Het gebeurt nog steeds: ik wil iets lezen omdat de kop boven een artikel in de krant mijn aandacht trekt. Nu was het een bericht dat meldde dat men in Iran bezig is het houden, het vervoeren en/of het uitlaten van honden aan regels te binden en zelfs te verbieden; dat laatste lijkt het doel. Autocraten hebben immers idiote trekjes. Nu dit weer. Gevolg? Iraanse burgers met een gezonde afstand tot de malle mores van de denkpolitie gaan juist honden aanschaffen, vervoeren en uitlaten in de openbare ruimte.
Maar voor ik het artikel ten einde had gelezen, was mijn aandacht al weggedwarreld naar een prikkelende formulering in het bericht in de digitale Volkskrant (d.d. 9 juni 2025). Ik citeer:
Ik denk dat ik zelf de formulering ‘steeds vaker’ heel vaak gebruik in gesprekken en monologen, dus zo gek is die in wezen misschien niet, maar ermee geconfronteerd op schrift struikelt mijn lezend oog er wel over als iemand anders er gebruik van maakt.
Er zitten twee haakjes aan de formulering in mijn optiek (neem me de pijnlijke beeldspraak niet kwalijk). In de eerste plaats lijkt er in de frase de suggestie te zitten van een oneindige acceleratie, iets wat in weinig tot geen tijd tot een fysieke onmogelijkheid moet leiden. Je kunt iets morgen tweemaal doen, en dat is dan vaker dan vandaag eenmaal, en vervolgens kan je het overmorgen driemaal doen, wat weer vaker is dan de dag ervoor, en daarna viermaal en zo verder, maar hoeveel verder dat kan gaan, lijkt me gebonden aan een grens, om niet te zeggen: eindpunt. Op één dag kan je een hond bijvoorbeeld maximaal 96 keer een kwartier uitlaten. Meer kwartieren zitten er nu eenmaal niet in een etmaal, en een hond korter dan een kwartier uitlaten is volkomen onzinnig, zeker als je, zoals ik, multatuliaans op drie-hoog-achter woont. Ik laat het aan een rekenkundig begaafder iemand over om uit te vogelen hoelang je bezig bent om een hond elke dag een kwartier meer uit te laten dan de dag ervoor, maar mijn intuïtie zegt: het is een beperkte reeks. Kortom: ‘steeds vaker’ is een onmogelijkheid, zodra die grens is bereikt. En daarom vind ik het een beetje een onzinnige formulering.
In de tweede plaats denk ik dat er in Iran waarschijnlijk maar heel weinig mensen zijn die daadwerkelijk zelfs maar basaal ‘vaak’ een hond kopen, zelfs in het huidige kynokataklyptische tijdsgewricht. Ook daar moet een fysieke grens aan zijn, al was het maar omdat je (veel) geld (over) moet hebben om steeds weer een hond erbij te kunnen kopen, en om steeds meer honden te voeren en, inderdaad, om die steeds talrijker wordende hondenschare ook nog eens steeds vaker per etmaal uit te laten; met zestien honden haal je de 96 keer per dag echt niet, zelfs niet als je al die beesten hebt geleerd strikt synchroon te poepen en de burgerplicht verzaakt om de shit achter al die hondenaarzen op te ruimen. Iraniërs zijn in onze ogen misschien een mythisch volk, maar zo verheven lijkt me bovenmenselijk.
Ik begrijp ook wel dat de journalist van dienst een en ander niet zo letterlijk, maar heel anders bedoeld heeft. Ik denk en hoop dat de verslaggever heeft willen zeggen dat meer (vooral jonge en rijke) Iraniërs de laatste tijd een hond kopen dan in de tijd voordat de hondenrestricties van hogerhand van kracht werden. Of er ook ‘steeds’ meer hondeneigenaren bijkomen, kan ik van hier uit niet overzien, maar op een gegeven moment moet de voorraad jonge en rijke Iraniërs (financieel en anderszins) uitgeput zijn. Dat laat zich raden, hoe duur hier de olie ook wordt.
Een grappige (pas op, dit wordt een lange zin) bijkomstigheid, zo dacht ik na een blik in het WNT, is dat een betekenis van – en synoniem voor – ‘vaak’, voor zover ik weet, niet de mogelijkheid biedt er een vergelijkbare, tot vreemde, fictieve of imaginaire (wan)toestanden leidende formulering mee te maken. Immers: ‘dikwijls’ kent, bij mijn weten (en de gratis online Van Dale ondersteunt dat), geen vergrotende trap. We weten nu wellicht waarom.
Rest de vraag: waaraan dankt ‘vaak’ de mogelijkheid tot vorming van de vergrotende, en zelfs ook de overtreffende trap, terwijl er geen ‘dikwijlzer’ en ‘dikwijlst’ is, noch ‘dikkerwijls’ en ‘dikstwijls’?
Een deel van deze analyse lijkt ervan uit te gaan dat je de zin moet lezen met een klein bereik van ‘steeds vaker’, iets als: ‘Er zijn Iraniërs waarvoor steeds vaker geldt dat ze een hond kopen.’ Maar bedoeld is natuurlijk: ‘Het komt steeds vaker voor dat er Iraniërs zijn die een hond kopen’.
Dat er fysieke grenzen zitten aan bepaalde concrete toepassingen van ‘vaker’ is op zichzelf niet heel bijzonder. Dat heb je met vrij veel adjectieven. Aan ‘kleiner’ zit bijvoorbeeld ook een fysieke grens. Overigens is die grens in de wijd-bereiklezing veel minder strikt: er kunnen in principe tot in het oneindige Iraniërs bijkomen die honden kopen, al zal op den duur het land vol zijn of het einde der tijden zijn aangebroken,
Bij je slotopmerkingen dacht ik in het Valkenswaards: “ge moest dikker in de Verdam kijken”, en greep naar de Verdam:
“Dicke, decke, dick, dic, ducke, disc, dicken(t),
bijw. Dikwijls; also (alse) d. als, zoo dikwijls als;
dicker(e), vaker; dicste, dicst, decste, meestal.”
(p. 137)