Mijn Vlaamse collega’s bestellen in de zomer bij de Leidse ijssalon steevast een frisco, maar de verkoopster begrijpt dat pas als ik toelicht dat ze een ijsco met chocoladelaagje op een stokje willen. Waar komt dat verschil in woordkeus eigenlijk vandaan? En sinds wanneer eten we ijsjes?
Roomijs en ice-cream
De eerste die het woord roomijs in de mond neemt, is Petrus Weiland. In zijn Kunstwoordenboek uit 1824 verklaart hij het Franse leenwoord glace als ‘ijs; roomijs’. Dat roomijs daadwerkelijk werd gebruikt in die tijd, blijkt uit het feit dat Jacob van Lennep twee jaar later, in 1826, in zijn lange gedicht ‘De epicurische drinker’ vertelt dat een promotiediner wordt afgesloten met roomijs.
Roomijs is een vertaling van het Engelse ice-cream, dat al in 1672 werd vermeld als naam voor een bevroren dessert met melk en room, en dat vanaf 1735 stond voor een portie hiervan, een ijsje dus. De Engelse benaming ice-cream is in de Lage Landen niet als leenwoord overgenomen, maar was wel de normale naam in negentiende-eeuwse Nederlandstalige kranten uit Indonesië, Suriname, Curaçao en de Verenigde Staten, en is tot op heden het gewone Surinaams-Nederlandse woord. De Nederlandse landverhuizer Henry Hospers noemde bijvoorbeeld in 1854 in De Sheboygan Nieuwsbode als een van de pluspunten van Pella, Iowa dat er elf ‘stores’ waren, waaronder ‘eene apotheek, waar men door soda water en ice-cream kan verkwikt worden’.
Banketbakkers
Roomijs of vanille-ijs werd, zo blijkt uit een stroom krantenadvertenties vanaf 1841, verkocht door banketbakkers. In 1913 sloegen die in grote steden als Rotterdam, Den Haag en Amsterdam de handen ineen en verenigden zich in zogenaamde IJscompagnies, die ‘volkomen zuiver en hygiënisch bereid vanille- en vruchtenijs langs straat aan de huizen verkoopen’. Dergelijke compagnies werden direct met de verkorte naam IJsco aangeduid, ook wel gespeld als Ysco. Ze werden door het hele land gevestigd als afdelingen van de landelijke ‘N.V. De Nederlandsche IJsco van vereenigde banketbakkers’.
Het initiatief was een groot succes. IJsverkoopers, ijsmannen of ‘IJsco’-mannen werden betaald om IJsco-wafelen te verkopen vanuit ‘IJsco’-wagentjes: wagentjes met het opschrift IJsco. De naam IJsco werd als merknaam gedeponeerd. In de volksmond duidde ijsco zowel de compagnie als het ijsje, het wagentje en de verkoper aan. Uitgekiende reclamecampagnes boden consumenten een gratis lekkernij als ze genoeg ijswafelverpakkingen spaarden. Dat had succes: al in 1916 plaatste iemand een advertentie in de krant om IJsco-beertjes te ruilen tegen Kwatta-soldaatjes.
Vlaanderen
Dat de naam ijsco een verkorting van ijscompagnie is, niet nieuw: WNT en de etymologiebank melden het al, en Roland de Bonth besteedde er al eens eerder aandacht aan in Neerlandistiek. Omdat dergelijke ijscompagnieën niet bestonden in Vlaanderen en omdat daar frisco (niet ijsco) de normale benaming voor een ijsje is, ligt de veronderstelling voor de hand dat de ijsco-verkoop stopte bij de Nederlands-Belgische grens. Maar dat blijkt een vergissing. Vanaf ten minste 1929 wordt ijsco in Vlaamse kranten genoemd. De Standaard van 8-2-1939 drukt in ‘Het hoekje van de humor’ de onderstaande cartoon af – waarmee maar weer eens is bewezen hoe tijdgebonden humor is:
Wellicht droegen volkszangers bij aan de bekendheid van ijsco in Vlaanderen. Vanaf 1922 traden de bekende artiesten Albert de Booy en Cor Lemaire namelijk op met het lied ‘De IJsco-man’, dat dankzij de radio snel populair werd in zowel Nederland als Vlaanderen. Dat ijsco in Vlaanderen heel bekend was, blijkt uit het feit dat een Belgische roomijsfirma in 1949 koos voor de bedrijfsnaam Ysco; die naam leeft nog voort, al is het bedrijf inmiddels onderdeel van de Belgische zuivelcoöperatie Milcobel.
Frisco
Inmiddels echter is ijsco uit Vlaanderen verdwenen: het Corpus Hedendaags Nederlands geeft geen Vlaamse vindplaatsen. In plaats daarvan wordt frisco gebruikt. Wanneer en waarom heeft die vervanging van ijsco door frisco plaatsgevonden, en waar komt de naam frisco eigenlijk vandaan?
Voor zover ik kan nagaan zijn deze vragen nog nooit onderzocht. Uit de oude kranten doemt een verrassend beeld op. Het blijkt namelijk dat frisco niet in Vlaanderen maar in Nederland is ontstaan, en wel als gevolg van concurrentiestrijd op de lucratieve roomijsmarkt. Toen in 1925 een nieuwe ijsfirma in Rotterdam werd opgericht, moest de eigenaar een nieuwe naam verzinnen, omdat ijsco een gedeponeerde merknaam was. Hij kwam uit op Handel-Maatschappij Frisco, met de vrij doorzichtige vervanging van ijs door fris. Het tweede gedeelte co heeft in frisco geen betekenis: het is geen verkorting van compagnie. De firma verkocht ‘verpakt frisco-ijs’, frisco’s, ook wel choco’s genoemd, ‘zijnde een genotmiddel, omgeven door een chocoladen mantel’.
Toen de Handel-Maatschappij Frisco in 1931 de stap van verkoper naar grootschalige producent wilde maken en toestemming vroeg ‘tot het oprichten van een inrichting tot het vervaardigen van consumptie-ijs’, was de maat voor de eveneens in Rotterdam gevestigde N.V. Stoomzuivelfabriek Aurore vol. Aurore verkocht al sinds 1926 allerlei smaken roomijs, waaronder chocolade ijsco’s of choco’s, ‘reepjes roomijs met chocolade omgeven’. Aurore spande een rechtszaak aan tegen Frisco, omdat die firma het octrooi van Aurore op ‘een genotmiddel bestaande uit een kern van bevoren roomys, die geheel opgesloten is binnen een eetbaar omhulsel’ zou schenden. Omdat het octrooi echter niet specifiek sprak over een chocoladen omhulsel, bepaalde de rechter dat Frisco zijn bedrijf mocht voortzetten. Dat gebeurde kennelijk ook, want nog in 1956 stond in het Nieuw Utrechtsch dagblad een advertentie voor ‘wederverkopers’ van ‘verpakt Frisco ijs’.
In deze periode werd het wafelijs vervangen door roomijs op stokjes, typerend voor de moderne frisco: in 1951 meldde een krant dat er in Denemarken een machine was uitgevonden die automatisch roomijs in vloeibare chocolade doopte en voorzag van een stokje ‘omdat het zo handig is het ijsje aan een handvat te kunnen vasthouden.’
The plot thickens
Sinds 1925 wordt in Nederland dus frisco-ijs gegeten. In Belgische kranten duikt de naam wat later op. Vanaf 1930 adverteerde de N.V. Finial Frisko in Nederlandstalige en Franstalige kranten met Frisko of ice-cream-Frisco: ‘Eet roomijs Frisko’ (1933). In 1935 is sprake van de Frisko Yscreem-chokolade, en in 1936 ijs-chocolat Frisco. Kennelijk bestond er twijfel over de spelling Frisko of Frisco, al komt die met k het meeste voor.
Meer dan dat kan ik er niet over vinden, en of er een relatie is met de Nederlandse Handel-Maatschappij Frisco is onduidelijk, maar wel erg waarschijnlijk. Het zal toch geen toeval zijn dat twee gelijknamige firma’s zich in dezelfde periode bezighouden met de verkoop van ijs met een chocoladelaagje. Als de naam Frisco in Vlaanderen onafhankelijk van Nederland zou zijn gevormd, blijft bovendien onduidelijk waar het tweede element co vandaan komt.
Ondertussen is wel zeker dat het aan de N.V. Finial te danken is dat in Vlaanderen tegenwoordig frisco de gangbare benaming is. In Nederland is die naam ook nog lange tijd gebruikt naast ijsco: De Dikke Van Dale nam in 1950 beide woorden als ingang op, met betekenisverschil maar niet met een regionaal verschil: ijsco wordt verklaard als ‘ijswafel’ en frisco als ‘ijswafel in chocolade’. Pas in 2015 noemt de redactie van Van Dale frisco ‘Belgisch-Nederlands’. Dat is vrij laat, want al in 1987 namen Heidbuchel, Theissen en Vromans frisko op in hun AN-woordenboek voor correct taalgebruik met als Algemeen Nederlandse tegenhanger ‘ijsco of ijsje (met dun laagje chocolade)’.
Dat frisco uit Nederland verdween, zal waarschijnlijk het gevolg zijn van de concurrentie van de alomtegenwoordige ijscompagnies, die al vroeg ook chocoladen varianten produceerden. Ook ijsco lijkt momenteel onder Nederlandse jongeren te verdwijnen, in ieder geval in de Randstad (zet het even in het reactieveld als u het regionaal nog kent of hoort). Het is hoe dan ook jammer dat zowel Nederland als Vlaanderen het handige verschil tussen frisco en ijsco (met en zonder chocola) heeft opgegeven, en daarbij tot een verschillende keuze is gekomen. De kwestie doet uiteraard denken aan de bekende patat-friet-tegenstelling.
Magnum
Great minds work together. In 1946 werd in Denemarken de firma Frisko Flødeis ‘Vers Roomijs’ opgericht. Frisko was afgeleid van het Deense frisk ‘vers’; de naam was niet geïnspireerd door de Nederlandse firma Frisco. Dit Deense Frisko Flødeis werd in 1961 onderdeel van het Nederlands-Britse Unilever, waartoe ook het Belgische ijsbedrijf Ola behoorde.
De wereldberoemde Magnum ontsproot aan het brein van de directeur van het Deense Frisko, maar de uitvinding ervan staat op naam van de Vlaamse bio-ingenieur Geert Debevere, werkzaam voor Ola. In 1987 lukte het hem om samen met een Belgische chocolatier roomijs te bedekken met een laagje echte chocolade in plaats van plantaardige imitatiechocolade, zoals voorheen werd gebruikt, en de Magnum (Latijn voor ‘grote’) was een feit.
De Magnum gaat dus via Vlaanderen uiteindelijk terug op de Nederlandse frisco.
Bij wijze van toetje
Ondertussen zat ik nog met de vraag hoe consumptie-ijs vroeger eigenlijk werd gemaakt. Na enig nazoeken bleek dat hiervoor in de negentiende eeuw de zogenaamde ijsbus werd gebruikt, een woord dat ontbreekt in het WNT. Het Nieuw Nederlandsch magazijn ter verspreiding van algemeene en nuttige kundigheden uit 1847 licht toe dat de ijsbus enkele jaren eerder in Frankrijk is uitgevonden om tegemoet te komen aan de grote vraag naar kunstijs in het huishouden. Tot die tijd gebruikte men zwavelzuren of zoutzuren voor het maken van ijs, maar die waren gevaarlijk voor huishoudelijk gebruik. De ijsbus loste dat probleem op: hij bestond uit een emmer en een bus die gevuld werd met water en zouten (waarvan de samenstelling geheim was). Die bus werd enige tijd rondgeslingerd, waardoor ijsafzetting ontstond; zie de illustratie uit het tijdschrift.
De ijsbus kon niet alleen gebruikt worden om water te laten bevriezen, maar was ook geschikt voor het maken van roomijs: ‘Vult men de bus, in plaats van met zuiver water, met room, dan kan men, in plaats van zuiver ijs, allerlei roomijs verkrijgen.’ Vergelijkbare vindingen voor industrieel gebruik werden ijsmachines genoemd.
Yoïn van Spijk zegt
Dank je wel voor het interessante artikel! Ik moet eerlijk bekennen dat ik ‘frisco’ nog niet kende. Ik heb jarenlang een bijbaantje in de horeca van Nederlands grootste attractiepark gehad, en daar heb ik dagelijks heel wat keren ‘bancontact’, ‘hesp’, ‘fritten’, ‘ajuintjes’, ‘pintsje’, ‘servjetten’ en dergelijke langs horen komen, maar kennelijk waren de zuiderburen er zich van bewust dat wij ‘frisco’ niet kenden.
Om antwoord op je vraag te geven: ik (1991) ben nog opgevoed met ‘ijsco’, maar ik gebruik het niet meer, omdat ik me dan een beetje ouderwets voel. Mijn leeftijdsgenoten en zeker de generaties onder mij gebruiken naar mijn indruk alleen nog ‘ijsje’.
Nicoline van der Sijs zegt
Bedankt, Yoïn! Misschien kan Miet Ooms eens een enquête doen…
Miet Ooms zegt
Ik heb die vraag in 2018 al eens in een vragenlijst opgenomen. Ik bezorg je de kaart zodra die klaar is. Bij een eerste blik op de antwoorden is wel duidelijk dat ‘magnum’ tegenwoordig het vaakst gebruikt wordt. Sommige respondenten zeggen dat ze het alleen voor ijsjes van dat merk gebruiken, maar anderen geven aan dat het voor hen een soortnaam is, dat ze dus ook ‘magnum’ zeggen tegen ijsjes van een ander merk. Die laatste groep is groter. Ook opvallend zijn het handvol antwoorden ‘nep-magnum’, een soort overgangsvorm tussen magnum als merknaam en magnum als soortnaam.
lucdewilde zegt
Boeiend en leuk verhaal! Maar vreemd genoeg is daarin, nog in Van Dale online, het woord ”choco-ijsje” terug te vinden, terwijl dat al sinds de zestiger jaren regelmatig in een deuntje in mijn hoofd opduikt…:
De eerste kuise zoen
gekregen van een meisje
in ruil voor ’t choco-ijsje,
waarvoor ze het wel wou doen. (Boudewijn de Groot)
Nicoline van der Sijs zegt
Grappig! Het komt in de 20e eeuw niet heel vaak voor, maar wel al sinds 1937, zie ik.
lucdewilde zegt
Bedankt voor je reactie. Overigens had ik mijn tekstje weer eens beter moeten herlezen: ik bedoel natuurlijk ”noch in Van Dale online”. Maar de veertiende editie van Van Dale vermeldt het nog wel…
Maarten van der Meer zegt
Je schrijft dat “ice-cream” in de Lage Landen niet als leenwoord is overgenomen, maar in Vlaanderen is of was wel “ijskreem” in gebruik. Dit zou een onafhankelijke vorming kunnen zijn (“kreem” voor “room” was ook als zelfstandig woord in gebruik), maar lijkt toch wel verdacht veel op het Engelse woord.
Wat betreft “ijsco”:
Ik ben geboren in 1983 en opgegroeid in Den Haag. Wij zeiden “ijsje”, nooit “ijsco”. Dat laatste woord kende ik alleen uit ouderwetse jeugdboeken. “IJscoman” en “ijscowagen” gebruik ik wel.
Ik heb “ijsco”, voor zover ik me kan herinneren, maar één keer in het wild gehoord. Dat zal een jaar of tien geleden zijn geweest, uit de mond van een vriend van mij, ook uit Den Haag, die naar Makkum is verhuisd en zijn daar opgroeiende dochtertje vroeg of ze een “ijsco” wilde. Dat viel me op omdat het voor mij een archaïsch woord is en zijn taalgebruik doorgaans niet wezenlijk afweek van het mijne. Mogelijk dus in Friesland nog in gebruik?
Frank Landsbergen zegt
Erg leuk om te lezen. Ik ben, om dezelfde reden als Yoïn hierboven, gestopt met ‘ijsco’ zeggen, maar na enige introspectie blijk ik wel nog steevast ‘ijscoman’ te zeggen voor de rondrijdende ijsverkoper, dus daar blijft het woord voor mij nog wel behouden. Misschien omdat er voor ‘ijsco’ wel het alternatief ‘ijsje’ is, maar ‘ijs(jes)man’ wat vreemd blijft?
John Brouwer zegt
Toen ik ergens rond 2005 in Griekenland op vakantie was en op een terras zat, bestelde een gezin achter ons, duidelijk Groningers, een sorbet. Toen deze werd gebracht, riep de vrouw verrukt uit: ‘Wat een dikke ijsco!’. Ik weet niet of het woord ook elders met deze betekenis wordt gebruikt.
Jan Boeren zegt
Uit mijn boek ‘Ambachtelijk ijs in zeven lessen’:
‘Kostelijke kletskoekjes en andere keukenpraatjes’ over het ijscomanneke voor niks
‘Wie lust er een ijsco? Vandaag zijn ze voor niks!’ Ik hoor het het ijscomannetje uit mijn jeugd nog roepen. Hij kwam bij ons aan de deur en deelde dan gratis ijsjes uit. Wel altijd heel toevallig als mijn opa en oma op bezoek waren. Je begrijpt het: opa had het mannetje met vooruitbetaling en een genereuze fooi gestrikt om bij ons thuis wat ijsco’s af te komen leveren. Wij wisten van niets; wij noemden hem ‘het ijscomanneke voor niks’.
Bart Vandenberghe zegt
In Vlaanderen is ‘ijscrème’ een heel normaal woord, allicht niet als leenvertaling uit het Engels, maar onder Franse invloed.
Sjef Welling zegt
Leuk artikel. Wat mij opviel bij de illustratie: er wordt gesproken over “de” toestel. Heeft er in de loop der tijd een geslachtsverandering plaatsgevonden?
Hans Meijs zegt
Ik – Tilburger van 1958 – gebruik ijsco nog steeds. Ik hoor het ook nog gewoon in mijn omgeving. Hoe zuidelijker, hoe gewoner? Maar misschien leef ik in een ijscobubbel…
Herman Truwant zegt
” is, niet nieuw: WNT en de etymologiebank melden het al”: staat daar geen “is” te weinig en moet het andere ww geen dubbele ‘D’ krijgen?