Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (23)
De bekendste Nederlandse schrijvers waren niet in Nederland geboren – Vondel, Anne Frank – of ze schreven niet in het Nederlands – Spinoza, Belle van Zuylen. Door de neiging om de Nederlandse literatuur streng af te bakenen, gaat als je niet uitkijkt het beste verloren.
De grootste Nederlandse stilist aller tijden was waarschijnlijk Desiderius Erasmus (1466-1536). Van hem is nog geen regel in het Nederlands bekend. Alles wat mensen nu zo vervelend vinden aan de elite, dat was Erasmus: moralistisch, slim, weigerachtig zich de taal van het volk eigen te maken, geneigd tot compromissen, en tot ironie.
Erasmus schreef, behalve boeken over theologie en filosofie, en natuurlijk zijn nog altijd grappige Lof der zotheit, tal van werken waaruit leerlingen beter en eleganter Latijn konden leren spreken. Dat zijn boeken als de Adagia, een verzameling van meer dan vierduizend spreekwoorden, de Colloquia, waarin modelgesprekken waren opgenomen zodat je kon leren hoe je een elegante conversatie kon voeren en De copia verborum ac rerum (Over de rijkdom in stijl en inhoud, 1512), een stijlgids over hoe je een goede stijl moest hanteren.
Dat was dus een rijke, overvloedige stijl. De talloze auteurs die de afgelopen decennia hebben geklaagd dat het in de Nederlandse ltieratuur stilistisch gezien altijd schraalhans keukenmeester is, dat iedereen een zin alleen maar goed vind als er geen woord te veel in staat, die kunnen hun hart ophalen bij Erasmus. Zoals de titel aangeeft waren er voor Erasmus twee belangrijke vormen van rijkdom in de stijl: een rijkdom van expressie, door bijvoorbeeld een zo rijk mogelijke woordenschat te laten zien, en een rijkdom van inhoud, zodat je een zaak van allerlei kanten kon benaderen.
Het hoogtepunt is een lijst waarin hij 195 manieren geeft om in het Latijn te schrijven ‘Uw brief heeft me heel blij gemaakt.’ Zo kon je dus heel lang met iemand corresponderen en iedere keer weer je vreugde uiten, telkens op een andere manier:
Tua epistola mirifice nos exhilaravit ‘Uw brief heeft ons wonderbaarlijk verblijd.’
Tuis ex litteris incredibilem cepi voluptatem ‘Uit uw correspondentie heb ik ongelooflijk veel genoegen geput.’
Non mediocrem laetitiam tua mihi scripta attulerunt ‘Uw schrijven bezorgde mij buitengewone vreugde.’
Non parum gaudiorum tuum nobis epistolium peperit ‘Uw bericht bracht ons bepaald geen geringe vreugde.’
Nihil in vita tuis litteris accidit iucundius ‘Niets in mijn leven was aangenamer dan uw correspondentie.’
Epistola tua me vehementer exhilaravit ‘Uw epistel heeft mij bijzonder opgewekt.’
Tuae litterulae non mediocriter animum meum refecerunt ‘Uw korte notities hebben mij bijzonder opgefrist.’
Summum gaudium tua scripta mihi apportarunt ‘Uw regels schonken mij het hoogste geluk.’
Tuae litterae fecerunt, ut prorsus exilirem gaudio ‘Door uw schrijven sprong ik letterlijk op van plezier.’
Quod ad me scripseris, id mihi tam iucundum fuit quam quod iucundissimum ‘Uw woorden waren mij even aangenaam als het grootste genoegen denkbaar.’
Cum tua ad me epistola perferretur, vidisses me gaudii magnitudine gestientem ‘Toen uw epistel mij bereikte, had u mij kunnen zien juichen van vreugde.’
Litteris tuis nihil adferri potuit optatius ‘Niets was mij dierbaarder dan uw boodschap.’
Non mediocrem laetitiam tua mihi scripta attulerunt ‘Uw geschriften schonken mij uitzonderlijk veel vreugde.’
Dit is mijn imperfecte poging tot vertaling, het werk zou eigenlijk een keer door een echte vertaler moeten worden uitgedrukt in het Nederlands. Ook gaf Erasmus bijna evenveel vertalingen van het al even plichtmatige zinnetje semper dum vivam tui meminero, ‘ik zal me je herinneren zolang ik leef’, waarmee je een brief kunt afsluiten.
De grote humanist maakte bovendien een schema met synoniemen van brief, mij, blij, en de andere woorden in het zinnetje, aan de hand waarvan je zelf nog heel veel andere manieren kunt afleiden om deze gemeenplaats uit te drukken. Hij observeerde hiermee een van de raadselen van de menselijke taal, en gaf er tegelijk een functie aan. Het raadsel is waarom er eigenlijk zoveel synoniemen zijn in iedere taal – dat maakt de communicatie natuurlijk alleen maar verwarrender.
De oplossing is dat je er zo voor kunt zorgen dat je publiek geboeid blijft. Bovendien wordt het zo mogelijk om boodschappen precies af te stemmen op publiek en situatie, van bondig tot uitvoerig. Ook kun je zo indruk wekken met je enorme stilistische vaardigheid – en indruk wekken is altijd een goed idee als je een ander wilt overtuigen.
Hoewel Erasmus niet veel van zijn moedertaal lijkt te hebben gehouden, zijn er wel overeenkomsten tussen zijn opvattingen van taal en de literaire cultuur van bijvoorbeeld de rederijkers. Tegelijkertijd begonnen schrijvers in de zestiende eeuw ook meer belangstelling te tonen voor minder hoogverheven taal. Al was dat in het geval van Erasmus de taal van de klassieke oudheid, ze was alledaagser dan het Kerklatijn van zijn dagen. Voor in ieder geval sommige humanisten was taalvreugde een belangrijk aspect van de renaissance.
Erasmus heeft ook een leuk boekje geschreven over tong en taal, ‘Lingua’, zowat het kleine zusje van de ‘Stultitiae Laus’. De vertaling op johnpiolon.be