In het lied ‘Ik kan ’t nie wachten’ van de Drentse groep Skik somt de zanger Daniël Lohues een reeks verplichtingen op die hij moet vervullen, maar het ontbreekt hem aan tijd om welke activiteit dan ook uit te voeren, wat in de tekst herhaaldelijk tot uiting komt in de verzuchting:
- Mar ik kan ’t nie wachten!
In het Nederlands zouden we zeggen: ‘Maar ik heb er de tijd niet voor’. Wat is er nu opmerkelijk aan deze Drentse constructie?
Wachten in het Nederlands
Het Nederlands kent de volgende betekenissen van het werkwoord wachten.
- Ergens verblijven tot er iets komt of gaat gebeuren (Ik wacht in de hal)
- In het vooruitzicht staan (Ons wacht een mooie dag)
- Ervoor op zijn hoede zijn (Wacht u voor de hond)
In de eerste zin is het werkwoord wachten intransitief gebruikt. In de tweede zin is sprake van een indirect object (belanghebbend voorwerp) in de vorm van ons. In de derde zin is wachten reflexief gebruik (zich wachten) en heeft het een voorzetselvoorwerp bij zich (voor de hond). Terug naar de Drentse zin.
Ik kanne ‘t nîet wachten
Het Nedersaksisch, waartoe het Drents behoort, heeft in tegenstelling tot het Nederlands een transitief werkwoord wachten dat gecombineerd kan worden met een direct object. De onderstaande voorbeelden komen allemaal uit het Sallandse Hellendoorns.
- Ik kanne ’t nîet wachten
- Hij kan ’t wel wachten
In dergelijke zinnen wordt de functie van direct object altijd vervuld door het (’t). Men zou daarom kunnen overwegen om dit woord als een loos lijdend voorwerp te beschouwen. Dit soort direct object is altijd het, verwijst nergens naar en is nergens door te vervangen. Vergelijk:
- Het règent d’n helen aovend
- Het spookt daor
- Ik hebbe het bärstens wärm
Echter, voor het direct object het bij het werkwoord wachten in deze enkelvoudige zinnen geldt weliswaar dat het geen andere vorm kan aannemen, maar het verwijst wel degelijk naar iets. Dat is duidelijk te maken door dergelijke zinnen een samengestelde structuur te geven door een lijdendvoorwerpszin toe te voegen, waarmee dit het een voorlopig lijdend voorwerp wordt (lijdendvoorwerpszin staat tussen haakjes):
- Ik kanne ’t nîet wachten [umme een èènde te lopen]
- Hij kan ’t wel wachten [det-e effen de bôele ópruumt]
Dit laat zien dat dit het bij wachten een gewoon direct object is.
Ik denk dat dit gebruik van het werkwoord wachten van oorsprong niet typisch Nedersaksisch is. Het Middelnederlands woordenboek (online) geeft namelijk de volgende informatie bij wachten.
Afwachten, verduren, dulden.
- Met eene ontkenning, iets niet kunnen lijden.
- In eene verzwakte bet. ergens geen tijd voor hebben, in welken zin “iets niet kunnen wachten” nog heden in oostelijke tongvallen in gebruik is.
Dit laat zien dat er in de periode van het Middelnederlands en het Middelnedersaksisch sprake was van een algemeen gebruik van deze betekenis van wachten, die in het Nieuwnederlands verloren is gegaan, maar nog steeds aanwezig is in het Nedersaksisch.
Ad Foolen zegt
‘Wachten’ is (stil-)staan. Zouden we dan ook ‘kunnen uit-staan’ en het Engelse ‘I can’t stand it’ in dit perspectief kunnen begrijpen. Geduldig staan en wachten in plaats van in beweging komen en actie ondernemen. Is dat het beeld?