Wat iedereen moet weten over taal (21)

Onlangs verschenen de resultaten van een onderzoek: wat vinden taalwetenschappers dat mensen moeten weten over taal? Dat resulteerde onder andere in een lijst van 25 vragen. Korte antwoorden op die vragen zet ik hier deze weken op een rijtje.
Is er sprake van taalverloedering op enig moment in de geschiedenis? Bijvoorbeeld nu? Ik geloof dat inmiddels iedereen die zich ook maar een beetje verdiept in taal weet dat veel taalkundigen zeggen: nee, er is helemaal geen sprake van taalverloedering, er is alleen taalverandering en dat is van alle tijde, en bovendien iets dat van nature hoort bij taal; het verhaal heb ik bij vraag 1 verteld.
Maar wat zegt dit nu over verloedering? Ik geloof: niet zoveel. Wetenschappelijk valt de vraag over verloedering niet te beantwoorden: niet positief, maar (anders dan sommige taalkundigen lijken te denken) ook niet negatief. Verloedering is verandering in de verkeerde richting, en de wetenschap geeft geen antwoord op de vraag wat de juiste richting is. Dat geldt ook voor andere gebruiken van het woord verloedering. ‘De binnenstad verloedert’ betekent twee dingen: er veranderen in de binnenstad en dat is een slechte zaak. Het eerste valt wel objectief vast te stellen, het tweede niet.
Om die reden is enig wantrouwen op zijn plek voor taalwetenschappers die beweren dat zij als wetenschapper vinden dat er géén verloedering is. Is het wetenschappelijk gezien een goede zaak of een slechte dat toeristen de binnenstad overstromen? Het hangt maar af van wat je waarden precies zijn (of je de economie van de stad heel belangrijk vindt, of dat je wil dat de oorspronkelijke bewoners nog in die binnenstad kunnen leven enz.)
Onderbouwingen
Zo is het ook met taal: stel dat de vraag is of Nederlanders en Vlamingen steeds meer Engels spreken. Daarop valt na enig onderzoek wel antwoord te geven (ja, maar het proces gaat langzamer dan mensen denken). Maar niet valt te zeggen of dat een goede of een slechte zaak is. dat moeten mensen zelf bepalen, liefst op basis van heldere en betrouwbare informatie.
Dit alles betekent dat het bovendien ook eigenlijk niet waar kan zijn dat taalwetenschappers zelf bepaalde veranderingen niet als verloedering ervaren. Zij hebben natuurlijk zelf ook een waardesysteem en/of een esthetisch oordeel. Ik schrik, om maar wat te noemen, als ik de handschriften van jongeren zie; ik ervaar die als knullig en onbeholpen. Ik kan daar de verklaring voor geven – ze schrijven niet veel meer, schrijven is vrij onbelangrijk geworden, met name schrijven zodat anderen het kunnen lezen – en ik weet zelfs dat mijn eigen afkeur irrationeel is. Maar toch betreur ik de verloedering van het handschrift.
Dit alles wil overigens dan weer niet zeggen dat de wetenschap niet veel verloederingsklachten kan tegenspreken. De Nederlandse taalkundige Marten van der Meulen promoveerde in 2023 op een proefschrift over de relatie tussen taaladviezen en het feitelijke taalgebruik, en in het kader daarvan liet hij ook wel zien dat in ieder geval sommige onderbouwingen van klachten niet werken.
Vaders fiets
Een bekende onderbouwing is bijvoorbeeld dat je iets ‘steeds vaker’ hoort – feitelijk dus een argument dat er überhaupt een verandering plaatsvindt. Het probleem daarbij is dat je op dit punt nauwelijks op je eigen waarneming kunt afgaan. Het is mogelijk dat je iets alleen maar ‘steeds vaker’ hoort omdat het je op een bepaald moment is opgevallen en het je daarna is gaan irriteren. In de praktijk verloopt taalverandering vaak heel langzaam en daar kan de taalkundige al op wijzen: Anne Frank gebruikte in haar dagboek al de ‘hun hebben’-constructie, P.C. Hooft schreef soms ‘me vrouw’.
Ook argumenten over logica zijn vaak wel door te prikken. ‘Groter als’ is zo onlogisch! Want wat betekent dan ’taal is leuker als je denkt’? (Haha.) Maar de taal zit sowieso vol dubbelzinnigheden en in Duitsland vindt niemand größer als ‘onlogisch’. In het algemeen kun je stellen dat taal weliswaar een logica heeft, maar dat die logica heel ingewikkeld en subtiel in elkaar zit.
Mijn eigen stokpaardje op dit vlak is de constatering dat deze of gene taalverandering ‘invloed van het Engels’ is, ook als er eigenlijk helemaal geen plausibel equivalent in die taal is, of als het Nederlands die constructie ook zonder het Engels al had. Vaders fiets in plaats van de fiets van vader heeft bijvoorbeeld een Nederlandse achtergrond.
En wat in ieder geval niet geldt, nooit, nooit, nooit, is een autoriteitsargument. Dat iets verloedering is omdat de klager dat weet, dat vroeger op school heeft geleerd, zelf heel dikke boeken heeft geschreven of zich zeer zelfverzekerd opstelt. Dat iets de verkeerde kant op gaat is altijd een subjectief oordeel, en dat kan niet op autoriteit gebaseerd zijn.
Levensles
De meest reële argumenten tegen ’taalverloedering’ zijn waarschijnlijk vooral argumenten tegen ’taalverandering’ in het algemeen, met name een verandering die ’te snel’ zou gaan en zo de stabiliteit van de gemeenschap in gevaar zou kunnen brengen. Dit zou je empirisch kunnen onderzoeken, maar ik ken geen onderzoek dat aantoont dat zoiets, waar ook ter wereld, gaande is. Hieraan verwant is dan ook nog de discussie over de vraag of er eigenlijk wel iets te doen is aan die taalverloedering. Wat dat betreft geeft de taalgeschiedenis ons weinig hoop: er zijn maar weinig voorbeelden waarin mensen actief hun taal konden veranderen, of een verandering konden ombuigen.
Tegelijkertijd moet ik nogmaals zeggen: dit alles wil niet zeggen dat de term taalverloedering onjuist is, of dat de wetenschap kan tegenspreken dat zoiets aan de gang is. Er zijn onmiskenbaar allerlei veranderingen aan de gang, en over de vraag of die wel of niet wenselijk zijn, kun je discussiëren.
Persoonlijk lijkt mij dat je vervolgens uit het wetenschappelijk onderzoek wel de conclusie kunt trekken dat heel veel verandering van alle tijden is, net zoals zorgen en klachten over die verandering dat zijn. Dat je je vervolgens als mens de vraag moet stellen of het zin heeft je druk te maken over zaken waar toch niet zoveel aan te doen is en dat geen aantoonbare grote schade aanbrengt. Maar dat is geen antwoord op een wetenschappelijke vraag. Het is vooral een levensvisie.
Relevant lemma in de Taalcanon: Is het erg dat taal verandert? van Olga Fischer
Naar mijn idee betekent het woord ‘verloedering’ niet alleen dat iets ‘de verkeerde kant opgaat’. Ik denk wel dat dat de kern is van het gevoel dat mensen hebben, maar het wóórd ‘verloedering’ houdt volgens mij ook in dat iemand ergens te weinig zorg of aandacht aan besteed heeft, of zelfs de beschuldiging dat iemand iets onbelangrijk vindt. Als de buurt verloedert kan het mensen blijkbaar niet schelen.
Ik heb voor Levende Talen Magazine ooit een column geschreven over woorden die mensen bij taalkritiek gebruiken (‘Van taalverbastering tot taalverloedering’, in LTM 2 in 2023). Daarvoor had ik in kranten de voorkomens van al die woorden geteld. Tot in de jaren 1970 waren termen als ’taalverbastering’, ’taalbederf’ en ’taalvervuiling’ dominant, waarbij het idee lijkt dat iemand – die aan de spelling morrelt, vooral – de taal te gronde richt. Pas na 1970 komen termen als ’taalvervuiling’ (misschien naar analogie van ‘milieuvervuiling’) en ’taalverloedering’ op. Daarvan is volgens mij het idee dat iemand uit onverschilligheid geen zorg besteedt aan de taal. Die zorg, dat is dan vooral het voldoen aan voorschriften voor “correct” taalgebruik.