Een onderzoek naar herkomst en betekenis van Nederlands klinkende Khoisan namen
Kennis van de herkomst en betekenis van familienamen draagt bij aan identiteitsvinding, een actueel onderwerp bij de Khoisan bevolking in Zuid-Afrika.
Barends en Koopman, Wildschut en Bootsman. Zomaar een paar Nederlandse achternamen die ook in Zuid-Afrika voorkomen. Ze zijn daar ontstaan of terechtgekomen in de jaren 1652-1795, toen Kaap de Goede Hoop een wingewest was van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De herkomst van Nederlands klinkende namen is grofweg in te delen in een aantal groepen: Omdat maar weinig VOC-dienaren moeite deden iets van de taal van de inheemse bevolking te leren, kregen hun leiders Nederlandse of Nederlands klinkende namen toebedeeld. Soms neutraal, zoals de hierboven vermelde Bootsman en Wildschut, maar soms ook niet. Zo zijn Bochel, Dikkop en Labberlot alle drie mogelijk waarheidsgetrouwe, maar niet bepaald complimenteuze voorbeelden.

Een tweede groep wordt gevormd door Khoisan groepen die handel dreven met de kolonie, waar Nederlands de handelstaal was. Deze clans namen naast hun inheemse naam ook een Nederlandse naam aan, die later familienaam werd. Voorbeelden zijn onder meer de ?Xani?’ais (Papieren) en de //Ũte//’ais (Springbokken).
De zendelingen die vanaf 1800 op Duitse en Engelse zendingsposten verbleven, hielden nauwkeurig bij wie ze trouwden en doopten. Uit hun registers blijkt dat een aanzienlijk aantal weggelopen slaven zich destijds al bij de Khoisan had aangesloten; familienamen als Titus, Nero, January en Moses wijzen daarop.
Naar schatting werden zo’n 60.000 slaven uit Afrika en Azië door de VOC naar de Kaapkolonie verscheept. Tijdens het Herdenkingsjaar Slavernijverleden (1 juli 2023 – 21 juli 2024), stond Nederland stil bij de rol die het gespeeld had in de internationale slavenhandel. De aandacht richtte zich echter vrijwel uitsluitend op de trans-Atlantische slavenhandel tussen Afrika en Amerika. Het feit dat slavernij ook een belangrijke rol speelde ten tijde van het VOC-bewind over de Kaap bleef ten onrechte veelal buiten beeld.
Gedeeld cultureel erfgoed
De geschiedenis van de slavernij in Zuid-Afrika kan niet los worden gezien van die van de Khoisan. Zoals gezegd werden uit de Kaapkolonie ontsnapte slaven vaak opgenomen in verschillende Khoisan groepen. Zo was de stamvader van de Griekwas bijvoorbeeld een jong (slaaf) die rond het jaar 1710 van sijn meester gefugeert was. Het koloniale verleden klinkt nog altijd door in het heden. De contacten tussen Nederlanders en Khoisan hebben een vrijwel vergeten maar belangrijk gedeeld immaterieel cultureel erfgoed nagelaten: familienamen of achternamen. Veel mensen van Khoisan afkomst dragen vandaag de dag nog Nederlandse, Nederlands klinkende of vernederlandste achternamen. Een familienaam maakt deel uit van dit erfgoed omdat er niet alleen uit blijkt waar iemand vandaan komt, maar ook of er sprake is van culturele beïnvloeding van buitenaf. Een illustrerend voorbeeld daarvan is dat Korana kapitein Ausahab zijn zoon en opvolger Gert Jager noemde; toen Jager in 1838 gedoopt werd door het Berlijnse Zendingsgenootschap kreeg hij bij die gelegenheid de nieuwe naam Jacobus Müller.
Eerste aanzet
Dit immateriële culturele erfgoed is niet eerder in kaart gebracht en deze studie is bedoeld als eerste aanzet daartoe. Wij hebben een lijst van 150 Khoisan achternamen verzameld, uit geschiedenisboeken, academische verhandelingen, historische reisbeschrijvingen en reisjournalen, 19e-eeuwse memoires en tientallen gesprekken van Bart de Graaff met Khoisan in de jaren 2015-2016. Van die namen hebben wij de herkomst en betekenis onderzocht in historisch-taalkundige studies, gedigitaliseerde archieven, etymologische woordenboeken en historische woordenboeken.
De geschiedenis van de VOC in Zuid-Afrika is geen fraai verhaal. De inheemse Khoisan verloren hun grond en hun traditionele stamverbanden dankzij de kolonisten. In deze tijd is er veel aandacht voor waarheids- en identiteitsvinding. Deze studie is een eerste aanzet tot het inzichtelijk maken van herkomst en betekenis van namen en wil daarmee bijdragen aan dit proces.

Twee voorbeelden
Fredericks

De naam Fredericks (Frederiksz, Frederiks) kwam al vroeg voor in archieven: Claes Fredericks stond op de monsterrollen van 1657 als soldaat. Hij kwam uit Amsterdam en was in 1630 geboren.
In 1671 trouwt Beelitje Fredericks uit Amsterdam met Claes Vechtman van Meraer van Tirol. Frederick Frederiksz uit Amsterdam trouwt in 1675 met Dueburght Sanders komend uit Middelburg. Beide huwelijken vinden plaats in Kaapstad. Beelitje trouwt in 1707 weer, ze is dan weduwe, met Lourens Vebrugge.
Als inheemse naam komt hij voor het eerst voor in april 1708, dan wordt Maria gedoopt, dochter van Marritje Frederikz. De gebeurtenis wordt genoemd in het gedeelte Slavenkinders der Ed. Comp. van de Dutch Reformed Church Registers.
Een zendeling van de London Missionary Society, Johann-Heinrich Schmelen, richtte in 1814 een missiepost op in Bethanië (|Ui#gandes, ook wel Klipfontein genoemd), waar sinds 1804 de familie Orlam Frederiks (ook wel Boois genoemd) woonde. De zoon van hoofdman van de !Aman Kobus Frederiks, Jan Frederiks, werd de tolk van Schmelen. Hij was een van de groepsleiders van de !Aman tot aan zijn dood in 1846. In de Namaland-conflicten in de jaren 1840 was Jan Frederiks de bondgenoot van kaptein ||Oaseb van de Kai||khaun en de Swartboois, later steunde hij Jonker Afrikaner.
De Fredericks waren generaties lang de !Aman kapteins van de Bethanie Nama. De eerste was Captain Kobus Fredericks, van 1804 tot 1825. Daarop volgde Joseph I Fredericks, oftewel Jacobus Boois, van 1825 tot 1842. De negende was David Frederiks, vanaf 1977.
Betekenis: patroniem, zoon van Frederik. In Nederland kwam de naam veel voor, nu is het nog maar een duizendtal.
Oerson

De naam Oerson (Orson, Orsson) komt in de archieven aanvankelijk voor als slavennaam. De vroegste vermelding stamt van 27 december 1686: Orson en Jacob van Madagascar werden verkocht door Roelof Diodati van de Jambi aan Theunis Dircx van Schalkwijck. Die verkocht ze op 28 februari 1687 door aan Pieter Jansz van der Westhuijsen. Ze waren toen respectievelijk 16/17 en 13/14 jaar oud. Op 16 okto ber 1697 werd Orsson van Bengale verkocht door Jan Dircx de Beer aan Maarten Pousian.
Vroegste vermeldingen als inheemse achternaam: Klijnbooy en Hans Oerson stonden op de lijst van het Corps vrije Hottentotten in 1803.
De in 1790 geboren Raools Oerson overlijdt op 109-jarige leeftijd op 17 april 1899 in district Kenhardt, in de Kaapprovincie. Bij leven was hij schaapwachter, bij ras staat Bosjesman. Philan Oerson, geboren in 1842, overleed in 1925 en in zijn overlijdensakte staat dat hij Griqua was.
De naam komt ook dubbel voor: Oerson Oerson werd rond 1794 geboren en overleed in 1854 in Gamdoos Rivier.
In Nederland kwam de naam voor tussen 1654 en 1901, maar niet vaak (32x waarvan 10x als achternaam).
Betekenis: Valentijn en Oerson was een populair verhaal in de middeleeuwen. Een tweeling wordt na de geboorte gescheiden: de een wordt ontvoerd door een berin (ourse), die de baby grootbrengt; hij wordt een zogenaamde wildeman. Het verhaal komt uit het Frans en is blijkbaar populair geweest. Er is een schilderij, toegeschreven aan Horatius (?) Bollongier uit 1628, met de naam ‘Maskerade van Valentijn en Oerson’. Er zijn meer afbeeldingen, o.a. van Breughel. De wildeman was in het algemeen een heel populair figuur, bij maskerades liepen er altijd wel een paar mee. De naam kwam vooral voor bij herbergen, die dan een uithang bord hadden met de afbeelding van een wildeman. Het zou dus kunnen dat deze naam van een populaire wildeman door Hollanders werd gegeven aan inheemse mensen.
Dit is een voorpublicatie uit: Miriam Grootscholten en Bart de Graaff. Windvogel en Cupido: herkomst en betekenis van Nederlands klinkende Khoisan namen in Zuid-Afrika. ASLC, 2025. Bestelinformatie bij de uitgever
Laat een reactie achter