
Zijn er ook positieve woorden die eindigen op -loos?
Iets over zoutloos en zouteloos, redeloos en rederijk, feitenvrij en feitenarm.
Op de radio sprak een theatermaakster over het woord kinderloos: zij maakte een voorstelling over kinderloosheid en vond dat woord niet prettig, omdat het een negatieve bijklank zou hebben. Ik dacht daar even over na, begreep het wel, en vroeg me af of dat geldt voor álle woorden op -loos.
Nee.
Het achtervoegsel -loos was ooit een bijvoeglijk naamwoord, wat je nog wel herkent in de uitdrukking loos alarm, de vraag wat is er loos?, de legendarische roep van de marktverkoper wie maakt me los?, en de muzikale klassieker Daar was laatst een meisje loos.
Gebrek
Dat -loos drukt een afwezigheid, gemis of gebrek uit. Wat er ontbreekt, wordt vaak uitgedrukt door een zelfstandig naamwoord, of is daarvan afgeleid: kansloos, kinderloos, naamloos, zinloos, hulpeloos.
-Loos komt ook voor na afleidingen van een werkwoord, en dan wordt de betekenis iets als ‘zonder de handeling te verrichten of te ondergaan’ (reddeloos). De Algemene Nederlandse Spraakkunst zegt: ‘Door toevoeging van het achtervoegsel -loos aan een substantief worden adjectieven gevormd met als betekenis ‘zonder het door het basiswoord aangeduide’.’
In het algemeen kun je woorden, afhankelijk van je voorkeur, als positief of negatief kwalificeren: of je baardloos, merkloos en rookloos beschouwt als een pre of een minpunt, hangt af van je voorkeur. Daarnaast is de interpretatie van met name meer abstracte loos-woorden contextafhankelijk: of achteloos en zorgeloos pluspunten zijn of juist gebreken, blijkt vooral uit de context waarin ze worden gebruikt. Een lastige klus achteloos klaren is iets anders dan achteloos omgaan met vertrouwelijke gegevens, en een zorgeloze vakantie is iets heel anders dan ‘het zorgeloze kunstenaarsvolkje’.
Maar een korte inventarisatie leert wel dat de meeste woorden op -loos voor de meeste taalgebruikers een negatieve connotatie zullen hebben: de afwezigheid die door dat -loos wordt aangeduid is vaak de afwezigheid van iets goeds of wenselijks. Dakloos, doelloos, eerloos, futloos, laveloos, karakterloos, levenloos, machteloos, nutteloos, tactloos, waardeloos – het is allemaal niet best.
Daarnaast bestaat er een -beperktere- categorie neutrale loos-woorden: draadloos, fretloos, geurloos, kreukloos, maanloos, partijloos, pitloos, slapeloos, vleesloos. Die zijn nogal feitelijk en hebben veelal betrekking op concrete zaken: een ‘draad’, frets, pitjes.
Er blijken ook enkele eigenlijk altijd onmiskenbaar positieve -loos-woorden te zijn: accentloos, belangeloos, feilloos/foutloos, geweldloos, kosteloos, pijnloos, smetteloos, streeploos, vlekkeloos, weergaloos. Vrijwel altijd gaat het hier dus om woorden waarin -loos de afwezigheid betekent van iets negatiefs dat door het basiswoord wordt beschreven: fouten, geweld, vlekken. Alleen in ‘belangeloos’ en ‘weergaloos’ gaat ‘t niet zozeer om het ontbreken van iets negatiefs, maar meer om een ontkenning van ándere in de betekenis van het basiswoord vervatte eigenschappen. Belangeloos heeft dus de algemenere betekenis ‘zonder belangen’, en weergaloos ‘zonder weerga’, dus zonder ‘gelijke’.
Vrij
Zijn -loos-woorden dus vaak de negatieve of neutrale variant, de positieve is regelmatig -vrij. Pijnvrij, met de connotatie van ‘bevrijd’. Zoutloos heeft, wellicht ook door de associatie met het uitgesproken negatieve figuurlijke zouteloos, hier en daar plaatsgemaakt voor zoutvrij. Klinkt rookloos enigszins benauwend, rookvrij is een opluchting. Autoloos is toch meer: het ding noodgedwongen laten staan – autovrij biedt nieuwe perspectieven. Het welig tierende feitenvrij is natuurlijk -oorspronkelijk- ironisch bedoeld.
Er is ook een gematigde variant, namelijk die met -arm, maar die lijkt in het gebruik beperkt te worden tot enkele concrete basiswoorden, vaak in de sfeer van spijs en drank: zoutarm, contactarm, alcoholarm, emissiearm. Hoewel deze variant zich goed leent voor ironie, zijn autoarm, pijnarm of feitenarm nog niet geregistreerd.
Er is ook veel interessants geschreven over de klemtoon in -loos-woorden en de eventuele invoeging van een sjwa (zouteloos) of een verbindings-s dan wel verbindings-en (gewichtsloos, tandenloos). Die invoeging kan een betekenisverschil tussen een letterlijke en een figuurlijke interpretatie teweegbrengen. Nameloos is versterkend: ‘onuitsprekelijk groot, erg’ (een nameloze ellende); naamloos betekent: ‘zonder naam, anoniem’ (naamloze vennootschap). Zouteloos is figuurlijk ‘flauw, niet geestig’ (een zouteloze anekdote), zoutloos betekent letterlijk ‘zonder zout’ (een zoutloos dieet).
Er blijven vragen. Waarom is het vreemd om achter sommige basiswoorden -loos te plaatsen: geheimloos of succesloos? We kunnen immers wel degelijk zonder geheim of succes zijn – in theorie tenminste. En waarom is belangeloos niet het tegenovergestelde van belangrijk? Of redeloos van rederijk? Sommige vragen laten je woordenloos.
Maar vooral is nu de vraag: zijn er meer positieve loos-woorden?
Zie hier een lijst met loos-woorden.
Dit stukje verscheen eerder op Taaldokter.nl
Een wolkenloze hemel!
Pretentieloos ook. 😉