Over ‘De wereld zien is jezelf leren kennen’ van Ton van ’t Hof
Het was net in de periode waarin hij zich in de wonderlijke wereld der dichters was gaan manifesteren: “Toen ik in Afghanistan arriveerde zat ik, in mijn vrije tijd, tot over mijn oren in de poëzie.” Van ’t Hof blogde over poëzie, had met Chrétien Breukers het inmiddels legendarische weblog De contrabas opgericht, even later met Breukers ook nog een succesvolle poëzie-uitgeverij – in een zeker jaar twee van de vier nominaties voor de Buddingh’-prijs, inclusief winnaar Lecompte -, en hij trok de aandacht met zijn eigen werk. Wat De wereld zien is jezelf leren kennen goed laat zien, is hoezeer het verblijf in Afghanistan voor dat eigen werk bepalend is geweest. In Afghanistan begon Van ’t Hof de poëzie te schrijven waarmee hij naam zou maken, flarfpoëzie: poëzie die een collage is van zoekresultaten. Een van de bekendste flarfgedichten kwam daar tot stand: ‘In reactie op de eis van Geert Wilders om in navolging van Mein Kampf de Koran te verbieden’. Van ’t Hof citeert het gedicht en een lange beschouwing van Jeroen Dera over wat precies de moraal is die het gedicht overdraagt. Andere, jonge literatuurwetenschappers hadden die vraag opgeworpen.
Poëzie waarbij de betekenis ontstaat door het toepassen van een procedure, verwijzingen naar de alledaagse politieke realiteit en discussies over ethiek: dat alles was nogal ongebruikelijk in de Nederlandse poëzie. Van ’t Hofs meest spraakmakende gedicht ontstond ook in Afghanistan. Het was geen flarfgedicht, berustte wel op het consequent toepassen van een procedure en werd het lange slotgedicht van de bundel ‘Aan een ster/she argued’. In 37 pagina’s beschreef Van ’t Hof alle tekst die zichtbaar aanwezig was op zijn kamer – van medicijnpotjes tot boektitels. ‘Beschreef’ is niet het goede woord: Van ’t Hof nam wat hij tegenkwam simpelweg over. Alles in ‘Kamer’ had iets confronterends, vorm en inhoud: dit was een werkelijkheid die geen lezer kende, zeker geen lezer van ‘poëzie’, en blijkbaar was dit wel een gedicht. Eén zeer vooraanstaand poëziecriticus wantrouwde de hele bliksemse boel: hoe was het in ’s hemelsnaam mogelijk dat er niets Afghaans in deze kamer te vinden was, zelfs geen plattegrond van de omgeving? Tot op de dag van vandaag moet de naam van de criticus niet in Van ’t Hofs omgeving worden genoemd. Zijn naam valt niet in ‘De wereld zien is jezelf leren kennen’, maar op pagina 169 vinden we wel een korte, veelbetekenende verwijzing naar het gedicht:
“Kamer”, dat lange, afsluitende conceptuele gedicht uit Aan een ster/ she argued, steekt zijn neus diep in mijn eenzaamheid op Kandahar Airfield. Of, algemener, onze eenzaamheid, die existentieel is.
George Oppen (1908-1984) was ruim van vóór flarf, en ook niet op de wijze van ‘Kamer’ een conceptueel dichter. Waarom werd Van ’t Hof in Afghanistan zo gegrepen door zijn werk?
De wereld zien is jezelf leren kennen kan worden besteld en gratis worden gedownload op de website van Gaia Chapbooks. Dit is het tweede deel van een leesverslag.)
Laat een reactie achter