Het onlangs verschenen Dagboek 1968 (De Bezige Bij) van Jan Wolkers brengt behalve de geëngageerde en gedreven schrijver en beeldend kunstenaar, vooral de seksbeluste oermens die hij ook is in beeld. Bijna dagelijks worden de standjes beschreven, het neuken en klaarkomen. Het jaar speelt zich af tegen het decor van demonstraties tegen de Vietnam-oorlog, Jazz-optredens, voetbalwedstrijden, wielrennen, de moord op Martin Luther King en Robert Kennedy en de inval op 12 augustus van de Russen in Tsjecho-Slowakije. Een uitgelicht tijdsbeeld.
Al op de eerste bladzijde van het dagboek komt Horrible Tango (1967) ter sprake. Herlezing van de roman levert raakvlakken van de hoofdpersoon op met de schrijver van het dagboek. ‘Ik bel Kees Fens op over de slechte kritiek die hij over Horrible Tango geschreven heeft,’ noteert Wolkers. ‘Hij geeft me op bijna alle punten gelijk.’ Je hoort de 42 jarige Wolkers oreren en je ziet Fens met toegeknepen ogen luisteren, beamen, zich ondertussen bewust van zijn, Fens’ gelijk. Wolkers kan schrijven, maar de roman over de sabel, de dode broer, het Hongaarse meisje Dodie, de ‘neger’ (‘een schaduw van een mens’) en de gewelddadige droomscènes, waaiert uit in warrige fantasiebeelden.
Messcherp
Interessant zijn de overeenkomsten van de hoofdpersoon in HT en Wolkers uit het dagboek. Het decor is Amsterdam en omgeving, waaronder de Bosbaan, waar Wolkers elke vogel en elk plantje bij naam kan noemen. Naast de fascinatie voor ‘negers’ (en Jazz) en de obsessie met neuken en de fantasieën over een triootje, zijn er zowel in het dagboek als in HT de sterke observaties en, typerend voor Wolkers, de rake beeldspraak.
Het is na het conflict van Marcel Möring met De Bezige Bij over censuur in zijn roman Mordechai en diens overstap naar uitgeverij Prometheus opmerkelijk, dat het woord ‘neger’ in het dagboek van Wolkers is blijven staan. Het woord komt er talloze malen in voor. Ongecensureerd. Evenals in Horrible Tango. Maar dat herlas ik in Het vroege werk, uit 2000. Alweer een andere tijd dan nu. Möring zei vorig jaar over zijn vertrek bij De Bij: ‘In het manuscript dat ik besprak met mijn redacteur komt het woord ‘neger’ voor en mij werd gevraagd om een ander woord te gebruiken. Dat leek me niet juist binnen de historische context van die passage die speelt in 1967. Bovendien reageert mijn hoofdpersoon juist op die racistische uiting.’
Terug naar de beeldspraak van Wolkers. Ik herinnerde me in HT het treffende beeld van de ‘neger’, slapend op het luchtbed: ‘Zijn bovenlichaam stak uit de slaapzak. Een exotische bloemkelk die zijn zwarte stamper als een giftige tong naar buiten steekt.’ Hij werkt in een papierfabriek op de zandvlakte achter het industrieterrein in Diemen. De hoofdpersoon komt de zwarte man uit Guadalupe van zijn werk halen: ‘Ik vroeg of hij prettig gewerkt had. Hij knikte en lachte. Zo ziet sneeuw er ongeveer uit, zei ik. Ik wees hem op heuveltjes van stroken papier die wit gebleekt waren. Bultig. Ondergesneeuwde bizons.’ De beeldspraak is soms achteloos, vanzelfsprekend en daarom juist goed. De hoofdpersoon ligt met Dodie op de zandvlakte: ‘Het klapperen van het doorzichtige plastic in de wind. Soms werden er slierten meegerukt alsof de aarde vervelde. Ik lag met mijn hoofd buiten het windscherm. Ik hoorde het zand erlangs schuren met een messcherp geluid.’ Ook de lezer hoort de scherpe gesel van zand.
Intiemste bladzijden
In het dagboek, op de eerste bladzijde, op 1 januari 1968, kijkt Wolkers vanaf het balkon uit op het sportveld. Het heeft gesneeuwd: ‘Een paar honden rennen als wolven heen en weer. Vliegen sneeuwballen achterna. Tegen het houten schot staat een jongetje met zijn rug naar een vriendje, die [toen al ‘die’ als de moderne spreektaalversie van het grammaticale ‘dat’, NK] als een messenwerper sneeuwballen naar hem gooit.’ Een mooi associatief beeld. Het is zijn manier van kijken, en schrijven, of het nu een dagboek is, een verhaal, of roman.

Wat de functie van het dagboek voor Wolkers was, wordt uit dit deel niet duidelijk. Misschien als reflectie, rustpunt en geheugensteun in zijn turbulente leven. Op bladzijde 13 schrijft hij: ‘Kijken agenda 1967. Ontdekken hoe Horrible Tango al was voorbereid.’ Achteraf dus. Op diezelfde bladzijde meldt hij: ‘Kijk laatjes na op zoek naar materiaal voor Turks Fruit.’ Zijn volgende boek, dat in 1969 zou verschijnen. Er zijn in het dagboek van 1968 wel enkele subtiele verwijzingen naar een hersenoperatie van een kind, maar het werkelijke schrijfproces van Turks Fruit vindt buiten dit dagboek plaats. Het dagboek is vooral een opsomming van ontmoetingen, afspraken, opdrachten voor beeldend werk, protestborden ontwerpen, bioscoop- en theaterbezoek, jazz-optredens, voetbalwedstrijden, de Tour de France (gewonnen door Jan Janssen), de zorgen voor zijn kinderen Jeroen en Eric en natuurlijk de onstuimige relatie met Karina, met, vooral in de zomermaanden, heel veel neuken en klaarkomen. Dat laatste raakt op de achtergrond als er zich problemen aandienen bij de thuiswonende zoon Eric die geld steelt voor drugs. Dan begint Wolkers echt te schrijven, met dialogen. Het zijn de intiemste bladzijden van het dagboek.
Jan Wolkers Dagboek 1968, Uitgeverij De Bezige Bij. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter