Beïnvloedt je taal de manier waarop je kijkt naar de wereld? Die vraag is inmiddels een klassieker in de tak van de taalwetenschap die met de psychologie overlapt – de psycholinguïstiek.
Heel vaak gaat het daarbij om kleuren. Talen verschillen hoe ze het kleurenspectrum opdelen. Er zijn bijvoorbeeld talen die geen verschillende woorden hebben voor groen en blauw, en weer andere talen die juist verschillende termen hebben voor licht- en donkerblauw. Zien sprekers van zulke talen de wereld anders dan sprekers van groenblauwe talen? In een recent artikel in het tijdschrift Language and Cognition vatten de Amsterdamse psycholinguïsten Owen Kapelle en Monique Flecken een groot aantal onderzoeken samen.
Kleurenblind
Kleuren zijn overzichtelijk om te onderzoeken, ze zitten precies in één spectrum. Je kunt ook bijvoorbeeld onderzoeken hoe mensen zich door de ruimte bewegen, maar het is veel lastiger om daar een objectieve definitie van te geven. Het aardige is ook dat kleurennamen een heel oud probleem zijn in de taalstudie, namelijk van zo lang als mensen zich afvragen hoe Homeros erbij kwam om de Middellandse Zee wijnrood te noemen.
De alleroudste onderzoekingen nemen Kapelle en Flecken niet mee – zij richten zich op recent, experimenteel onderzoek. Daarvan blijkt er heel veel te zijn, maar het is lastig om die te vergelijken of er grotere conclusies aan te verbinden, omdat er zoveel verschillende methoden worden gebruikt. Toch is er in sommige omstandigheden wel degelijk een duidelijk effect: als mensen een stapel kleurenkaartjes krijgen met allerlei tinten van blauw en groen, en ze deze moeten sorteren, doen ze dat net een heel klein beetje sneller als hun taal die tinten doet onderscheiden. Bij tweetaligen leek het zelfs afhankelijk te zijn van de taal die ze gebruikten tijdens het experiment.
Iedereen ziet die tinten natuurlijk wel: in het plaatje hierboven kan iemand die niet kleurenblind is alle verschillende tinten herkennen, ook als ze die niet benoemen kan.
Ervaring
Maar een belangrijke factor is volgens Kapelle en Flecken ‘verbale interferentie’: als onderzoekers het taalsysteem gingen verstoren, speelde het ook geen rol meer. Hoe zet je iemands taalsysteem uit? Bijvoorbeeld door het in te zetten voor iets anders, en mensen terwijl ze kaartjes aan het sorteren zijn bijvoorbeeld voortdurend een, twee, drie te laten zeggen, of een woordenlijst zo goed mogelijk te onthouden. Je kunt in dat geval de taak nog steeds uitvoeren, maar je hebt geen last of hinder meer van je moedertaal.
In zekere zin is dit een bevestiging van de taalafhankelijkheid van waarneming. Tegelijkertijd laat het zien dat je als individu in ieder geval niet per se afhankelijk bent van je taal, dat je de wereld kennelijk ook kunt zien als je taalsysteem even voor iets anders wordt gebruikt.
De écht grote vraag bij dit alles is natuurlijk of je die kleuren ook anders ervaart als je een andere taal gebruikt, of iemand die in het Russisch denkt ook een ander gevoel heeft bij een donkerblauw vlak dan wij Nederlandstaligen. Maar daar is nog geen experimentele opzet voor gevonden.
Mood Indigo (Ellington)