
Kerstmis staat voor de deur en, zoals elk jaar grijpen kleine ondernemers hun kans in de zogenoemde kerstmarkten. Arnhem, de stad waar ik woon, is geen uitzondering. Dit weekend bruiste de binnenstad met allerlei kraampjes: van handgemaakte huidverzorgingsproducten tot Italiaanse panettone en boxershorts met de naam van de stad erop gedrukt.
Zoals verwacht was er ook een diertje aanwezig: de capibara. Capibara’s in de vorm van knuffels, sleutelhangers, tassen, schrijfwaren en meer waren verkrijgbaar in alle maten en prijsklassen.
De afgelopen twee à drie jaar is de capibara een van de belangrijkste personages die niet beschermd zijn door auteursrechten en een grote rol spelen in speelgoedfabrieken. Misschien is hij niet zo trendy als de Chinese Labubu’s, maar wel een blijvende trend. Deze dieren zijn tegenwoordig razend populair op sociale media. Op TikTok, Instagram en Snapchat zie je talloze filmpjes waarin het woord capibara gecombineerd wordt met AI om animaties, stickers, korte video’s en meer te maken. Mensen zijn dol op het dier, maar hebben vaak geen idee waar het vandaan komt. In een dergelijke context is capibara geleidelijk een Nederlands woord geworden. Als taalkundige ben ik geïnteresseerd in woorden en structuren, niet alleen in vormen, maar ook in de geschiedenis. Waar komt capibara vandaan?
Cuy
Om de oorsprong van capibara te achterhalenverwijs ik eerst naar de cavia, een beter ingeburgerd woord in de Nederlandse taal. (Met cavia bedoel ik het diertje en niet het personage van Paulien Cornelisse.) Ja, cavia’s en capibara’s lijken fysiek op elkaar. In onze taal zijn ook hun namen tot op zekere hoogte verwant.
Wat is een cavia? In Nederland is het een populair huisdier, vooral geliefd bij kinderen. Maar cavia’s zijn natuurlijk geen inheemse Nederlandse dieren. Ze komen uit Zuid-Amerika, uit de Andes in mijn thuisland Peru om precies te zijn. Daar noemen we ze cuy, uitgesproken als koei, een woord uit het Peruaans-Spaans dat afkomstig is van het Quechua quwi – waarschijnlijk een onomatopee die verwijst naar het typische geluid van het dier.
Maar de woorden cavia en cuy lijken niet erg op elkaar. Waar komt cavia dan vandaan?
Ander knaagdier
Volgens bronnen van het Instituut voor de Nederlandse Taal, de Historische Woordenboeken Nederlands en Fries, komt het woord ‘cavia’ uit het Latijn, dat op zijn beurt is afgeleid van het Galibi een van de namen van het Karaïbs, dat nog steeds wordt gesproken in Venezuela, Guyana, Suriname, Frans-Guyana en Brazilië:
znw. m., mv. -‘s. In oudere bronnen wordt ook de lat. mv.-vorm caviae aangetroffen. Uit lat. cavia. De oudste aanh. bevat den vorm cabiai, waar ook het lat. uit ontstaan is; dit is afkomstig uit het Galibi, een taal uit de Ge-pano-caribische taalfamilie (Midden- en Z.-Amerika) (V.D.E.W.2).
↪Geslacht van kleine knaagdieren dat tot de familie der Caviidae behoort, bekend als proefdier en, mede onder den naam van Guineesch biggetje, als huisdier.
Cavia is de naam van een geslacht uit de familie der Halfhoevigen (Caviidae) …. Algemene bekendheid geniet het zgn. Guinese biggetje (Cavia porcellus), dat in Nederland … als huisdier wordt gehouden en in tal van laboratoria als proefdier wordt gebruikt, W.P. Encyclop. [1949]. V. DALE [1950].
Cavia, geslacht van Zuidamerikaanse knaagdieren zonder staart, met korte poten, kleine ronde oren en een grote kop, waartoe ook het tot huisdier geworden `Guinees biggetje’ … behoort, W.P. Encyclop. Dierenr. [1973].
— De cabiai of het rivierzwijn, ook guineesch zwijntje. Dit is kleiner dan het konijn; het heeft even zulke tanden als de rat; zijn haar, dat men met dat der varkens kan vergelijken, is niet altijd van dezelfde kleur, Onv. Speelmakker 177 [1853].
Echter, als we onderzoeken hoe cavia wordt gezegd in het Karaïbs lopen we tegen een muur aan. Er is geen woord voor cavia, maar wel voor een ander knaagdier, onze oude vriend capibara, die in het Karaïbs kapi’wa wordt genoemd.
Volgens professor Ana Cabral van de Universiteit van Brasilia is capibara, een woord uit het Tupi-Guarani. Het is een samenstelling van de woorden kapi (‘gras, kruid’) en wara (‘degene die eet’). Zoals jullie waarschijnlijk al vermoeden, is hier iets interessants aan de hand. Want capibara’s en cavia’s lijken wel héél erg op elkaar. In sommige dierenwinkels in Peru hoor je zelfs kinderen onze beroemde (en smakelijke) cavia’s capibara noemen. De capibara is eigenlijk een soort reuzen-cavia.

Knuffeltjes
En ja, dat lijkt inderdaad te kloppen. Waarschijnlijk hebben de Nederlanders, toen ze tijdens de kolonisatie van Zuid-Amerika in contact kwamen met de Galibi, het woord overgenomen en niet precies om capibara’s te noemen, maar guinese biggetjes. Cavia heeft als zodanig dezelfde etymologische oorsprong. Het is zeer waarschijnlijk dat de v in cavia oorspronkelijk een /p/, die in intervocalische positie is veranderd in een zachtere klank, eerst een /b/ en uitendelijk en /v/ – een proces dat we sonorisatie noemen (zie de bron van 1853). Dat komt vaak voor in Europese talen, maar ook in het Tupi-Guarani. Overigens behoren zowel capibara’s als cavia’s tot dezelfde familie: de Caviidae.
Het lijkt er dus op dat het Nederlands stukjes Tupi-Guarani bevat. En dat onthult iets belangrijks: het koloniale en zeevarende verleden (en heden!) van onze Nederlandse voorgangers, die niet alleen materiële nieuwigheden meebrachten, maar ook een hele reeks taalkundige innovaties uit de overzeese gebieden, van guinese biggetjes, tot inheemse woorden, en meer recent, zingende capibara-knuffeltjes.
Bibliografie
Azevedo, M. C. B. C. (2023). ‘A Banana, a Chicken, and a Gun Wander into a Continent…’: A Reanalysis of Nordenskiöld’s 1922 Data on South American Loanwords and Wanderwörter. https://theses.ubn.ru.nl/handle/123456789/14551
Courtz, H. (1997). Karaïbs—Nederlands woordenboek. Instituut voor Taalwetenschap.
Rodrigues, A. D. (1985). Evidence for Tupi-Carib Relationships. In H. E. M. Klein & L. R. Stark (Eds), South American Indian Languages: Retrospect and Prospect (pp. 371–404). University of Texas Press.
Rodrigues, A. D. (2000). ‘Ge-Pano-Karib’ X ‘Jê-Tupí-Karib’: Sobre relaciones lingüísticas prehistóricas en Sudamérica. In L. Miranda (Ed.), Actas del I Congreso de Lenguas Indígenas de Sudamérica: Vol. Tomo I (pp. 95–104). Universidad Ricardo Palma, Facultad de Lenguas Modernas.
Rodrigues, A. D. (2009). A Case of Affinity Among Tupí, Karíb, and Macro-Jê. Revista Brasileira de Linguística Antropológica, 1(1).
Laat een reactie achter