In het Nederlands hebben we een permanente IQ-toets ingebouwd in het spellingsysteem: de werkwoordsspelling. Wanneer schrijf je een d, een t, of dt? We weten dat zo’n beetje iedereen af en toe een fout maakt in dezen, ook de meest belezen en hoogst opgeleide schrijvers.
De ingewikkeldste constructie van allemaal is misschien wel de persoonsvorm (vind, wordt) onmiddellijk gevolgd door je. Er is daar een verschil tussen je als alternatief voor jij (vind je dit leuk?) en als alternatief voor jouw (vindt je moeder dit leuk?) Wie op enig tempo schrijft moet razendsnel ontleden om te zien wie er precies het onderwerp is.
Het gaat dus ook nog wel eens fout, schrijven Alex Reuneker en Mette Rebel in het nieuwste nummer van het Dutch Journal of Applied Linguistics. Ze deden onderzoek naar dit soort constructies en stelden vast dat er in dit soort gevallen meer fouten worden gemaakt dan in andere (dat is gebeurt, ik wordt niet goed of zelfs je moeder vind het leuk). Met name bij vind je moeder gaat het vaak mis, misschien omdat de constructie je moeder nog net iets ingewikkelder is, en omdat vind je er beter uitziet – hij komt immers relatief veel voor.
Het pikantste detail is misschien wel dit: terwijl vwo- en havo-leerlingen het ieder jaar iets beter leken te doen, gold dat niet voor leerlingen in het vmbo. Die werden in het laatste jaar zelfs iets slechter:

Helemaal goed te verklaren valt de teruggang niet. Reuneker en Rebel zeggen dat het misschien komt doordat deze kwestie niet tot de eindtermen van het vmbo behoort, maar dat verklaart natuurlijk niet op zichzelf de achteruitgang. Dat geldt ook voor de verklaring die docenten geven op verzoek van Reuneker en Rebel: vmbo-scholieren verwachten niet op spelling te worden afgerekend. Want als dat zo is, geldt dat natuurlijk ook voor eerdere leerjaren. Behalve dat ze misschien in die eerdere leerjaren nog wel dictees kregen, en in het eindexamenjaar niet meer (het schoolexamen spelling vindt in het derde jaar plaats, schrijven Reuneker en Rebel.)
Als dat zo is, geldt misschien wel dat de spellingsproblemen vanzelf toenemen als je er niet meer op getoetst wordt. Je moet dit voortdurend herhaald krijgen, en het moet belangrijk voor je gemaakt worden om het goed te doen. Als dat zo is – ik houd het voor niet onwaarschijnlijk – wordt het dus interessant om te zien wat er met leerlingen, ook die van havo en vwo, gebeurt als ze niet meer naar school gaan. In hoeverre houdt die ingewikkelde regel dan nog stand bij de meesten van hen?
Wat ik vanuit Brabant veel erger vind, is hoe het ‘Hollands’ via de media het Nederlands in feite overheerst. In Brabant kennen wij vrouwelijke, mannelijke en onzijdig zelfstandige naamwoorden. Dat maakt misschien ook, dat wij heel goed kunnen horen en daar ook over nadenken of een beroepsaamduiding wel echt genderneutraal is.
Alles mannelijk maken dat is natuurlijk je reinste kolder, dat is een tirannie en achterstelling voortzetten die eeuwenlang vrouw onrecht deed. Alle vrouwen die nu verkondigen dat woorden voor vrouwen minder aanzien hebben dan mannelijke woorden, slepen a.h.w. het paard van Troje zelf weer naar binnen.
Volgens mij slaan:dochter, bruid, moeder en vrouw, nog steeds op personen die zichzelf als vrouw zien ( of ze nou met cis of trans aangeduid dienen te worden), en daarmee zijn ook alle andere vrouwelijke zelfstandige naamwoorden VANZELFSPREKEND.
MET DE GROETEN UIT BRABANT,
Fraukemos@gmail.com
Is werkwoordsspelling met dubbel s de juiste spelling?