De meteorologische instituten voorspelden dat 12 en 13 augustus 2024 in Nederland zwoele dagen zouden worden. De NOS wijdde daar een stukje aan en liet de termofysioloog Hein Daanen aan het woord, die uitlegde hoe het lichaam op plotselinge warmte reageert. Hij vertelde hoe die reacties een zekere loomheid tot gevolg hebben. Daarbij zei ie het volgende:
- “Warmte leidt tot een gevoel van discomfort. Als de bloedvaten opengaan, wordt het sympathische systeem minder geactiveerd. Dat systeem zorgt er normaal voor dat je energiek bent, dus bij warm weer worden we al snel ontspannen en wat trager.”
In dat citaat viel me het woord discomfort op. Uit de context is wel op te maken dat dat zoiets als ‘onbehagen’, ‘onlust’, ‘ongesteldheid’ moet betekenen, maar ik kende het niet. Daarin ben ik niet de enige. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal, het online-woordenboek van Van Dale en mijn gedrukte dikke Van Dale 12e druk komt het niet voor.
In de media duikt het woord sporadisch op, hoofdzakelijk in recente berichten. In de krantencollectie op de website De krant van toen komt het 36 keer voor, waarvan 25 keer in de afgelopen tien jaar. De oudste vindplaats is een artikel uit de Leeuwarder Courant van 24 november 1953. Daarin verwijst het naar een tijdelijk gebrek aan materieel welzijn van Nederlandse landverhuizers in Australië. Het is hier dus net als displezier en discongruentie een geconstrueerd tegenovergestelde van het grondwoord, hier comfort.
In de nog grotere krantencollectie op Delpher duikt discomfort maar liefst 276 keer op, maar nadere beschouwing leert dat het in heel veel gevallen gaat om een woord in een Engelstalige tekst. De oudste Nederlandstalige vindplaats is een artikel uit de Indische krant De locomotief van 30 mei 1888. Het beschrijft het gebrek aan luxe dat een reiziger heeft ondervonden tijdens het reizen in een prauw. Ook dit discomfort kan zonder veel bezwaar als een tegenovergestelde van comfort worden gelezen. Opvallend is dat het stuk is geschreven door “een Engelsche dame”, wat erop kan wijzen dat het een (statistisch) anglicisme vormt.
De eerstvolgende keer dat discomfort op Delpher in een Nederlandstalig stuk voorkomt, heeft het niet de tegenovergestelde betekenis van comfort. Dat is in een artikel in de Limburger Koerier van 15 december 1914, waarin wordt gewaagd van “het discomfort van aan de Duitschers te worden overgeleverd”. De betekenis “ontbreken van comfort” is er opgerekt naar een algemeen onbehagen. Opvallend is dat het opnieuw gaat om een artikel waarin invloed van andere talen dan het Nederlands vermoed mag worden, want het is overgenomen uit een Zuid-Afrikaanse krant.
In de online-krantenarchieven staat het jongste voorkomen van discomfort in een onverdachte Nederlandstalige tekst in het volgende citaat uit het Dagblad van het Noorden van 3 juni 2024:
- “Na mijn eerste enkelblessure ging het snel goed, maar de laatste keer voelde ik nog wat discomfort.”
De cursivering is niet van mij, die komt uit het oorspronkelijke artikel. Het betreft hier met grote waarschijnlijkheid een gelegenheidsontlening aan het Engels, mogelijk ook met de in die taal gangbare uitspraak met de klemtoon op de tweede lettergreep en een [t] aan het woordeinde.
In de Leeuwarder Courant van 27 maart 2018 vinden we een recent voorkomen van een in betekenis vergelijkbaar discomfort zonder cursivering. Het woord staat in een beschrijving van de problemen die vrouwen met een borstprothese ondervinden:
- “In één op de acht gevallen ging het om pijn of discomfort.”
Ook de andere voorkomens van discomfort in recente krantenartikelen hebben veelal betrekking op lichamelijk ongemak. Vrijwel elke keer dat discomfort de afgelopen jaren in een oorspronkelijk Nederlands krantenartikel voorkwam, betekende het fysiek onbehagen. Een paar keer had het betrekking op de inspanning van sportende mensen en in het Dagblad van het Noorden van 27 augustus 2016 werd termofysioloog Daanen ook al eens geïnterviewd – en ook toen gebruikte hij het woord discomfort om de onaangename gewaarwording te beschrijving die samengaat met de lichamelijke aanpassingen aan plotselinge warmte.
Die betekenis lijkt dicht tegen de eerste betekenis aan te schuren die het online-woordenboek Merriam-Webster van het Engelse woord discomfort geeft:
- “mental or physical uneasiness: distress”
Echt populair lijkt discomfort in het Nederlands nog niet te zijn, maar in elk geval sinds 1914 steekt het in de Nederlandstalige kranten af en toe de kop op in een betekenis die niet antoniem is met die van comfort, maar die in de buurt komt van een algemeen onbehagen en die zich zelfs in de richting van ‘lichamelijk onbehagen’ lijkt te specialiseren. Zowel de voortdurende nabijheid van Engelstaligen bij het vroege gebruik van discomfort als de genoemde betekenisspecialisatie lijkt op Engelse invloed te wijzen.
Peter-Arno Coppen zegt
De vraag is dan wel hoe je het uitspreekt. Als het Nederlandse ‘comfort’ met ‘dis’ ervoor, of zoals in het Engels?
Henk Wolf zegt
Hein Daanen spreekt het op z’n Nederlands uit. In deze lezing gebruikt hij het woord ook, rond 18:18: