‘Tussen kanselcultuur en kwezelarij.’ Zo zou ik, in een milde bui, de bijdrage willen omschrijven die Jan Uyttendaele publiceerde op Neerlandistiek. Via die site reikt hij leraren Nederlands geregeld ‘digitale leermiddelen’ aan. Ditmaal aangaande een heruitgave, begin vorig jaar, van de novelle Monsieur Hawarden.
In eerdere bijdragen behandelde Uyttendaele onder meer Lanseloet van Denemerken, Max Havelaar, Karakter en De avonden. Vlijt en trots kunnen hem niet worden ontzegd. ‘Mijn leermiddelen werden op KlasCement al 34.793 keer gebruikt en 1386 keer favoriet gemaakt. De gemiddelde score is 4,3 op 5,’ meldt hijzelf, nog steeds op Neerlandistiek. Voor de duidelijkheid: KlasCement vormt daar geen onderdeel van. KlasCement is, met inbegrip van de logge woordspeling, een onderdeel van de officiële portaalsite van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.
Uyttendaele zelf is een gepensioneerde docent van literair erfgoed en auteur van handboeken Nederlands. Toch pleit hij er in zijn bewuste bijdrage voor om twee context-artikelen in de heruitgave vooral níet te lezen, laat staan te gebruiken in de klas. Eentje daarvan handelt over een historische figuur die de Belgische auteur Filip de Pillecyn tot inspiratie diende voor zijn opmerkelijke en eertijds beroemde novelle Monsieur Hawarden. Het andere artikel handelt over auteur De Pillecyn zelf. Het was van mijn hand en draagt zacht gesteld niet de goedkeuring weg van Uyttendaele.Volgens hem zou ik te weinig hebben geschreven over De Pillecyns werk en te veel over diens verleden als cultureel en administratief nazicollaborateur. Daarenboven zou ik onnodig lang hebben uitgeweid over de Vlaamse culturele collaboratie tout court. Ik betwist beide stellingen. Con gusto.
Wie iets wil snappen van de verkrampte Vlaamse reflex als het gaat om landverraders — het woord alleen al verwekt blijkbaar nog altijd appelflauwtes — kan Uyttendaeles artikel zelf hanteren als leermiddel. Een bijkomend bewijs van wereldvreemdheid is dat Uyttendaele niet eens een woord van dank of hulde overheeft voor de Antwerpse uitgeverij Tzara, die een weinig bekende novelle uit 1935 heeft willen heruitgeven. Uyttendaele pleit er zelfs voor om die hele nieuwe uitgave niet eens te gebruiken. Geïnteresseerde onderwijzers adviseert hij integendeel om, ‘gratis’, een reeds bestaande digitale versie van de brontekst te bezigen, ook al hanteert die een inmiddels verouderde spelling.
Erg pedagogisch vind ik dat niet. En ik kan me vergissen, maar dit soort ideologische scherpslijperijen is vast niet de bestaansreden van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), een initiatief dat ik overigens toejuich.
De beide auteurs van de geëxcommuniceerde artikelen — behalve ikzelf is dat de onvolprezen Annick Lesage — drukten nochtans hun grote waardering uit. Voor zowel de brontekst als auteur De Pillecyn, die echter vanwege zijn weinig verheffende rol in WO II nog weinig wordt gelezen. Zelfs in België niet.
Ik benadruk in mijn gewraakte voorwoord dat ik dat spijtig vind. Ik betoog dat ethische oordelen de esthetische niet horen te overtroeven. Maar ook omgekeerd blijf ik de mening toegedaan dat een knap oeuvre geen bleekmiddel mag zijn voor de politieke stellingnames en het levensparcours van zijn auteur. Au contraire, het spanningsveld wordt er alleen maar interessanter op. Dat uitgerekend de latere nationaalsocialist De Pillecyn in 1935 Monsieur Hawarden schreef, maakt beide, boek én auteur, juist intrigerender.
Maakt dat mij van de weeromstuit ‘betweterig’, zoals Uyttendaele mij omschrijft? Uit de pen van een pedagogische professioneel klinkt dat als een contradictorisch en zielig verwijt. Heb ik dan, behalve veel relevante, misschien ook foute feiten aangehaald bij het schetsen van de biografische context? Uyttendaele geeft geen voorbeelden. Valt De Pillecyn dan, zoals Uyttendaele suggereert, weinig tot niets aan te wrijven? Zowel vóór, tijdens als na WO II? In dat laatste geval ook vanwege een gevangenisdagboek dat ikzelf — in tegenstelling tot Uyttendaele, gek genoeg — wél literaire waarde toedicht? Of heb ik De Pillecyns nazisympathieën misschien onvoldoende afgewogen tegen die van andere, en vaak veel ergere, Nieuwe Orde-adepten?
Dat zijn stuk voor stuk pertinente vragen, die zelf weer uitlopen op deze ene: waarom wil Uyttendaele leraren en hun leerlingen er zo hardnekkig van overtuigen dat er geen énkele context nodig is om een novelle uit 1935 te lezen? Nog wel van een auteur met die achtergrond?
Ik was niet verbaasd te ontdekken, na wat surfen, dat mijnheer Uyttendaele zichzelf behalve een ‘romantische germanist’ ook ‘een overtuigde Vlaams-nationalist’ noemt (Mededelingenblad van de Leuvense Germanisten, Jaargang 32-2019, nr. 1). Mijn reflexen, gegroeid uit decennialange ervaring, kan ik niet verhelpen, dus ik vond in die zelfomschrijving de passende verklaring.
En indien ik zo tendentieus mag worden afgeserveerd op een site voor neerlandistiek, alsook op de officiële portaalsite van uitgerekend het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, zult u me niet kwalijk nemen dat ik de betrokkene navenant van repliek dien.
Uyttendaele gedraagt zich als een trouwe misdienaar van de Vlaams-nationale kerkfabriek. Die separatistische congregatie beheert al decennialang een kathedraal die is opgetrokken uit leugens en verdraaiingen. De iconen der martelaren worden geregeld opgepoetst, voor de rest kunnen deze heiligverklaarden blijvend rekenen op het zedig stilzwijgen van de vele kosters en op stevig geretoucheerde hagiografieën van de vele kapelaans. Hun doel is zonneklaar. Nog steeds moet de vlotte samenwerking met de nazi’s, gepleegd door het leeuwendeel van de Vlaamse Beweging — de elites nog meer dan het voetvolk — worden geminimaliseerd.
Sterker: opeens moet die samenwerking volgens de meest gezongen hymne in de kathedraal wel degelijk ‘in zijn context’ worden bekeken, en vervolgens alleen nog verschoond. (‘Die mensen hadden hun redenen!’ ‘Ze bestreden alleen maar hun verdrukking door de Belgische staat!’) Andere contexten? Die worden bestreden of weggemoffeld.
Getuige het stuk van Uyttendaele.
Hijzelf leverde alleen dit als context: ‘De Pillecyns belangrijkste daad van collaboratie was het feit dat hij tijdens de Duitse bezetting directeur bij het middelbaar onderwijs was. Maar er waren toch nog veel meer leraren en directeurs, bij de post of bij de spoorwegen bijvoorbeeld, die actief bleven tijdens de bezetting? Het sociale leven moest toch zoveel mogelijk gewoon kunnen doorgaan?’
Ik stel voor dat de vele lezers en medewerkers van Neerlandistiek, en zeker de Nederlanders onder hen, toch iets grondiger kennisnemen van De Pillecyns levensloop. Mijn voorwoord in de prachtuitgave van uitgeverij Tzara is uitgebreider, laat ik het hier houden op deze notendop.
Indien iemand jarenlang een uitgesproken en vooraanstaand lid is geweest van meer dan één omvangrijke collaboratiebeweging die niet terugschrok voor ideologische, artistieke, intellectuele en ook bestuurlijke steun aan de Duitse militaire bezetter? En indien een prominent lid van zulke organisaties, De Pillecyn dus, de ‘Nederlandsche Cultuurraad’ leidde, samen met de fascistische voorman en verstokte antisemiet Jef Van de Wiele, bezieler van de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft (DeVlag)? En indien datzelfde lid meewerkte aan diverse pro-Duitse propagandabladen, soms als stichtend redacteur? En indien diezelfde De Pillecyn — niet als directeur van slechts één school, maar als directeur-generaal voor het hele middelbare onderwijs (hij was dat vanaf 1941) — akkoord ging met de segregatiemaatregel waardoor ons onderwijs Judenfrei moest worden gemaakt? Indien dat alles en nog meer: mogen we dit dan in Vlaanderen eindelijk ook eens voluit nazicollaboratie noemen? Zonder mitsen en maren en klaagzangen in de voornoemde kathedraal?
En indien iemand, nog steeds De Pillecyn, ná de oorlog zijn rechtsgang vergelijkt met tribunalen geleid door ‘negerkoningen’ en partizanen, of met militaire uitzonderingsrechtbanken zoals die nergens in Europa zouden hebben bestaan — nog zo’n leugen die tot vandaag in leven wordt gehouden door menige romantische flamingant… En indien die persoon, nog altijd De Pillecyn, zich na een gehalveerde gevangenisstraf blijft uitroepen tot een van de grootste slachtoffers en zondebokken van ‘de repressie’? Een repressie die in België geen denazificatie zou zijn geweest, maar uitsluitend een perfide wraakoperatie van het ‘belgicistische establishment’? Een establishment dat vooral ‘Vlaamsgezinden’ op de korrel zou hebben genomen, enkel en alleen omdát zij Vlaamsgezind waren?
Indien dat alles en nog veel meer: mogen we dit eindelijk ook eens betitelen als misplaatst, schokkend en wansmakelijk? Zeker in het licht van de vele echte slachtoffers van WO II?
Laat ik besluiten met een tweede oproep. Aan alle leraren Nederlands. Download het digitale leermiddel van Uyttendaele en beoordeel het op zijn merites. De gemiddelde score heet 4,3 op 5 te zijn. Maar schaf u ook de democratisch geprijsde heruitgave van uitgeverij Tzara aan. Niet alleen vanwege de juiste spelling. De bijdrage van Annick Lesage is het spannendste literaire onderzoek dat u ooit zult hebben gelezen.
Zelf vond ik het een eer dat ik door uitgever Toon Horsten gevraagd werd voor het voorwoord. Ik heb al eerder zulke inleidingen mogen schrijven. Onder andere voor Kaputt van Curzio Malaparte en voor Russische reisverslagen van Joseph Roth (Spoken in Moskou). Steeds kwamen biografische elementen daarbij ruim aan bod zonder dat ik verwijten of klachten ontving. Nu werd ik, nota bene door een pedagoog ten overstaan van zijn gelijken, gedesavoueerd omdat ik mij kweet van diezelfde taak: context leveren in kort bestek, in de hoop nieuwe lezers te werven.
Dat laatste hoop ik nog altijd te doen voor Monsieur Hawarden. Alsook voor het grootste meesterwerk van De Pillecyn, Mensen achter de dijk. Alleen al op basis van die twee titels verdient hij inderdaad een plaats in de Nederlandstalige literaire canon. Ook dat schreef ik in mijn voorwoord.
Zo zijn Uyttendaele en ik het toch over één ding eens.
Een link naar de heruitgave van Monsieur Hawarden vindt u hier.
Toch even nog verwijzen naar mijn De Pillecyn-essay op de DBNL. Ik schreef het destijds op uitnodiging van professor Emmanuel Waegemans voor het Jaarboek De Pillecyn maar het werd meteen geweigerd omdat de expliciete verwijzing naar het naziverleden van De Pillecyn afbreuk zou doen aan het huldeboek….daarna werd mijn essay afgedrukt in ZL.
Citaat: ‘Hij was ook lid van de Cultuurraad voor Vlaanderen, maar andere vooraanstaanden die daarvan lid waren zijn achteraf niet lastig gevallen, een lid van de Franse cultuurraad is na de oorlog zelfs provinciegouverneur geworden. Tenslotte was hij ook directeur van het middelbaar onderwijs tijdens de oorlog, maar die positie heeft hij juist aangewend om het verzet te helpen, vooral dan om jongeren aan gedwongen arbeidsdienst te laten ontsnappen.’ ( Zie: https://ronnydeschepper.com/2022/08/07/pol-hoste-over-filip-de-pillecyn/ ) Ik heb niemand gelijk of ongelijk gegeven, ik heb alleen gezegd dat ik durf te twijfelen. En wat de essentie van mijn artikel betreft: ‘Monsieur Hawarden’ is gepubliceerd in 1935, lang vooraleer er van bezetting of repressie sprake was. Er is geen enkel verband tussen het boek en de repressie en er was dus geen enkele reden om het in het woord vooraf zo uitvoerig over de repressie te hebben, tenzij je een verborgen agenda hebt natuurlijk. Meer heb ik er niet over te zeggen.
Beste mijnheer Uyttendaele, niemand heeft van u lessen te ontvangen in verborgen agenda’s. U raadt leraren op een pedagogische site aan om nog liever een editie in verouderde spelling te gebruiken dan om kennis te nemen van een correcte heruitgave, waarin tevens wordt gepoogd te begrijpen waarom een belangrijk auteur als De Pillecyn vandaag nog zo weinig wordt gelezen. De oorzaak daarvan ligt noch in de bezetting of ‘de repressie’ op zich, maar in De Pillecyns prominente rol in de culturele en administratieve nazi-collaboratie. U krijgt dat gewoon niet uit uw klavier en die ideologisch gestuurde lafheid noemt u ’twijfelen’. Nog potsierlijker: u probeert van De Pillecyn zowaar een verkapte verzetsman te maken, op basis van één uit zijn context gerukt citaat. Bewijzen voor die verrassende stelling heb ik nergens aangetroffen bij mijn research. Ze zijn evenmin te vinden in De Pillecyns lemma op de NEVB, de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.
Los van mijn voorwoord desavoueerde u echter ook nog eens het indrukwekkende onderzoek van Annick Lesage naar de historische figuur achter ‘Monsieur Hawarden’. Dat mag, al staat het knullig voor een onderwijzer om zoveel gedegen kennis te bestrijden — haar studie beslaat meer dan de helft van de heruitgave en gaat op geen enkel moment over WO II, alleen de zoektocht naar ‘Monsieur Hawarden’ komt aan bod. Toch serveert u ook haar bijdrage af. Als u echt zo’n hekel hebt aan verborgen agenda’s, heb dan de intellectuele eerlijkheid leraren uit te nodigen om minstens de studie van Lesage wel degelijk te lezen, en maak hun diets waarom haar onderzoek volgens u niet deugt. Met argumenten, niet met sentimenten, en niet met de weinig pedagogische bezitsdrang waarmee u alleen maar uw visie op De Pillecyn en zijn bijzondere ‘Monsieur Hawarden’ wilt doordrukken.
Ú twijfelt, zegt u? Gun de leraren tot wie u zich richt de kans dat ook te doen. Nodig ze uit, op deze site en op die van het Vlaams ministerie van Onderwijs, om de heruitgave van Tzara alsnog te lezen en dan zelf hun oordeel te vormen. Nog een prettige dag, Tom Lanoye
Beste Tom Lanoye, diegene die meent naar aanleiding van de heruitgave van een literair meesterwerk van lang vóór de Tweede Wereldoorlog lessen te moeten geven over de geschiedenis van de collaboratie en de repressie (en de rol van De Pillecyn daarin) bent u. Als u denkt dat u als historische onderzoeker het laatste woord hebt over deze onderwerpen, dan moet u daar maar een apart boek over publiceren. Ik probeer in mijn leermiddel alleen maar leerlingen te motiveren om de novelle te gaan lezen en die te analyseren, te interpreteren en te appreciëren. Dat hebt ú veel te weinig gedaan in uw woord vooraf. Door het vooral te hebben over de ‘landverrader’ en niet over het werk zelf, hebt u eigenlijk alleen het tegendeel bereikt.
In de editie van ‘Monsieur Hawarden’ op de DBNL komen slechts enkele zeldzame woorden voor, die niet meer correct gespeld zijn. Bovendien is de DBNL juist opgericht om waardevolle literaire teksten met name voor studenten gratis beschikbaar te maken. Ik begrijp niet waarom ik daar niet zou mogen naar verwijzen..
Over het onderzoek van Annick Lesage heb ik gezegd dat het ‘een schat aan nieuwe interessante gegevens’ bevat, maar dat we die tekst ‘niet nodig hebben om van de novelle als literair meesterwerk te genieten en om jongeren uit te nodigen tot de lectuur ervan als een literair-emotionele ervaring’.
Voor mij is hiermee de discussie gesloten. Alles wat ik te zeggen heb, staat in mijn artikel. Ik hoop hierna ook verder verschoond te blijven van uw verdachtmakingen. Ik ben geen kwezel, niet wereldvreemd, ik excommuniceer niemand en ik ben geen lid van een separatistische congregatie.
Hoewel hij germanist is, heeft Tom Lanoye blijkbaar nog nooit gehoord over ‘close reading’ (of ‘intrinsic reading’). Het literair werk is een zelfstandig ‘artefact’, dat los staat van de ‘extrinsieke’ omstandigheden waarin het is ontstaan, zoals de biografie van de auteur of de historische context. En zo moet het ook worden gelezen, a fortiori als het een ‘klassiek’ werk betreft. Maar de Vlaamse scribent doet net het omgekeerde. Hij gebruikt de literaire tekst als pretext om een van zijn stokpaardjes te berijden (de collaboratie dus), hoewel niets in de literaire tekst daar naar verwijst. Niet Monsieur Hawarden is belangrijk, maar Tom Lanoye. Hij wil het vooral over zichzelf hebben en ‘misbruikt’ daartoe de novelle. Wat hij doet is: ‘to steal someone’s thunder’. Dat is intellectueel oneerlijk en discrediteert hem definitief als germanist. Obstinate karakters betrekken dwangmatig hun eigen dada’s (van welke aard ook) in alles wat ze zeggen en doen. Niet het minst Lanoye. Dat is zijn goed recht. Maar wie iets van hem leest behoede zich voor zijn (niet altijd zo) ‘verborgen agenda’s’.
P.S. Tom Lanoye heeft gemeend zijn antwoord nog eens te moeten publiceren op de wesite van Apache. Zie: https://apache.be/2025/02/12/hardleerse-hymnes. Maar dit keer wel zonder link naar mijn bijdrage, zonder verwijzing naar deze discussie en zonder de lezer de kans te geven om te reageren. Dat is veelbetekend: zo behandelt T.L. dus zijn kritische lezers als hij beseft dat hij geen gelijk kan krijgen.
Correcties: website, veelbetekenend. Sorry.