Johan Koppenol, die gisteren afscheid nam als hoogleraar oudere Nederlands letterkunde van de Vrije Universiteit, was samen met Matthias Hüning aan het begin van deze eeuw een van de oprichters van neerlandistiek.nl. Dat was een visionaire daad waarvan het belang volgens mij te weinig onderkend werd.
neerlandistiek.nl – dat we tegenwoordig liever aanduiden met een hoofdletter en zonder .nl – was in de begindagen iets heel anders dan het informele tijdschrift dat het nu is (de archieven van het oude wetenschappelijke tijdschrift zijn nog steeds wel via neerlandistiek.nl te raadplegen). De ambitie was, begin 2001, om een wetenschappelijk tijdschrift op te zetten dat het hele vakgebied zou omvatten: taalkunde, letterkunde en taalbeheersing. Een paar jaar eerder waren algemene tijdschriften zoals Spektator en De nieuwe taalgids verdwenen, om plaats te maken voor de gespecialseerde tijdschriften Nederlandse taalkunde, Nederlandse letterkunde en Tijdschrift voor taalbeheersing. Hüning en Koppenol vonden dat onwenselijk: het vak zou zo uit elkaar drijven.
Naïef
De historisch taalkundige en de historisch letterkundigen stelden daarom een redactie samen waarin indertijd nog betrekkelijk jonge wetenschappers kwamen: een modern letterkundige, Thomas Vaessens, een taalbeheerser, Bregje Holleman, en een modern taalkundige, Marc van Oostendorp. Samen bestreken we inderdaad een ruim decennium lang dat hele vakgebied.
Er viel nog van alles te overwinnen. Heel veel collega’s gaven nog de voorkeur aan publicatie op papier: dat beschouwde men als houdbaarder en gemakkelijker te raadplegen. De redactie was bovendien nog jong en werd daarom door sommigen als een ‘AiO-redactie’ gezien (AiO was toen het woord voor promovendus). Bovendien was neerlandistiek.nl vanaf het begin ‘peer reviewed’, iets wat met name in de letterkunde nog heel ongebruikelijk was en waar mensen zich ongemakkelijk bij voelden. Sterker nog, de redactie experimenteerde soms met vormen van peer review die nog steeds ongebruikelijk zijn, zoals open peer review, waarbij de reviews bij het artikel worden afgedrukt.
Het tijdschrift was ook nog eens, zoals we dat nu noemen, diamond open access: lezers hoefden geen abonnement te betalen om te kunnen lezen, en van het idee dat de auteurs daarom duizenden euro’s zouden moeten neerleggen om het mogelijk te maken om het aangeleverde manuscript om te zetten in een pdf (zoals nu gebruikelijk is in allerlei vakgebieden) had nog niemand gehoord. “De kosten van een elektronisch zijn betrekkelijk gering, neerlandistiek.nl kan zelfs gratis worden verspreid”, schreef de redactie. Dat klinkt nu naïef, maar ik weet eigenlijk nog steeds niet waarom elektronische tijdschriften niet gratis zijn.
Vooruitstrevend
In sommige opzichten was de redactie zelfs onze huidige tijd nog vooruit. Hoewel heel veel tijdschriften elektronisch zijn, zien artikelen er nog altijd zo uit alsof ze op papier worden gedrukt. “De gelaagde, multi-mediale tekststructuur van een elektronische publicatie maakt (…) mogelijk”, schreef de redactie, “dat ruwe onderzoeksgegevens voor de lezer raadpleegbaar zijn; dat er met behulp van links een beter inzicht gegeven kan worden in de geraadpleegde bronnen; dat er video- of klankvoorbeelden in een bijdrage kunnen worden opgenomen, etcetera.” Dat kwam in de jaren dat neerlandistiek.nl bestond nooit echt van de grond, en is nog steeds geen usance in de meeste tijdschriften.
Het was een goed plan, en het werkte de eerste jaren ook goed. Het enige echte feilen was denk ik achteraf dat de redactie niet snel genoeg vernieuwde. Het was een blad dat gemaakt werd door jonge onderzoekers, maar toen die jonge onderzoekers eenmaal hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde of zoiets waren, hadden nieuwe jonge onderzoekers het moeten overnemen.
Neerlandistiek.nl was met dit alles heel vooruitstrevend, het liep niet alleen in de Neerlandistiek voorop. Ik hoop nog steeds dat er weer eens een Johan Koppenol opstaat en dat er weer zo’n tijdschrift komt.
Laat een reactie achter