Confuc (23)

– Confucius, wat zou u doen als u geroepen werd om een land te besturen?
– De taal goed gebruiken. Als de taal niet goed gebruikt wordt, zeggen de woorden niet wat ze moeten zeggen. Dan blijven de dingen die gedaan moeten worden ongedaan.
De Telegraaf heeft een bericht over verpleegtehuizen. Bijna 18.000 ouderen staan op de wachtlijst maar verpleegtehuizen kampen met leegstand. Hoe kan dat? Dit bericht is goed voor een Kamervraag.
Heel vaak bepalen de media de gespreksonderwerpen in Den Haag. Kamervoorzitter Van Thiel, in de jaren zeventig, had een heel fijne neus voor wat politiek belangrijk is. Toen hem eens gevraagd werd waar hij die fijngevoeligheid vandaan had, zei hij: “Ach, in de trein hiernaartoe lees ik gewoon de krantenkoppen. Meer is niet nodig.” Je vraagt je af waarom de journalist niet zelf contact zoekt met het Ministerie. Maar goed, nu neemt een Kamerlid die rol over.
De Kamervraag bestaat uit maar liefst tien deelvragen. De tiende deelvraag is het meest duidelijk, en krijgt dan ook het kortste antwoord.
Deelvraag 10
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord
Ja.
Waarom is zo’n deelvraag nodig? Als het Kamerlid bang is dat in de beantwoording vragen worden weggemoffeld omdat niet elke vraag apart wordt beantwoord, dan kan dat toch ook gewoon in het inleidend briefje staan. Nu klinkt het antwoord ‘Ja’ komisch want in de voorafgaande tekst zijn de vragen al – één voor één – beantwoord.
Maar hoe? Neem de zesde deelvraag.
Deelvraag 6
Vindt u het wenselijk dat ouderen die verpleegzorg nodig hebben deze indicatie niet kunnen krijgen?
Antwoord
Nee. Ouderen die op basis van de Wet langdurige zorg aanspraak verpleegzorg nodig hebben moeten daar de indicatie voor krijgen. Ik heb geen aanwijzingen dat dit op dit moment niet gebeurt.
Wat een open-deur-vraag! Een beetje journalist stelt zo’n vraag niet. Want het sociaal en politiek gewenste antwoord is uiteraard ‘Nee’. Maar kijk eens wat er gebeurt in het antwoord. Nee, ik bedoel niet het verdwaalde woord ‘aanspraak’. Er zit een tactisch addertje onder het gras. Veel ouderen hebben verpleegzorg nodig, maar niet iedereen komt in aanmerking voor een indicatie langdurige zorg. Die krijg je pas als het Centrum Indicatiestelling Zorgvan oordeel is dat dit nodig is volgens de ‘Wet langdurige zorg’. Vandaar in het antwoord de toevoeging over die wet. Maar hiermee wordt het leed van wachtende ouderen en hun familie wel gebureaucratiseerd.
Of neem de vierde deelvraag. (Dat is eerder een open poort. Ga maar direct door naar het antwoord.)
Deelvraag 4
Erkent u dat ouderen en hun familie in de knel komen als thuis wonen niet meer gaat, maar er ook geen toegang is tot het verpleeghuis?
Antwoord 4.
Om te voorkomen dat ouderen en hun familie in de knel komen, krijgen zij thuis de zorg en ondersteuning die zij nodig hebben om de wachttijd te overbruggen. In het antwoord op deelvraag 1 is aangegeven dat er 332 cliënten urgent wachtend zijn. Urgent wachten betekent dat de cliënt op (zeer) korte termijn een plek moet hebben. De overige wachtenden wachten op een plek van hun voorkeur.
Ieder weldenkend mens zou op zo’n vraag toch met ‘Ja’ antwoorden. Maar in het antwoord staats niets over erkenning. Er wordt alleen aangegeven dat er 332 ‘urgent wachtenden’ zijn. En dat is natuurlijk maar een fractie van de 18.000 andere wachtenden. Die zijn, ambtelijk gezien, niet ‘urgent’ omdat ze liever willen wachten op een plekje in een verpleeghuis in hun eigen omgeving of dichter bij de kinderen. Het probleem wordt dus niet alleen gebureaucratiseerd maar ook gebagatelliseerd.
Draaf ik nu door op basis van een Telegraaf-artikel dat verder niet is opgepikt door andere media? Kijk eens naar de reactie op de eerste deelvraag over de reactie op de leegstand en de, ik herhaal het nog even, 18.000 wachtenden:
Antwoord deelvraag 1
Dat verpleeghuizen kampen met leegstand betekent dat er minder cliënten moeten verhuizen naar een verpleeghuis.
De vraag gaat toch over de schrijnende tegenstelling tussen leegstand en wachtenden! Maar nee, het antwoord vervolgt met de mededeling dat de wachtlijst het afgelopen jaar is gedaald. En dat dit ook geldt voor het aantal ‘urgent wachtenden’. Dat is in één jaar gedaald van 349 naar 332. Gelukkig, 17 dramatische gevallen minder. Maar die andere 332 dan? Daar moet het antwoord dan toch ook over gaan!
Hoe reageert de verantwoordelijke bewindspersoon? Uit de andere deelantwoorden blijkt dat er inderdaad een toezegging wordt gedaan om hier iets aan te doen. Nee, dit is te positief geformuleerd. De toezegging gaat over een onderzoek naar ‘vraaguitval in ouderenzorg’. En heel concreet(?) volgt er dan de toezegging dat het onderzoek voor de zomer van volgend jaar gereed zal zijn.
Welke journalist zou met dit tiendelige antwoord op deze tiendelige vraag genoegen nemen? Het probleem wordt niet alleen gebureaucratiseerd, maar ook gebagatelliseerd, en sterker nog – vergeef me het ambtelijk jargon – zelfs gepostponeerd.
In deze woordenwisseling komt juist een politieke methode van ingaan op problematiek goed uit de verf. Enerzijds worden de aanvaardbare uitgangspunten wel publiekelijk erkend maar daarna wordt er ontwijkend op ingegaan. Dat is in de politiek trouwens maar al te vaak het retorisch patroon.