Over De wereld zien is jezelf leren kennen van Ton van ’t Hof
Van ’t Hof begint zijn lectuur van The materials, Oppens tweede bundel, met het eerste gedicht, ervaart dat de ‘sobere maar precieze bewoordingen’ toch het een en ander te raden overlaten – ‘wie zijn die mannen in de kamer’ – en stelt vast dat het meteen al in het openingsgedicht gaat om fundamentele kwesties: ‘mens en wereld, mens ín de wereld, mens versus natuur, de gewelddadige natuur van de mens en de eeuwige cyclus van leven en dood.’ Oppen is stevig beïnvloed door het existentialisme maar veel meer dan iemand als Sartre heeft hij oog voor het sociale aspect van het bestaan: de mens is ‘talrijk’ en niet alleen een individu dat keuzes maakt. Dat is ook het hoofdthema van de bundel waarmee Oppen in 1969 definitief doorbrak: Of being numerous. Van ’t Hof vertaalt een van de gedichten uit de bundel:
7
Geobsedeerd, getroffen
Door de schipbreuk
Van het enkelvoudige
Hebben we de betekenis gekozen
Van talrijk zijn
Het geeft een goede indruk van Oppens compacte stijl die veel ruimte laat voor interpretatie. Van ‘t Hof is geneigd om het gedicht te lezen als een kritiek op de moderne maatschappij: het enkelvoudige waarvan lyrische dichters het moeten hebben, wordt door de massaliteit bedreigd.
In het vervolg van zijn dagboek, we zijn inmiddels in mei, neemt Van ‘t Hof een eerder geschreven verslag in verhaalvorm op van zijn eerste dagen in Afghanistan. Het is een relaas van bevreemding en vervreemding: ‘Hier sta ik dan, dacht ik, en zocht naar gevoelens binnenin, onzekerheden, verwachtingen, verlangens.’ In het hier en nu van het dagboek confronteert hij Oppens keuze om het fascisme te bestrijden met zijn eigen bestaan als ‘broodmilitair’. Het verblijf in Afghanistan, met de kennismaking met Oppen, en het heden gaan in elkaar over in de volgende passage:
Wat betekent poëzie nog in een wereld die in brand staat? Hoe verhoudt fictie zich tot destructie op grote schaal? Welke versvormen zijn thans nog acceptabel en welke niet meer? Deze en andere poëticale kwesties hielden George Oppen bezig bij de heropneming van zijn pen eind jaren vijftig.
De manier waarop Oppen zulke vragen probeert te beantwoorden getuigt voor Van ’t Hof van eerlijkheid, bescheidenheid, exactheid. Vooral het laatste. Het blijkt uit de poëzie, maar ook uit interviews en biografieën. In een van de interviews verwoordt Oppen wat voor hem poëzie zo belangrijk maakt: “Wat ik in een gedicht heb geprobeerd te beargumenteren; het is niet makkelijk om dit tactvol in proza te doen.” Van ’t Hofs conclusie: ‘Tactvol, fijnzinnig, gevoelig voor nuances. Kennelijk stelde poëzie Oppen beter in staat om zaken van alle kanten te bekijken.’ Het is een conclusie die hij trekt nadat hij zich eerder over Oppens keuze voor de poëzie heeft verbaasd. Waarom, bij al die grote filosofische vragen, de poëzie als middel ‘om kennis op te doen of tot inzicht te komen’? Een ander aspect, minstens zo belangrijk: antwoorden kunnen alleen persoonlijke antwoorden zijn. Oppen: ‘Je moet je eigen weg vinden en zelf denken. (…) Je moet uitgaan van je eigen percepties (…) Want daarin schuilt de enige hoop: oorspronkelijke oprechtheid.’ Van ’t Hof, tamelijk ‘numerous’ op een legerbasis meteen daarna: ‘Jezelf zijn is uniek zijn. Oppen heeft me hiervan doordrongen. Good old George.’
De wereld zien is jezelf leren kennen kan worden besteld en gratis worden gedownload op de website van Gaia Chapbooks. Dit is het eerste deel van een leesverslag.)
Laat een reactie achter