
De Vlaamse regering gaat voortvarend te werk, met het slopen van de neerlandistiek, dat moet gezegd. Behalve de KANTL en de culturele organisatie Ons Erfdeel wordt nu ook de Bibliografie voor Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap, de BNTL, geraakt door draconische bezuinigingen. Van de infrastructuur voor de studie van Nederlandse taal en literatuur blijft er zo weinig anders over dan rokend puin.
Generaties neerlandici zijn opgegroeid met de blauwe boeken of met de website van de BNTL, waarin precies is gedocumenteerd wat er is gepubliceerd over wie: duizenden artikelen en boeken over Vondel, alles wat er ooit geschreven is over voegwoorden, of de 478 vakpublicaties van Herman Pleij. Een goed onderzoek in ons vak begint nog altijd vaak bij de BNTL: hoe kom je anders te weten wat er al bekend is over het onderwerp waarover je schrijven wil?
Tobben
Het werk aan de BNTL is niet erg sexy, maar het is ook in deze zo gedigitaliseerde tijd nog steeds nodig: zoekmachines vinden tegelijkertijd te veel (alles over het Vondelpark) en te weinig (niet die publicaties die nooit zijn ingescand) en chatbots fantaseren liever een artikel over voegwoorden bij Vondel dan dat ze betrouwbare informatie geven.
Om eerlijk te zijn heeft eerst Nederland het er een paar jaar geleden bij laten zitten. Het Huygens Instituut in Amsterdam, dat is opgericht om dit soort infrastructurele projecten in de lucht te houden, gaf er een aantal jaar geleden in een vlaag van hipheidsdrift de brui aan. De site heeft nog wel een adres dat eindigt op .nl, maar wordt al een jaar of zeven gemaakt in Brussel. Daar waren allerlei plannen om een en ander te moderniseren – bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat je ook kon zoeken binnen de artikelen, in ieder geval als ze open access gepubliceerd waren, en om de interface op te frissen. Ik heb ook wel met verantwoordelijken van de BNTL gepraat om de handen ineen te slaan, Neerlandistiek is immers óók een eeuwig met de financiën tobbend onderdeel van de infrastructuur van het vak.
Maar nu dreigt dus ook de Vlaamse overheid haar handen ervan af te trekken. Omdat het tegelijkertijd gebeurt met de bezuinigingen op de KANTL en Ons Erfdeel, twee organisaties waarvoor het veel makkelijker is om lawaai te maken, omdat er meer mensen bij betrokken zijn, omdat wat ze doen zichtbaarder en cultureler en aantrekkelijker is, dreigt dit nu geruisloos te gebeuren.
Terwijl het niet nodig is. Het blijft van belang dat ergens alles op een rijtje wordt gezet wat er in het vak is verschenen is. Nog onlangs wees mijn collega Jos Joosten erop dat mensen wel kunnen beweren dat over Slauerhoff uitzonderlijk veel geschreven wordt, maar dat de BNTL anders leert. Het zou inderdaad allemaal moeten worden uitgebreid – je zou inderdaad ook rechtstreeks naar alle artikelen, voor zover gedigitaliseerd, moeten kunnen gaan, en er zou veel meer moeten worden opgenomen (om begrijpelijke redenen van personeelstekort heeft de redactie zich de laatste jaren vooral gericht op Vlaams materiaal). Daarvoor zou je bijvoorbeeld een Wiki-formaat kunnen kiezen, zodat gebruikers zelf artikelen kunnen toevoegen: de hele neerlandistiek kan dan de handen ineenslaan om het vak coherent te houden. Ik geloof dat de BNTL zich ook in deze richting aan het bewegen was.
Maar ook in zo’n scenario blijft er een kleine staf nodig van mensen die zich inzetten voor de controle en de flow van het geheel. Mensen zoals de huidige, zeer toegewijde staf.
Betreurenswaardig toch, dat men in deze tijd meent de instrumenten te moeten slopen, zoals De Lage Landen, de KANT’L, maar dus ook die andere, minder bekende instrumenten, zoals de Biblioografie voor Nederlandstalige taal- en Literatuurwetenschap die al een aantal in Brussel wordt gemaakt, omdat de Nederlandse overheid al langer bezig is met desinvesteren in de kennis en wetenschap van de Nederlanden en de taal/talen der Nederlanden, want het interesseert zogenaamd niemand, maar zelfs rechtse partijen klagen over lerarentekort.
Met Marc Reynebeau:
Het neo-liberalisme spreekt Engels, en zo “denkt” ook de NVA.