Door Michiel de Vaanjouwen ww. ‘beschimpen’Vroegnieuwnederlands jouwen ‘beschimpen’ (1609, Willem Jansz. Buys en Jacob Lenaertsz, Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens), bejouwen (1615), en uytjouwen (1647). De beginklank verschijnt als di- bij de Antwerpenaren Willem Ogier (bediouwen 1639, uytgediout 1680) en Peeter Vloers (bediouwen 1659), vergelijk daarvoor het … [Lees meer...] overAddenda EWN: jouwen
etymologie
Addenda EWN: stevel en stiefelen
Door Michiel de Vaanstevel zn. ‘laars’Middelnederlands stevele ‘laars’ (1477, Teuthonista; wegens -e is dit waarschijnlijk een meervoudsvorm, vgl. ook bij Plantijn, 1573: stevel oft stevels). Vroegnieuwned. stevel (1573), stivel, stevel, stifel (1599, bij Kiliaan, die ze als Duitse, Gelderse en “Saksische” woorden betitelt). In de standaardtaal is stevel nooit frequent … [Lees meer...] overAddenda EWN: stevel en stiefelen
Addenda EWN: z(w)oel
Door Michiel de Vaanzwoel bn. ‘benauwd’ en zoel bn. ‘aangenaam warm’Mnl. verzwoelen ‘verzengen’ (1440–1460; Jan Praet, Speghel der wijsheit; verzwoelen staat zo in de uitgave van Bormans uit 1872, het hs. zal wel een andere spelling hebben). Vnnl. swoel, zwoel ‘aangenaam warm; onaangenaam warm, broeierig’ (ca. 1615), swoelen ‘gloeien, drogen’ (1608). Zonder w: Vnnl. soel, zoel … [Lees meer...] overAddenda EWN: z(w)oel
Waar komt kaas vandaan?
Door Peter Alexander Kerkhof Waar komt kaas vandaan? “Uit de kaasfabriek![1]” roept de één. “Nee joh, van de koe!” roept de ander. Natuurlijk hebben beiden gelijk. Kaas wordt, in fabrieken, van gestremde melk van grazende zoogdieren gemaakt. In Nederland gaat het dan vooral om kaas van koemelk. Rond de Middellandse Zee wordt dan weer veel geiten- en schapenkaas gegeten. De … [Lees meer...] overWaar komt kaas vandaan?
Addenda EWN: vuig
Door Michiel de Vaanvuigbn. ‘gemeen’Mnl. vudighe (mv.; Holland, ca. 1450), vuydich (1479) ‘lui, vadsig’, Nnl. vuyegh ‘lui’ (Anna Bijns, ca. 1540), vuygh (1618–23). De pejoratieve betekenissen ‘laf, minderwaardig, verachtelijk’ kunnen vanuit ‘lui’ en ‘ledig’ worden verklaard. De wegval van d heeft vuidig regelmatig in vuig veranderd. Tot 1700, zeer sporadisch daarna tot 1820, … [Lees meer...] overAddenda EWN: vuig
Addenda EWN: verleppen
Door Michiel de Vaanverleppen ww. ‘verwelken’Voor het eerst in 1602, waneer Jan van Hout in zijn vertaling van Petrarca’s sonnet Fontana di dolore de uitdrukking putta sfacciata met verlepte hoer vertaalt. Kort daarna wordt verleppen een gangbaar woord, bijv. in een schoon’ ontloocken Roos wiens bladers zijn terstondt verlept (Pers, Bellerophon, 1612) en Ay ziet het schoon … [Lees meer...] overAddenda EWN: verleppen
Appelsien en djoeken
Door Leonie CornipsOver het woord appelsien (Venloos appelesien, Maastrichts appeleseen) heb ik me altijd verbaasd omdat het zo intrigerend ‘andersom’ is vergeleken met sinaasappel. De appel in het woord is prima te begrijpen. Maar sinas of sinaas, wat is de oorsprong van dat woord en waarom kan het voor of na ‘appel’ staan? Volgens het recent verschenen boekje Waar komt … [Lees meer...] overAppelsien en djoeken
Addenda EWN: tja
Door Michiel de Vaantja tw. uiting van weifelende toestemming, berusting, echovraagNnl. tja (1901), tja-tja (1901), sja (1903), tsja-tsja (1903), tsja (1908). De eerste attestaties komen uit Heijermans’ Op hoop van zegen. Naar alle waarschijnlijk is tja ontstaan door nadrukkelijke of bedachtzame uitspraak van de j-, waarbij extra frictie ontstaat (jjja) en de beginklank … [Lees meer...] overAddenda EWN: tja
Addenda EWN: spreeuw en spraaien
Door Michiel de Vaanspreeuw zn. ‘zangvogel’ (sturnus vulgaris)Middelnederlands sprewe (1287), Nnl. spreeuwe (1562), spreeu (1608). In de zeventiende eeuw komt daarnaast het ww. spreeuwen ‘bespotten’ voor, dat naar het geschetter van spreeuwen verwijst. Als spreeuw of een variant daarvan komt de vogelnaam voor in West- en Zuidnederlandse dialecten. Daarentegen vertonen het … [Lees meer...] overAddenda EWN: spreeuw en spraaien
Addenda EWN: proesten ww. ‘niezen, lachen’
Door Michiel de VaanMiddelnederlands pruysten ‘niezen; uitspuiten’ (1477), Vroegnieuwnederlands proessen of proesten ‘niezen’ (1573), pruysten ‘niezen’ (1599). Pas vanaf 1746 treffen we proesten ‘niezen, schuimbekken’ in literaire teksten aan, het eerst in Holland, en meermaals in combinatie met het rijmwoord hoesten. Na 1800 komt ook de uitdrukking proesten van het lachen … [Lees meer...] overAddenda EWN: proesten ww. ‘niezen, lachen’
Addenda EWN: nochtans
Door Michiel de Vaan nochtans bw. ‘evenwel’ Een samentrekking van nog en dan. Dat is nog duidelijk te zien aan de spelling en de betekenis van noghthanne ‘toen nog’ en nohthanne ‘nog steeds’ in de Leidse Willeramvertaling (ca. 1100). In de dertiende eeuw kan nochdan(ne), nochtan(ne) nog steeds ‘dan nog, verder nog, bovendien’ betekenen, maar krijgt het daarnaast de … [Lees meer...] overAddenda EWN: nochtans
Addenda EWN: Verorberen
Door Michiel de Vaanverorberen ww. ‘opeten’Middelnederlands verheurbeuren ‘aanwenden’ (Gent, 1419; met hypercorrecte h-), te veroerberne ‘te bewerken’ (1410–1430), veroorboort ‘gebruikt’ (1492). Vroegnieuwned. veroorboren (1500), verorbaren (1644) ‘gebruiken, gebruik maken van’, met reductie van de derde lettergreep ook veroorberen (1525), veroorbren(1648), veroirberen (1651), … [Lees meer...] overAddenda EWN: Verorberen
Addenda EWN: moei
Door Michiel de Vaanmoei zn. ‘tante’Middelnederlands muje (1240), moye (1268) ‘tante van moederszijde’, volmoie ‘volle tante’ (1296), oude(r)moye ‘oudtante’, Nieuwned. moeye (1522), moey (1640) ‘tante’, petemoey ‘peetmoeder’ (1564). Na 1600 komt het woord in Holland en Zeeland ook met de klinker eu voor, bijv. meuy (Coster, 1615), petemeuy (Bredero, 1613, Cats, 1635), verkleind … [Lees meer...] overAddenda EWN: moei
Addenda EWN: lob en lub
Door Michiel de Vaanlob zn. en lub zn. ‘geplooide halskraag’Middelnederlands lobben ‘plooien in hoofdkleding’ (1366, MNW s.v. ranse), lobben ‘stokvis’ (1477), Vroegnieuwnl. lobben mv. (1574), lobbe ev. (1599), lob (1635) ‘geplooide kanten kraag of manchet’, handlob (1691) ‘plooisel dat over de pols valt’. Bij Noordhollandse auteurs ook met u: lubben ‘plooien’ (Haarlem, … [Lees meer...] overAddenda EWN: lob en lub
Addenda EWN: dolage
Door Michiel de Vaandolage zn. ‘moerassig stuk grond’Middelnederlands doelage (1281), dolaghe (1326), doolaghe (1432), alle in Vlaamse herkomstnamen, verder dootlage (ca. 1450, Pelgrimage vander menscheliker creaturen), doelaghe, doeleghe (Grootloo, cijnsboek ca. 1450), dootlaghe, dolaghe (1477, Delftse Bijbel), Nieuwnl. do(o)laghe (1562), dootlaghe (1590). In huidige Vlaamse … [Lees meer...] overAddenda EWN: dolage
Addenda EWN: aling en alijk
Door Michiel de Vaanaling bn. ‛geheel’Middelnederlands aling ‘geheel’ (1294), bw. alinge ‘volkomen’, afl. alincklike bw. ‘geheel en al’ (1298 allingleke). Nieuwnederlands aling en alinck. Wordt voornamelijk in oorkonden, plaatselijke verordeningen, keurboeken, handvesten en andere niet-literaire bronnen gebruikt, en raakt na 1700 buiten gebruik. In moderne dialecten nog bekend … [Lees meer...] overAddenda EWN: aling en alijk
Addenda EWN: aanfluiting
Door Michiel de Vaanaanfluitingzn. ‘voorwerp van spot’Zeventiende-eeuwse afleiding van het ww. aanfluiten, een zestiende-eeuwse leenvertaling van Hoogduits anpfeiffen. Luther gebruikt in 2 Kronieken 29:8 das man sie anpfeifft‘dat men ze bespot’ en in Jeremia 51:37 zum anpfeiffen‘tot mikpunt van spot’.Als eerste heeft de Vorsterman Bijbel uit 1528 de combinatie van aan met … [Lees meer...] overAddenda EWN: aanfluiting
Addenda EWN: kwelen/kwedden/quethan
Door Michiel de Vaankwelen ww. ‘lieflijk zingen’Mnl. qwedelen‘op een bepaalde wijs zingen’ (1477), quelen (1440-1460), Vnnl. quelen, kwelen ‘zingen, opgewekt zingen’(1561), daarnaast ook ‘lieflijk’en vooral ‘weemoedig’of ‘klaaglijk zingen’. In de 16eeeuw in Vlaanderen ook quelen ‘druk praten, babbelen’. Verwante vormen: Middelnederduits quedelen ‘babbelen, zwetsen’, … [Lees meer...] overAddenda EWN: kwelen/kwedden/quethan
Addenda EWN: Kweepeer
Door Michiel de VaanMnl. quedeboem ‘kweeboom’ (1330), verder Mnl. que(e)de v. ‘kwee’ en quede appel ‘kweeappel’. Later valt de d tussen de klinkers weg, vandaar bij Kiliaan (1599) que en que-appel ‘malum cydonium’ naast o.a. que-peyre ‘malum strutheum’. Het verschil tussen beide samenstellingen wordt in 1554 als volgt door Dodoens beschreven: Queappelen sijn tweederleye / Die … [Lees meer...] overAddenda EWN: Kweepeer
Onbeschreven en ongepubliceerde boeken
Door Marc van Oostendorp Dat over het woord boek twee etymologische verhalen de ronde doen, dat komt goed uit. Volgens het ene verhaal heeft het te maken met het woord beuk: de Germanen zouden hun runen in beukenstaafjes hebben gekerfd, en het woord boek zou dus oorspronkelijk hebben verwezen naar een fysiek object – de tak van een boom. Deze etymologie, die ooit … [Lees meer...] overOnbeschreven en ongepubliceerde boeken
Addenda EWN: Keuvelen
Door Michiel de Vaankeuvelenww. ‘babbelen’Aangetroffen vanaf de achttiende eeuw, bijv. bij Van Hoven (De Gewaande Krygsman, 1715): Polyxena, die most daer sneuvlen / en Priam die noch wat wou keuvlen. Keuvelenis door ronding van ee tot eu ontstaan uit het slechts enkele malen aangetroffen ww. kevelen ‘langdurig kauwen, de kaken langdurig bewegen’ (1710, in het woordenboek van … [Lees meer...] overAddenda EWN: Keuvelen
Addenda EWN: zwoerd
Door Michiel de Vaanzwoerd zn. ‘spekrand’Mnl. swarde, swaerde v. (ca. 1300) ‘met haar begroeide huid, hoofdhuid’, groensuarde (ook -waerde, -werde) ‘het begroeide aardoppervlak’ (1265–70), speckswarde (1477) ‘de huidlaag boven het spek’. De huidige betekenis ‘van haren ontdane varkenshuid, rand van het spek’ wordt vanaf 1560 aangetroffen in teksten. De oorspronkelijk … [Lees meer...] overAddenda EWN: zwoerd
Addenda EWN: zult en zilt
Door Michiel de Vaanzult zn. ‘hoofdkaas’Oudnl. sulton [dat.sg.] ‘zoute grond’, Mnl. sulte, sult ‘pens, gepekeld vleesʼ, Nnl. zult ‘zoutwater, pekel; in zout geconserveerd vleesgerecht’. De huidige betekenis ‘hoofdkaas’ is vanaf 1639 in teksten geattesteerd. Er bestaat ook een afgeleid ww. zulten ‘inmaken, ter conservering inleggen in zout en kruiden’ (1560). In het Zeeuws luidt … [Lees meer...] overAddenda EWN: zult en zilt
Addenda EWN: Zode
Door Michiel de Vaanzodezn. ‘plag’ en zodde zn. ‘drassig land’Zode kent twee klinkervarianten, oo en aa. De oudste attestaties betreffen Noordhollandse plaatsnamen, Saden bij Zaandam (ca. 1180) en in Sadenhorne (1130–1161 kopie ca. 1420). In het Vroegmiddelnederlands staat in het Vlaams het mv. saden ‘graszoden’ (1260, 1287) naast eenmaal soeden (datief mv.) ‘weiland’ … [Lees meer...] overAddenda EWN: Zode
Addenda EWN: dra
Door Michiel de Vaandra, n. bw. van tijd, ‘spoedig’, benevens weldra bw. en zodra vw.Mnl. drade ‘gauw’ (1220–1240, Nederrijnse Aiol). Vnnl. zelden draey (Souterliedekens, Antwerpen, 1540; Het Offer des Heeren, 1570), normaal dra ‘snel, vlug; spoedig’ (1598), tot 1700 ook als drae gespeld. In de loop van de 20e eeuw verdwijnt dra uit de schrijftaal, behalve waar … [Lees meer...] overAddenda EWN: dra