
We staan in de tuin van de moeder van mijn schoonbroer, ergens in de velden rond Saint-Malo. Ze maakt Bretoense galettes voor ons op een echte pannenkoekenplaat. ‘Ons’, dat is vanavond mijn schoonbroer, zijn twee zussen en partners en kind, zijn vrouw (mijn zus dus), hun kinderen, mijn kinderen, mijn man en ik, mijn moeder en haar partner, en natuurlijk de vrouw des huizes zelf en partner. Een gemengd en ad hoc gezelschap. Iets te veel mensen voor een iets te kleine oppervlakte, met enige gedeelde geschiedenis maar vooral nog veel te verkennen terrein.
Er is veel warmte en goeie wil om die terreinverkenning te plegen, maar er is evenwel slechts beperkte overlap in de aanwezige talig repertoires. In het aanbod van de volwassenen: twee strikt eentalige Franstaligen, twee Franstaligen met wat Engels, een Italiaans-Franse tweetalige met een vleugje Engels en een paar woorden Nederlands, een Frans-Nederlandse tweetalige, een viertalige Nederlands-Frans-Spaans-Engels, een bende Nederlandstaligen met goed Engels en het typisch Vlaams mondje Frans. De zes aanwezige kinderen onder de veertien zijn een beetje de doorsnede daarvan, met enkelen die niet meer dan hun eerste uurtjes Frans op school achter de rug hebben (‘Je suis Willem’), of nog nooit Nederlands van nabij zagen.
Repertoires
De familiegelijkenisstructuur van de individuele talige repertoires, met ‘minimale kennis Frans’ in de kern, maakt het een avond vol trage communicatie, met aftoetsen en bijsturen, handgebaren en vergoelijkende glimlachjes, en bijspringende vertalers waar nodig. Het deed me denken aan de basisprincipes van lingua franca-communicatie die Firth ettelijke jaren terug de wereld instuurde: let it pass en make it normal. Genusfouten (er waren er véél!) werden vrolijk genegeerd, behalve wanneer ze voor de Franstaligen zelf tot onderwerp van (nep)discussie leidden. Is het wel echt ‘une assiette’, of lijkt dat maar zo door de vermaledijde liaison? Halve zinnen werden in gedachten aangevuld, en woorden werden aangereikt waar ze niet opdoken. De televisie voor de dochter werd aangezet door te vragen hem vooral niet uit te zetten – ‘comment on dit ça, ne pas éteindre’ – onmogelijk nu te bedenken waarom het woord allumer niet gewoon opdook. De kinderen leerden elkaar nieuwe woorden, maakten spelregels duidelijk met mimiek en wezen met alle beschikbare ledematen de juiste richting aan. In een razend tempo werd ‘Je suis Willem’ ook ‘Paolo, tu veux jouer’?
Na de galettes volgden nog crêpes met caramel au beurre salé (hemels!) en doken we de auto in, terug naar onze tijdelijke stal. Dat het zo’n avond was met een vleugje magie, vonden we samen. Waarop De Echtgenoot zich hardop afvroeg hoe de avond zou zijn verlopen als we allemaal een oortje inhadden dat live via artificiële intelligentie onze input vertaalde. Iedereen in z’n eigen thuistaal (of een van z’n thuistalen), en AI doet de rest. Efficiënter zou dat zijn, doelgerichter en zo inhoudelijk rijker. Toch lijkt het ons dat net dat vleugje magie misschien zo wel zou sneuvelen. Het zijn net alle menselijke inspanningen die de warmte over de Bretoense avond strooiden. Van de zorg waarmee het beslag werd uitgestreken over de pannenkoekenplaat, over de liefde waarmee un assiette vergoelijkend tot grammaticaal correct werd gebombardeerd, tot de blikken van verstandhouding die gesprekken emotioneel mooi afrondden die inhoudelijk voortijdig aan hun grens waren gekomen door te gebrekkige repertoires.
Hoera voor de meertaligheid, ook in zijn meest knullige vorm.
Diligente Eline Zenner,
Genoten heb ik van Uw mediterrane tuinfestijn. Chapeau bas!
Zo heb ik in Frankrijk eens het woord ‘douceté’ (fonetisch getikt) gebruikt, mondeling. Ik had het natuurlijk afgeleid van ‘doux’. Het bleek niet te bestaan, zo vertelde een Française (een Bretonse die ook Bretonse crêpes maakte op zo’n knie-hoge Bretonse gesmede ijzeren zwarte pannenkoekenplaat) mij, die dat niet alleen een gemis vond, maar ze vond het ook een prachtig neologisme. Ik kon het, volgens haar althans, niet vaak genoeg gebruiken. En ze had nota bene taalkunde & rechten gestudeerd, in Nantes, waar de opstand van de ‘soixantehuitards’ ooit is begonnen (omdat studentes daar geen mannelijke studenten mochten ontvangen in hun studentenflats… daartegen begon het studentenverzet indertijd).
Enfin, het woord ‘experiment’ bestaat evenmin in het Frans. Frits Zernike, fysicus & Nobelprijswinnaar, ‘de beste experimentator onder de theoretici, en de best theoreticus onder experimentatoren’, gebruikte het nota bene in de titel van zijn Franstalige proefschrift. Ook een ‘beau cas’ van een ‘rake misser’. Er had ‘experience’ moeten staan, wat daarnaast ook nog ‘ervaring’ betekent.
En ooit wilde ik in Frankrijk iemand complimenteren voor haar dienstbetoon door haar te bedanken voor haar ‘servitude’. Helaas, edoch, bleek dat ‘slaafsheid’ te betekenen. Dat viel echt totaal verkeerd.
En zo kwam Van Agt, als premier, eens te laat in Parijs aan, omdat het vliegtuigje, waarin hij was vertrokken door de bliksem was getroffen en was teruggevlogen, en was vervangen door een ander vliegtuigje. Bij aankomst bij zijn gastheer, de president van Frankrijk, verontschuldigde hij zich door een ‘coup de foudre’ onderweg. In het Frans betekent dat ‘op slag verliefd’. De o zo vrome Dries van Agt heb ik dat eens smakelijk horen vertellen, in een documentaire over hem geloof ik.
Erratum: door een ‘coup de foudre’ onderweg -> voor een ‘coup de foudre’ onderweg.
Genoten heb ik van Uw mediterrane tuinfestijn¿ Saint-Malo! Ze maakt Bretoense galettes! Kenmerkend, maar wel ver van de Midellanse Zee. Toch is deze verschrijving niet zo vreemd. Ik heb ooit gedacht dat ‘artisjok’ met kunst te maken had.
Jaaa wat een mooie knulligheid. Ik hou er van. De communicatie gaat ook meteen over meerdere schijven tegelijk, de boodschap zelf en het al dan niet begrijpen van de boodschap.
Saint-Malo, ik ben er nota bene meerdere keren geweest, oplettende Robert, heb ik helaas, edoch, verward met Saint-Tropez vermoed ik. On se trompe. Een artisjok heeft trouwens wel degelijk met kunst te maken: Als u de haren ervan van de gare vurrukkulukku bodem trekt, ziet U op die bodem een magnifiek patroon, dat door stratenmakers ‘rosa’ wordt genoemd en ook heden ten dage gebruikt.. En voorbeeld van bionica. Biomimetica heet dat nu. Een kunstig voorbeeld van ‘spieken in de natuur’. Zo heette een AO uit de vijftiger of zestiger jaren.
Dankjewel voor het archaïsch antwoord, met een nog springlevende zomerkuif. Jazeker ken ik de artisjok van buiten en van binnen. De laatste keer heerlijke artisjok gegeten in Cadiz Zuid-Spanje, jonge artisjok gesmoord in goede olijfolie. Met steel en al. Niet uitgekleed. Maar Artisjok als kunstuiting blijkt ook bestaan te hebben en als kunstbeweging. In het mergellannd, aan de rand van wijnveldjes, niet ver van de puist van Maastricht, de tepel van fort st. Pieter 1961. Zie hier: blz II
https://bureaudoove.com/wp-content/uploads/2020/06/tekst.pdf