit over mijn eigen belevingswereld (die uiteindelijk natuurlijk door de wereld buiten mij is bepaald) en niet rechtstreeks iets over de wereld.
De uiterste consequentie van dergelijk psychologisme is dat we elkaar niet echt kunnen begrijpen. Ik druk in taal iets uit van mijn eigen belevingswereld, en jij begrijpt dat weer in je eigen belevingswereld en we hebben zelfs geen mogelijkheid om die werelden met elkaar te vergelijken.
Voor de significi was dit in eerste instantie vooral ongewenst. Zij streefden ernaar de taal dusdanig te hervormen dat deze de transparantie en psychologische onafhankelijkheid kreeg van de wiskunde. Dat was een project dat echter tot mislukken gedoemd was. Tegelijkertijd is duidelijk dat er ook voor het antipsychologisme wel degelijk iets te zeggen valt: mensen kunnen met hun woorden wel degelijk iets veranderen aan de gedachten van andere mensen. Elffers laat mooi zien hoe Van Ginneken en de significi uiteindelijk op verschillende manieren een compromis zochten tussen psychologie en antipsychologie.
Het probleem lijkt me nog steeds niet opgelost. Wat een willekeurige zin als ‘de vogel hupt op straat’ nu precies betekent, wat de relatie is met wat zich in mijn hoofd afspeelt en met wat er op een bepaald stukje aarde dat we straat noemen, daarvan weten we nog steeds bijna niets. Alleen al daarom is het de moeite waard om kennis te nemen van de gedachten erover van 100 jaar geleden.
Laat een reactie achter