
Een interessant nieuw artikeltje, van de Italiaanse grammaticus Guglielmo Cinque, over de uitdrukking van gevoelens in de grammatica. Mensen kunnen in taal hun gevoel uitdrukken – of het je altijd lukt om haat, liefde, walging, rouw, verontwaardiging of gêne over te dragen, daarover valt te discussiëren, maar er zijn in ieder geval woorden voor te vinden. Om te beginnen natuurlijk de woorden haat, liefde, walging, enzovoort.
Maar in de grammatica? In het Nederlands kun je het verschil tussen enkelvoud en meervoud uitdrukken in de grammatica – de mensen lopen – en bijvoorbeeld ook het verschil tussen kleine dingen en dingen van een gewone omvang: een olifantje heeft een achtervoegsel –tje (dat is een grammaticaal instrument) en bovendien een ander woordgeslacht dan olifant (het olifantje, de olifant).
Medeleven
Maar worden gevoelens ooit uitgedrukt door een voor- of achtervoegsel of door een speciale syntactische constructie? Dat is eigenlijk nauwelijks het geval, betoogt Cinque. Als je vertedering een gevoel noemt, kan –tje in het Nederlands soms die functie hebben (een schattig jongetje is schattiger dan een schattige jongen). Op een soortgelijke manier kan in het Japans het achtervoegsel –me gebruikt worden om minachting uit te drukken: Hikaru-me is een manier om de persoon Hikaru aan te spreken op een verachtende manier.
Het enige andere gevoel dat talen in de grammatica uitdrukken is dat van medelijden, zegt Cinque, en hij geeft een groot aantal voorbeelden. Hier zijn er een paar: in het Sikuani is er een medelijdend hulpwerkwoord boka, in het Lakkia een voorvoegsel kho-, in het Kwaza juist een achtervoegsel –wỹte. Allemaal druk je uit dat de spreker medeleven heeft met een van de genoemde personen.
Levenloze objecten
Maar hulpwerkwoorden van walging of gêne, of voor- en achtervoegsels die deze sentimenten uitdrukken komen in talen van de wereld niet voor. Je zou je best een taal kunnen voorstellen die dat heeft: een hulpwerkwoord die uitdrukt dat de spreker zich ongemakkelijk voelt bij de situatie:
- Ik zja de melk laten overkoken.
‘Ik ben zo dom geweest om het vuur veel te hoog te zetten toen ik cappuccino wilde make’
Of een achtervoegsel dat uitdrukt dat het voorafgaande heel smerig is en kokhalsverwekkend:
- Deze taart-ko gooi ik maar weg.
Cinque zegt dat deze eigenaardige beperking misschien een argument is om aan te nemen dat taalstructuren op de een of andere manier al voor onze geboorte zitten ingebakken. Evolutionair is dan bepaald dat vertedering, minachting en medelijden in de grammatica zijn ingebakken en andere gevoelens niet.
Ik vind dat geloof ik niet zo’n sterk argument, want – zoals Cinque zelf toegeeft – verklaart het niet echt waarom het precies deze drie gevoelens zijn. Misschien, denk ik, dat het steeds gaat over intermenselijke relaties: jij vertedert mij, ik minacht jou, we hebben medelijden met elkaar. Gevoelens die je ook voor levenloze objecten kunt hebben (zoals walging) of voor situaties (zoals gene) krijgen geen plaats in de grammatica. Waarom dat precies zo is, weet ik ook niet.
En ik maar denken dat er een “affective turn” in de taalkunde is geweest; veel taalkundigen houden zich tegenwoordig bezig met de uitdrukking van gevoel in taal, inclusief de grammatica. Ook in het formele kader van Cinque zelf (voor het Nederlands Norbert Corver). Er zijn mooie overzichtsstukken van Ad Foolen en ik praat er zelf ook rustig een podcast over vol: https://ivdnt.org/actueel/nieuws/podcast-grammatica-en-gevoel/
Ik vermoed dat het (deels) een definitiekwestie is, zowel wat “gevoel” als “grammatica” betreft.
En vergeet het partikelonderzoek niet (Ton van Wouden)
Het zit denk ik vooral in de definitie van ‘grammatica’. Bij Cinque gaat het natuurlijk uiteindelijk over evidentie voor functionele hoofden die iets uitdrukken.
De ene turn na de andere. Je zou er nog duizelig van worden.
En hoe staat het dan met emotie en grammatica¿ Is de volgorde emotie, gevoel en dan pas grammatica¿ Als dat zo is, kun je er een podcasten mee vullen.
Ik had een collega op het Theaterinstituut die dierbare zaken met het achtervoegsel -kindje verrijkte. Ze trok geen map tevoorschijn maar een mappenkindje, ze ging niet op de fiets maar op haar ‘fietsekindje’. Zelf had ze geen kinderen.
Interessant.
In het Nederlands kun je gevoel uitdrukken met modale partikels (onder andere) en die bevinden zich ergens tussen lexicon en grammatica, is dacht ik de overheersende gedachte. Wat sommige talen met voor- of achtervoegsels doen, doen andere talen met partikels.
Je zou ook nog kunnen kijken naar gebarentaal, wat daarin gebeurt en of je dat wel of niet grammaticaal zou kunnen noemen.
In het Spaans kun je naast verkleinwoorden tot op zekere hoogte ook vergrootwoorden maken (door middel van een uitgang dus), en die hebben vaak ook een gevoelsbijsmaak.
Heeft Cinque ook naar reduplicaties gekeken?
> Hikaru-me is een manier om de persoon Hikaru aan te spreken op een verachtende manier.
NL: *mijn* beste Piet… wat heb je
Misschien geen walging maar negatieve waardering wordt in het Nederlands toch echt wel uitgedrukt via voorvoegsels. On- in onmens, onding etc. Wan- in wanhoop, wanprestatie etc. Ge- heeft voor een werkwoordsvorm ook vaak een negatieve connotatie: gefiets, gepraat Gedoe, gedonder: altijd negatief. Denk ook aan niet meer als samengesteld gevoelde woorden als geteisem, gespuis.
Mogelijke tegenvoorbeelden kwamen gisteren spontaan in mij op:
achtervoegsel dat genegenheid uitdrukt: -lief: broerlief, omalief, vaderlief…
voorvoegsel dat een sterke negatieve emotie (hekel hebben aan) uitdrukt: kut-: kutjournalist, kutpartij, kutweer, kuthond…
Kan ‘-tje’ op een verachtende of denigrerende manier worden gebruikt ?
Jazeker. Goed punt.