Popliedjes lijken op andere soorten liedjes, maar een wezenlijk verschil is de rol van de titel. Pop is strikt commercieel en een voorwaarde voor verkoopsucces is dat een songtitel tot op de verkoopplek onthouden wordt. Een popliedje moet natuurlijk ook gewoon een goed liedje zijn, maar tegelijk is het een productpresentatie van zichzelf met de titel als productnaam. Met die dubbelrol als achtergrond kijk ik in dit stuk naar de taal van poptitels.
Poptitels en het schrijven van songs
Dat titels door de makers belangrijk gevonden worden, blijkt al uit de grote creatieve variatie ervan. Zie de verschillende voorbeelden hieronder. Liedjesschrijvers bevestigen ook in interviews dat ze er moeite voor doen. Ze vertellen bijvoorbeeld hoe ze op een bijzondere titel zijn gekomen en dat ze het lied er als het ware omheen hebben geschreven.
Ik informeerde ernaar bij Henk Pool, docent songwriting bij de popacademie van het ArtEZ Conservatorium in Enschede. Hij mailde me: ‘Jazeker! Er wordt bij ons veel aandacht besteed aan het vinden van de titel van het lied, die overigens ook vaak verbonden is met de hookline uit het refrein. We kijken onder andere naar herkenbaarheid en klank (”bekt het lekker” door bijvoorbeeld alliteraties of binnenrijm). Ook is belangrijk hoe origineel/opvallend een titel is in het woud van aanbod.’ Pool gaf meer informatie over de opleiding. Alle aspecten van een lied komen aan bod, waaronder melodie, harmonie, structuur, rijm, frasering, point of view, gebruik van metaforen en zingbaarheid van alle regels.
De studenten songwriting schrijven elke week een lied. Hun groeiende bewustzijn van stijl zal daarbij helpen. Variëren gaat gemakkelijker wanneer je duidelijk weet waarop je varieert en wat de mogelijkheden zijn.
Kort, herkenbaar, opvallend
Het belangrijkste stijlkenmerk van titels is bondigheid, zoals bij alle namen. Kortere titels kun je gemakkelijker onthouden en beter gebruiken in een zin. Poptitels zijn inderdaad bijna altijd kort en vaak een verkorting van een langere refreinregel (de hierboven genoemde ‘hookline’). In week 22 van de Sterren NL Top 25 was de gemiddelde titellengte afgerond 5,0 lettergrepen. In de gewone Top 40 was het gemiddelde 3,7 lettergrepen.
De door Pool genoemde originaliteit en herkenbaarheid strijden met elkaar. Wat herkenbaar is, spreekt aan en zit al goed in het geheugen, maar het publiek wil ook iets nieuws. Een beproefde oplossing is om een alledaagse uitdrukking bijzonder te maken, zoals bij ‘Ga dan!’ van Roxy Dekker (Julian Vahle e.a., 2025), ‘Tegen beter weten in’ van Danilo Kuiters (2025) en ‘That’ll Be the Day’ van Buddy Holly (B. Holly e.a., 1957).
Voor inspiratie en taalvondsten letten songwriters de hele dag op. Een nieuwsbericht, opgevangen gesprek, menukaart of bonbondoos kan een titel opleveren. Wanneer ze bij een spoorwegovergang stilstaan, bedenken ze of er iets te doen is met ‘als de lichten gedoofd zijn’.
Aandachttrekkende stijlen die je bij andere commerciële naamgeving ziet, worden ook voor songtitels gebruikt. Verwerking van een opvallend getal zie je bij merknaam ‘Licor 43’ en bij liedtitel ‘10.000 luchtballonnen’ (Peter Gillis, Alain Vande Putte, 2015). De woordontsporing van boektitel ‘Museumbezoeking’ (Pauline Slot, 2015) lijkt op die van liedtitel ‘Hersenschorsing’ (Def P e.a., 1997). Liedtitel ‘Als het gras twee kontjes hoog is’ (Ad Kraamer, Bob Smit, 1975) is een creatieve omschrijving, net als de boektitel ‘Voer voor psychologen’ (Harry Mulisch, 1961).
De kunst van herhaling
Herhaling is het voornaamste inprentingsmechanisme en dat zit in liedjes al van nature. Herhaling is wat een liedje een liedje maakt. Plaatsing van de titelregel in een refrein is daardoor al voldoende. Maar sterker is herhaling die ook inhoudelijk klopt. Songwriters zoeken daarvoor vaak naar iets wat met een emotie te maken heeft, want bij emoties herhalen we onszelf.
Herhaling kan ook aan het begin van regels of coupletten plaatsvinden. Deze vorm heet ‘anafoor’ en is bekend van het ‘I have a dream’ uit de speech van Martin Luther King en van het lied ‘Imagine’ (John Lennon, Yoko Ono, 1971). Nederlands voorbeelden zijn ‘Ik Wil’ van Fresku (2015) en ‘Liefde is’ van Jan Smit (J. Smit, Matthijn Buwalda, 2022). De tekstschrijver zoekt hiervoor naar woorden die aan het begin van een zin passen en bijvoorbeeld een denkbeeld aankondigen, zoals bij King, Lennon en Fresku.
De tegenhanger van de anafoor is de epifoor, herhaling aan het eind van regels of coupletten. Een oud, maar goed voorbeeld is ‘Mensch, durf te leven’ (Dirk Witte, 1917). Titels bestaan voor deze stijl bijvoorbeeld uit een conclusie of antwoord. De grootste oorwurm ermee uit de Nederlandse popgeschiedenis is ‘Je moedertje’ (vert. Ad Kraamer, Bob Smit, 1977) met een kinderkoor dat vijftien keer een gezongen vraag van Corry Konings beantwoordt met ‘Dat is toch je moedertje’. Door het onderwerp wordt het ook nog eens elk jaar op Moederdag herhaald.
Meezingers en egeltjes
De titel kan nog op andere manieren herhaald worden en vormen van herhaling kunnen worden gecombineerd. Met vijf herhalingen in het refrein en de epifoor in de coupletten komt Beatles-lied ‘Let It Be (John Lennon, Paul McCartney, 1970) op 41 herhalingen van de titel. Geen record, maar in woorden gemeten bestaat bijna de helft procent van de song uit de titel.
Een andere hypnotiserende vorm van herhaling is meezingen door het publiek. Een spectaculair voorbeeld uit het feestgenre is ‘Shirt uit en zwaaien’ van het Feestteam (tekst/idee Stan van den Dobbelsteen, DJ Maurice, 2016). Feestvierders zwepen elkaar meezingend op om de opdracht uit te voeren. Alleen al op Spotify is het nummer 25 miljoen keer gestreamd, schreef teamlid Van den Dobbelsteen me toen ik naar achtergrond vroeg. De Gouden en Platina platen hangen aan zijn muur en negen jaar na verschijnen is het lied nog steeds een reden om het Feestteam te boeken.
Stijgende spanning ontstaat door te variëren op de titelregel, zoals in ‘Fietsers’ van Joop Visser (1991). ‘Fietsers rijden geen mensen dood’ wordt in de volgende coupletten ‘Voetgangers rijden geen mensen dood’ en ‘Egeltjes rijden geen mensen dood’. Deze regels worden steeds vijf keer herhaald en er is sterk rijm op ‘hun wegspringvermogen is meestal niet groot’. Het werk van Visser is geen pop, maar bevat tientallen memorabele regels. De titelregel ‘Ik zou zo graag een neushoorn zien / … neus horen zien’ (1991) is een voorbeeld van dubbelzinnigheid als titeleffect. Je onthoudt hem na één keer luisteren.
Woordherhaling volgens het boekje
Herhaling kan ook binnen de titelregel plaatsvinden. ‘Dansen, dansen, dansen, … op de vulkaan’ van De Dijk (Huub van der Lubbe e.a., 1987) en het ‘C’est la la la la la vie’ (Claude e.a., 2025) uit onze Songfestivalinzending demonstreren dit. Bij de Dijk zijn deze herhalingen zeer betekenisvol. Ze drukken een versterkte emotie uit, ze zijn iconisch voor het aantal keer dansen en ze laten het publiek dansen.
Songwriters zullen zulke herhalingen bijna altijd toepassen zonder erbij na te denken, maar ze gebruiken alle herhalingen die ook in de handboeken voor stijlfiguren staan. Een verdere mogelijkheid is herhaling met een of meer woorden ertussen, zoals ‘Sunday Bloody Sunday’ (U2, 1983) en ‘Waarom, zeg me waarom?’ (Paul Severs, 1993). Ook dit type herhaling kan voor emotionele versterking zorgen.
Herhaling van een woord in een andere betekenis is een volgende type. Een recent voorbeeld is de titelregel ‘Oh, liefste, het liefste zou ik nu al verliefd zijn’ (Luna van Kampen e.a., 2025).
De handboeken vermelden ook het herhalen van kleinere delen dan het woord zoals voor- en achtervoegsels en woorduitgangen. Een voorbeeld is ‘Verliefd verloren’ (Koos Darwinkel, 2022).
Zeldzaam in de popmuziek is de versterkende herhaling van voegwoorden, zoals bij ‘Sex & Drugs & Rock & Roll’ (Ian Dury, Chaz Jankel, 1977) en met vol effect in de coupletten van ‘Zombie’ (Dolores O’Riordan, 1994). Belangrijker is herhaling van tussenwerpsels, zoals bij ‘O, o Den Haag’ (Harrie Jekkers, 1982) en ‘Ay ay ay het dak eraf’ (DJ Bompa & De Mens, 2015).
Het beginrijm van ‘Malle Babbe’
De klanken van taal zijn de laatste wapens uit het arsenaal van de poptitelbedenker. Zoals gezegd is zingbaarheid een factor. Henk Pool schreef me er dit over: ‘In het beste geval versterken tekst en melodie elkaar, maar als ze elkaar in de weg zitten doet dat afbreuk aan de herkenbaarheid van een song.’ Met andere woorden: een enthousiaste titelregel moet je bijvoorbeeld met energie kunnen zingen.
Eindrijm is het meest opvallende klankeffect en ook dat wordt natuurlijk ingezet om een titel opvallender te maken. Rijm dat vooruitwijst naar de titel schept groeiende verwachtingen, zoals bij het eerder genoemde ‘Mensch, durf te leven’. In de popmuziek hoeft rijm niet zuiver te zijn, maar hoe zuiverder het rijm, hoe sterker het effect. Rijm binnen de titel komt niet veel voor, maar ‘Van chic naar freak’ (Bart Keizers e.a.., 2025) is een voorbeeld. ‘There’s No Business Like Show Business’ (Irving Berlin, 1946) klinkt door het rijm als een spreekwoord en dat is het ook geworden.
Subtielere effecten binnen de titel zijn beginrijm en andere herhalingen van klinkers en medeklinkers, zoals bij ‘Morgen Misschien’ (Bert Hermelink, 1983) en de ultieme meezinger ‘Malle Babbe’ (Boudewijn de Groot, Lennaert Nijgh, 1970).
Er zijn nóg subtieler effecten. Bij ‘Malle Babbe’ beginnen de twee titelwoorden met een met de lippen gevormde klank. Dat is dus ook een soort beginrijm. Beide beginklanken kunnen bovendien zingend goed met kracht worden gearticuleerd. De ‘m’ kan daarbij even worden vastgehouden, terwijl de b’ met een soort explosie van de adem wordt gevormd. In opnames van het lied door Adéle Bloemendaal en Rob de Nijs wordt dit effect duidelijk benut met eerst een vertraging en dan een ontlading. Met alternatieven als ‘Felle Bella’, ‘Dolle Molly’ of ‘Zotte Lotte’ lukt dat iets minder goed.
Laat een reactie achter