Bij de dood van John Searle (1932-2025)

Het gaat in de wetenschap geloof ik niet aan om dat te zeggen, maar ik was een fan toen de Amerikaanse taalfilosoof John Searle (1932-2025) in 2009 een lezing gaf in Nijmegen, bij de opening van de International Max Planck Research School for Language Sciences. Het ontroerde me toen hij bij zijn uitleg van het begrip illocutionary act met een stift de formule F(p) op de flipover schreef. Bij de borrel na afloop wisselde ik kort wat woorden met de grote denker, die een toegankelijke, guitige man bleek te zijn. (Nog gênanter: ik vroeg toen ook zijn handtekening.)
Searle vestigde in 1969 zijn naam met het boek Speech acts. Zelf zegt hij dat in zijn werk over taalhandelingen de kiem ligt van alle andere onderwerpen waar hij zich nadien mee bezig heeft gehouden (intentionaliteit, bewustzijn, artificiële intelligentie, sociale realiteit).
Excuses
Zeker is dat zijn benadering van taalhandelingen van beslissende invloed is geweest op de pragmatiek, de tak van de taalwetenschap die zich bezighoudt met de vraag hoe mensen taal gebruiken om te communiceren. De eerste ideeën over taalhandelingen komen van de Engelse filosoof J.L. Austin, die opmerkte dat je een daad kunt verrichten door expliciet te zeggen dat je hem verricht. Spreken als handelen dus. Hij noemde dit soort gevallen performatieve uitingen. Voorbeelden: ‘Ik beschuldig je van grensoverschrijdend gedrag’ en ‘Ik bied je mijn excuses aan’. Austin stelde verder dat dit soort taaluitingen niet in alle omstandigheden succesvol zijn omdat ze aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, willen ze daadwerkelijk een beschuldiging of een verontschuldiging zijn.
De verdienste van Searle is dat hij de ideeën van Austin heeft uitgewerkt en gesystematiseerd, waardoor de taalhandelingstheorie in allerlei andere takken van wetenschap bekend werd. Centraal onderdeel van de taalhandeling is de illocutie, die Searle formeel weergeeft met F(p). Elke (volledige) illocutie heeft een propositionele inhoud p (je verwijst ergens naar en zegt daar iets over), die ondergeschikt is aan de illocutionary force (illocutionaire strekking): dat is wat je doet, de handeling die je verricht (beschuldigen, excuses maken, verzoeken, beloven, …).
Searle definieert taalhandelingen aan de hand van een reeks regels, de ‘geslaagdheidsvoorwaarden’. Als je iemand beschuldigt, beweer je daarmee dat die persoon volgens een bepaalde norm iets verkeerds heeft gedaan waar je hem of haar voor verantwoordelijk stelt. Als je je excuses aanbiedt, uit je gevoelens van spijt voor een situatie die schadelijk is voor de ander en waar je je verantwoordelijkheid voor neemt. De geslaagdheidsvoorwaarden klinken misschien wat triviaal, maar dat zijn ze niet. Neem excuses. Sorry zeggen is zo gedaan, maar in de praktijk (vooral in de politiek en de PR-wereld) zijn de meeste excuses ‘non-apology apologies’ die niet voldoen aan de geslaagdheidsvoorwaarden voor die taalhandeling. (In deze podcast betoogt Daniël Janssen van de Universiteit Utrecht dat welgemeende excuses maken onder meer zo moeilijk is omdat het een van weinige taalhandelingen is die je al heel jong expliciet krijgt aangeleerd: je moet ‘sorry’ zeggen voor iets op een moment dat je nog helemaal niet begrijpt wat je fout hebt gedaan).
Fluitje van een cent
Ook mooi is de rol die de geslaagdheidsvoorwaarden spelen bij de zogeheten indirecte taalhandelingen: je bedoelt wat je zegt maar tegelijkertijd ook nog iets anders. Met name bij verzoeken stel je dan vaak een van de geslaagdheidsvoorwaarden aan de orde. ‘Kun je even stil zijn?’ is bedoeld als een verzoek, maar is letterlijk een ja/nee-vraag waarmee je verwijst naar een geslaagdheidsvoorwaarde, namelijk dat de hoorder in staat moet zijn om het verzoek in te willigen. De letterlijke illocutie van het verzoek ‘Ik wil dat je stil bent’ verwijst naar de voorwaarde dat de spreker het gevraagde ook echt wil.
De taalhandelingstheorie heeft mij, als taalkundige, ook veel inzichten gegeven in taal- en cultuurverschillen. Talen hebben bijvoorbeeld vaak hun eigen typische vormen van indirecte taalhandelingen. Neem nou het Spaans (mijn vak). Een heel gewone manier om iemand te verzoeken een mes uit de keuken mee te nemen is ‘¿Por qué no me traes un cuchillo?’ (‘Waarom neem je geen mes voor me mee?’) In het Nederlands klinkt die letterlijke vertaling eerder als een retorische vraag (‘Stom zeg dat je geen mes voor me meeneemt!’) of misschien als een letterlijke vraag (‘Uh, nou, omdat…’). Vergelijk dat eens met een type verzoek dat in het dienstverlenende verkeer in het Nederlands veel voorkomt: ‘U mag hier even tekenen’. In Spaanse oren klinkt dat weer absurd (alsof het ook goed is als je niet tekent). De letterlijke illocuties van beide voorbeelden lijken op elkaar. Ze zijn strategisch bedoeld: je doet alsof de handeling ten goede komt aan de ander (‘ik suggereer je een mes mee te nemen, het is een fluitje van een cent’ in het Spaans, ‘ik geef je toestemming om te tekenen’ in het Nederlands), maar eigenlijk komt die natuurlijk ten goede aan jezelf (je wil het, zoals bij elk verzoek).
Treurigstemmend
Searle bleef tot op hoge leeftijd werken op zijn universiteit (Berkeley in Californië) en gaf veel lezingen. Ik bewonder Searle omdat hij zijn ideeën zo ontzettend nauwkeurig, helder en toegankelijk op papier kon zetten, maar hij was ook een begenadigd spreker. Bekijk bijvoorbeeld eens zijn TED-talk in 2013 over het menselijk bewustzijn en zijn verhaal voor Google over bewustzijn in AI in 2015. Een zaal vol mondige, jonge nerds hangt aan zijn lippen.
Twee jaar later ging het helemaal mis. Tijdens het toppunt van de ‘seksuele paranoia’ in de Amerikaanse academische wereld (die term is van de feministische cultuurcriticus Laura Kipnis) stortte een melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag Searle in een MeToo-schandaal. In 2019, hij was toen 87, werd hem zijn emeritus-status ontnomen en werd hij verbannen van de campus.
Zijn dood werd pas anderhalve week na zijn overlijden bekend. In een treurigstemmende mail laat Searles secretaresse weten dat zijn laatste jaren, in een verpleeghuis in Florida, ‘hellish’ waren.
Als kunstenaar weet ik dat er een werkelijkheid en een werkelijke werkelijkheid bestaat en dat die wereld door een binnenbrein wordt bekokstoofd. Waar zit de (taal-)het bewustzijn dan¿ Het bewustzijn is een dun laagje tussen het buiten- en binnenbrein, geconcentreerd in de buitenste laag van het centrum van de hersenen, heb ik ooit geleerd. Ik denk dat John Searle het met mij eens zou zijn. Alleen ik gebruik andere woorden. Groeten vanuit Luanco Asturië.
Ben ik nou de enige hier die het idee van de speech act nogal een open deur vindt (zoals wel meer dingen die taalfilosofen beweren over taal)?
Levert het ook diepere inzichten op, die niet triviaal zijn? Heeft u daar voorbeelden van?
Het voorbeeld met het keukenmes gaat volgens mij gewoon over de pragmatiek van talen. Wat weer een ander onderwerp is. (En ook een beetje een open deur.)