Wegens naderend pensioen ben ik aan het opruimen geslagen. De kasten op mijn kamer aan Trans 10 zijn een opeenstapeling van opgedane kennis tijdens mijn loopbaan aan de Utrechtse universiteit. Tijdens het opruimen van de vele gekopieerde artikelen, teksten van lezingen en manuscripten die ik in de afgelopen decennia heb verzameld, kwam ik een aantal stukken tegen waar ik graag bij stil wil staan omdat ze vergeten zijn, niet de aandacht hebben gekregen of behouden die ze wel verdienen. Ze zijn of waren belangrijk voor mijn gedachtenvorming als taalkundige. Het gaat soms om zeer oude stukken, soms om stukken die marginaal lijken, maar altijd hebben ze denkprocessen in gang gezet die vormend waren. De komende tijd zal ik op Neerlandistiek een reeks artikelen bespreken. Niet op wetenschappelijke wijze, maar als persoonlijke beschouwing. Het gaat dus steeds om een persoonlijke interpretatie waarin ik mijn eigen accenten leg.
In deze tweede aflevering bespreek ik het artikel ‘De logica van het niet-standaard-Engels’ van William Labov uit 1978.
Taal en onderwijs
Het is geen nieuws dat William Labov in de zestiger jaren de sociolinguïstiek op de kaart heeft gezet met zijn baanbrekende en vernieuwende onderzoek naar variatie op Martha’s Vineyard en zijn warenhuisonderzoek. Een terrein waarop hij, ook al in de zestiger jaren, minstens zo baanbrekend was en waar veel minder aandacht voor is, is dat van de relatie tussen taal en ongelijkheid in het onderwijs.
Labov (1978) is de Nederlandse vertaling van het in 1969 verschenen “The logic of non-standard English”. Hij beschrijft en weerlegt hierin de deficiëntietheorie (‘deficit theory’) die stelde dat “taal van de lagere klasse veelal bestaat uit een soort ‘emotionele’ begeleiding van handelingen”. Deze theorie kwam voort uit op hol geslagen interpretaties van het werk van de Britse onderwijssocioloog Basil Bernstein. Hij onderscheidde ‘public’ en ‘formal’ speech, termen die later zijn vervangen door ‘restricted’ en ‘elaborate’ code.
Restricted code kenmerkt zich grofweg door sterk contextgebonden en weinig complex taalgebruik. Elaborate code is juist buiten de context goed te volgen en er wordt gebruik gemaakt van complexe taal. Door deze codes te verbinden aan sociale klassen kon verklaard worden waarom kinderen met een Afro-Amerikaanse achtergrond (die immers veelal lagere klassen vertegenwoordigden) het op school zoveel slechter deden dan kinderen uit hogere sociale klassen. De kinderen uit lage sociale klassen zouden van huis uit alleen de restricted code meekrijgen, terwijl kinderen uit hogere klassen ook met de elaborate code, noodzakelijk voor het schoolse leren, vertrouwd waren. Bereiter (1966) schreef dat vierjarige Afro-Amerikaanse kinderen communiceren met “gebaren, losse woorden en een aaneenschakeling van slecht met elkaar verbonden woorden of zinsdelen, zoals ‘me juice’ en ’me got juice’”. Dat Afro-American English, of Black English, zoals het eerder genoemd werd, een variëteit van het Engels is met eigen regels, was weliswaar niet nieuw in taalkundige kringen maar in het onderwijs werd het pas veel later onderkend en serieus genomen. Om deze ‘onvolwaardige’ manier van Engels spreken af te leren werden er compensatieprogramma’s ontwikkeld waarbij kinderen al jong, bijvoorbeeld op een voorschool, moesten leren hoe te spreken zodat er later geen achterstanden zouden ontstaan. We kunnen het ons nu nauwelijks nog voorstellen maar deze kinderen moesten bijvoorbeeld leren om alleen volledige zinnen te gebruiken, elliptische zinnen waren verboden. Op de vraag “What is this?” mocht niet geantwoord worden met “A ball”, maar alleen “This is a ball” was correct. Het gewenste effect bleef uit…[1]
Labov liet zien dat kinderen in testsituaties die ze als bedreigend ervaren niet veel meer dan het hoogst nodige zeggen, hetgeen al gauw werd geïnterpreteerd als een onvermogen om meer te zeggen maar ook een onvermogen om logisch te denken, om samenhang tussen uitingen aan te brengen en zinvolle gesprekken te voeren waarbij spreker en hoorder elkaar begrijpen, aanvullen, en op elkaar reageren. Het was immers niet af te leiden uit wat in testsituaties werd geobserveerd. Een voorbeeld hiervan is (1). CR (de interviewer) praat hier met Leon (8) en hoewel bekend was dat hij niet vies was van een vechtpartij laat hij zich niet uit zijn tent lokken, omdat hij zich niet veilig voelt. Het zou te makkelijk zijn om het gebruik van éénwoordzinnen te wijten aan een slechte taalbeheersing (Labov 1978, 123) en toch is dat precies wat wel gebeurde door aanhangers van de deficiethypothese die alleen naar de output keken zonder de sociolinguïstische situatie in ogenschouw te nemen:
(1)
CR: Well-uh-did you ever get into a fight with a guy?
(Wel, eh, heb je wel eens met een jongen gevochten?)
Leon: Nope
CR: That was bigger than you?
(Die groter was dan jij)
Leon: Nope
CR: You never been in a fight?
(Nooit gevochten)?
Leon: Nope
CR: Nobody ever pick on you?
(Niemand zat je ooit dwars?)
Leon: Nope
CR: Nobody ever hit you?
(Niemand heeft je ooit geslagen?)
Leon: Nope
CR: How come?
(hoe komt dat?)
Leon: Ah ‘on‘know
(Weet ik niet)
CR: Didn’t you ever hit somebody?
(Heb jij wel eens iemand geslagen?)
Leon: Nope
CR: (ongelovig) You never hit nobody?
Leon: Mhm.
CR: Aww, ba-a-a-be, you ain’t gonna tell me that.
(Och jongen dat wil je mij toch niet wijsmaken?)
Wanneer de testsituaties werden aangepast aan de achtergrond, interesse en het verhogen van een veilig gevoel van de kinderen, bleken de onderzochte kinderen veel meer complexe taal te gebruiken en logische samenhang te kunnen aanbrengen dan in de situaties die ze als bedreigend ervoeren, zoals geïllustreerd wordt in het volgende fragment. De situatie uit (1) is gewijzigd. CR (de interviewer) heeft nu een zak chips bij zich en verandert daarmee het interview in iets dat meer weg heeft van een ‘feestje’; Hij heeft Leons vriend, de achtjarige Gregory meegebracht; het verschil in hoogte is nu veel kleiner: omdat CR op de grond is gaan zitten is hij geen 1.88 maar nog slechts 1.07 meter lang. En dan introduceert hij ook nog eens taboewoorden en -onderwerpen, waarmee hij duidelijk maakt dat alles ongestraft kan worden gezegd, ook als er een microfoon op tafel staat (Labov 1978, 125-126):
(2)
CR: Is there anybody who says your momma drink pee?
(Zegt iemand wel eens je moeder drinkt pis?
Leon: [vlug en ademloos] Yee-ah
Greg: Yup!
Leon: And your father eat doo-doo for breakfas’!
(en je vader eet poep bij het ontbijt)
CR: Ohhh!! [lacht]
Leon: And they say your father-your father eat doo-doo for dinner!
(en ze zeggen je vader eet poep bij zijn warme prak!)
Greg: When they sound on me, I say CBS.
(Als ze vervelend tegen me zijn, zeg ik CBS.)
CR: What that mean?
(Wat betekent dat?)
Leon: Congo booger-snatch! [lacht]
(iets als smerige kidnapper uit de Congo)
Greg: Congo booger-snatcher! [lacht]
And sometimes I’ll curse with B.B.
(en soms scheld ik ze uit voor B.B.)
(…)
De aanvankelijk niet-verbale Leon neemt nu wel het woord en produceert heel wat meer dan de éénwoord-uitingen in het vorige fragment.
Dit in het Nederlands vertaalde artikel is verrassend toegankelijk en actueel. In plaats van wat Labov consequent ‘negerkinderen’ noemde (wat hij vermoedelijk nu niet meer zou doen) kunnen talloze andere kinderen worden ingevuld. Zijn pleidooi voor gelijke behandeling en waardering van de bagage die kinderen mee naar school nemen heeft sinds 1978 niet aan relevantie verloren. Het zou verplichte kost moeten zijn voor iedereen die in het onderwijs werkt.
Bron:
- William Labov (1978): De logica van het niet-standaard-Engels. In: Taalgebruik. Opstellen over taal in de maatschappij, in de opvoeding en in het onderwijs. Dolf Hartveld (red.),116-161. Baarn: Ambo. Nederlandse vertaling van:
- William Labov. (1969). The Logic of Nonstandard English. Monograph series on languages and linguistics 22. Georgetown University School of Languages and Linguistics. 42 pages.
Voetnoot:
[1] Overigens is Sesamstraat een overblijfsel van de compensatieprogramma’s van de zestiger jaren. Wie af en toe kijkt, herkent misschien de soms nog wat belerende toon, gericht op schools leren en correct spreken, die ooit de basis was van dit programma.
Freek Van de Velde zegt
Heel leuke reeks, Jacomine. Ik kijk uit naar de volgende aflevering!
Jacomine Nortier zegt
Inmiddels staat het derde stukje ook online. Over 2 weken het volgende.