
Ik moet ’t nodig eens hebben over de tomaat en z’n namen. Want als er één groente is waar ik veel plezier aan beleef, dan is ’t de tomaat wel. Tot nu toe gelukkig nog geen last gehad van de gevreesde waterschimmel phytophthora. Wat een woord trouwens. Waarom schrijven we dat niet als fitoftera? Dan blijft ’t toch nog moeilijk genoeg om uit te spreken. ’t Is een woord van Griekse herkomst, een combinatie van φυτόν (phutón, ‘plant) + φθορᾱ́ (phthorā́, ‘vernietiging’). Maar ik vind ’t onzin om die Griekse schrijfwijze te imiteren met ph en th.
Terug naar de gezonde tomaat. Hij is afkomstig van de Azteken in Mexico en die noemden hem in hun taal, ’t Nahuatl, tomatl. Dat woord is afgeleid van een werkwoord tomana, dat ‘opzwellen’ betekent. De Spaanse veroveraars van Zuid-Amerika hebben de tomaat in de eerste helft van de 16e eeuw naar Europa gebracht, precies zoals ze dat in dezelfde periode met de aardappel gedaan hebben. In Spanje werd de Azteekse naam gewoon overgenomen als tomate.
De eerste vermelding van de tomaat is uit 1544. Die is niet van een Spaanse maar van een Italiaanse botanicus, Pietro Andrea Matthioli. Die weet te melden dat tomaten in de volksmond toen al pomi d’oro heten. Zo snel kan ’t proces van ontlenen en ’t bedenken van een eigen naam blijkbaar soms in z’n werk gaan. Pomodoro betekent ‘gouden appel’ en dat zou wel eens te maken kunnen hebben met ’t feit dat de vroegste tomaten geel van kleur waren. Door kruisen en selecteren is de tomaat tenslotte rood geworden. Wat ook veranderd is in ’t Italiaans is de naam zelf. Eerst was ’t pomi d’oro ‘appels van goud’, tegenwoordig wordt er pomodori ‘goudappels’ gezegd.
De verspreiding van namen van planten (en andere concrete zaken) gaat volgens een eenvoudig proces in z’n werk, namelijk zo: iemand komt aanzetten met bijvoorbeeld nieuwe vruchten en hij zegt dat dat tomaten zijn. De ontvanger neemt dat over en geeft dat op zijn beurt weer door. Zo gaan naam en vrucht zich steeds verder verspreiden en vaak op een enorm grote schaal. Dat is te zien op bijgaand kaartje.

Soms kun je de gang van zaken wat preciezer nagaan. In Polen bijvoorbeeld, waar pomidor gezegd wordt, is de tomaat met zijn Italiaanse benaming ingevoerd door koningin Bona Sforza. Ze was de dochter van de hertog van Milaan en ze trouwde in 1518 met Sigismund I, koning van Polen. Ze had problemen met de Poolse keuken en besloot daarom de groenten te laten telen die ze kende uit haar geboorteland. Daar zou de tomaat deel van kunnen hebben uitgemaakt.
Dat dat ontlenen en overnemen snel kan gaan bewijst ook de grote Dodonaeus die al in 1554, dus tien jaar na de eerste melding, de tomaat in zijn Cruijdeboeck beschrijft. Hij noemt hem trouwens geen tomaat maar gulden appelen, een letterlijke vertaling van de Italiaanse benaming. Wat hij er verder over schrijft heeft hij ongetwijfeld overgenomen van collega-botanici, in woorden, die de lezer vast wel begrijpt zeker als ie zich als cruytliefhebber aangesproken voelt:
“Dit cruyt es een vremt ghewas/ ende en wordt hier te lande niet ghevonden / dan in sommighe cruytliefhebbers hoven / daer ’t ghesaeyt wordt.”
(uit Cruijdeboeck, 1554)

De tomaat is trouwens aanvankelijk alleen als sierplant gebruikt. Bij Dodonaeus vind je ook geen enkele aanwijzing dat de tomaat gegeten kon worden, in tegendeel:
“Natuere cracht ende werckinghe van desen appelen sijn noch ter tijt (= heden) onbekent / maer voor alzoo veel als wy kunnen met ondersoecken ende met redenen vinden soo sijn dese appelen van natueren cout ende sonderlinghe die bladeren den Mandragora wat ghelijckende ende daer om oock sorghelijckk om te orbooren .“‘
(Dit vertaal ik maar: Karakter, kracht en uitwerking van deze appels zijn op dit moment onbekend, maar voor zover als wij met onderzoeken en beredeneren uitvinden zijn deze appels van nature koud en vooral de bladeren die wat op de Mandragora lijken zijn daarom gevaarlijk om te verorberen.)
Ik vond dit nog: De alruin (Mandragora officinarum) is een overblijvend kruid uit de nachtschadefamilie.
Pas rond 1750 kwam men er in Italië en de Provence achter dat de vruchten ook eetbaar waren. In de 19e eeuw raakte de tomaat ook bekend verder naar ’t oosten, o.a. in Rusland, waar de pomodir onderdeel werd van de door de aristocratie en de hogere klassen geadopteerde culinaire Europese trends.
Nog een naam die net als pomodoro naar de kleur van de tomaat verwijst is ’t Roemeense rosie genoemd, dat ‘rode vrucht’ betekent.
In de benaming rajčica (Kroatisch), met de varianten rajčica en rajčina respectievelijk in ’t Servisch en ’t Hongaars, zit ’t woord raj dat ‘paradijs’ betekent.
In Zuid-Duitsland en Oostenrijk komt een vergelijkbare naam voor: Paradeisapfel, naast de verkorte vorm Paradeiser, wat ‘appel uit ’t paradijs’ betekent. Volgens sommigen heet de tomaat zo omdat ie zo lekker is. Zelf denk ik aan de verboden appel in ’t aards paradijs waar Eva op aandringen van Adam van gegeten heeft, met alle kwalijke gevolgen van dien. De tomaat is ook zo verleidelijk lekker.
Misschien vergezocht deze verklaring, maar hij wordt wel op een interessante manier ondersteund door de benaming die op ’t eiland Malta voorkomt: tadam. Dat is een verkorting van tuffieħ ta’ Adam. Tuffieħ is verwant aan ’t Tunesisch Arabische woord voor ‘appel’. De volledige naam betekent dus de ‘appel van Adam’ of ‘Adamsappel’, met andere woorden, de appel die Eva aangereikt kreeg in ’t paradijs. Hij moet echt lekker geweest zijn, anders was ze er niet voor gevallen.
’t Andere woord adamsappel, voor het uitstekende deel van het schildkraakbeen in het strottenhoofd, is ook afgeleid van de persoon Adam; ’t verwijst naar de verboden appel die hij in ’t paradijs at en die gedeeltelijk in zijn keel is blijven steken. Of dat een tomaat was, vermeldt de bijbel niet.
(Eerder verschenen in de Nieuwsbrief van Volkstuinvereniging Nut en Genoegen te Zaandam, 29 juli 2025)
Choclatl en potatl zijn andere leenwoorden uit de taal van de Azteken. Cacao dan weer afkomstig uit de taal van de Maya’s en ik leerde gisteren in Dresden dat het Maya-woord ook weer een leenwoord is, namelijk uit het Olmeeks. De wortel van dit woord voert ons dus terug tot het Mexico vóór het begin van de jaartelling.
Dank voor de aanvulling.
U schrijft:
Pas rond 1750 kwam men er in Italië en de Provence achter dat de vruchten ook eetbaar waren.
Maar Bona Sforza zou 200 jaar eerder de groenten al wel kennen:
Ze was de dochter van de hertog van Milaan en ze trouwde in 1518 met Sigismund I, koning van Polen. Ze had problemen met de Poolse keuken en besloot daarom de groenten te laten telen die ze kende uit haar geboorteland. Daar zou de tomaat deel van kunnen hebben uitgemaakt.
Dat lijkt mij erg onwaarschijnlijk, misschien was de tomaat hip and happing en heeft ze de (sier)plant daarom meegenomen naar Polen inclusief de naam.
Lijkt mij inderdaad waarschijnlijk dat de tomaat toen nog als sierplant gezien werd.
De kiwi was oorspronkelijk ook een sierplant. Een Nieuw Zeelander had hem als toerist vanuit China meegenomen als souvenir en in zijn tuin gezet, als sierplant. Zijn buurman was in de vruchten geïnteresseerd en ging de sierplant om die reden telen. En gaf er de naam ‘kiwi’ aan, omdat de vruchten lijken op de loopvogel die daar voorkomt. En vanuit Nieuw Zeeland verspreidde zich toen het telen van kiwi. Ik eet de vurrukkullukku kiwi altijd met huid en haar op.
Hebben die gouden appels ook nog iets te maken met de appels van de Hesperiden uit de mythe? Die groeiden op de Gelukzalige Eilanden, traditiegetrouw gelokaliseerd op de Canarische Eilanden, in ieder geval westelijk van de Zuilen van Hercules? En misschien de Arabische naam ook met de vermoede locatie van het aards paradijs?
Dat denk ik niet. En op uw laatste vraag weet ik ook ’t antwoord niet.