In het televisieprogramma De wereld draait door werd gisteren, 17 oktober 2011, aandacht besteed aan de nationale donorweek. Er was een gesprekje met de ouders van een overleden zoon wiens hart was getransplanteerd in het lichaam van een vrouw. De vrouw was er ook, en toen zij in beeld kwam stond onder in beeld haar naam, met de toevoeging getransplanteerde. Ik dacht: Hè? Maar die vrouw is zelf toch niet getransplanteerd?
Achteraf denk ik dat ik het slachtoffer ben geweest van de natuurlijke neiging om een vreemde taalvorm meteen als fout te beschouwen, maar het duurde maar een fractie van een seconde. Want mijn tweede gedachte was: wat is hier aan de hand? Vanwaar die taalvorm getransplanteerde voor iemand die de ontvanger is van een getransplanteerd hart?
Mijn aanvankelijke gedachte (“Maar die vrouw is zelf toch niet getransplanteerd?”) was het gevolg van een syntactische reconstructie. Ik moet geredeneerd hebben: een getransplanteerde vrouw, dat is een vrouw die getransplanteerd is, met andere woorden een vrouw die men getransplanteerd heeft. De taalvorm suggereert dus dat de vrouw het lijdend voorwerp van transplanteren is.
Er zijn nu een aantal vervolgreacties mogelijk, in variërende graad van reflectieve complexiteit. De eenvoudigste is: foutje, slip of the tongue. Snel mediaprogramma, slordige ondertitelaars, taalverloedering en binnenkort spreken we allemaal Engels. Dat is best een voorstelbare reactie (althans in redelijke mate), maar ook al zou je de taalvorm als fout bestempelen, dan biedt die veroordeling geen enkele verklaring voor het optreden van de vorm. Je kunt wel zeggen dat het “slordig” is, maar het is onduidelijk waar die slordigheid in dit geval uit bestaat: zomaar wat zeggen? Ook fouten verdienen een grammaticale analyse.
Een andere reactie is dat het een of andere vorm van contaminatie betreft. Onder die opvatting zou de vorm getransplanteerde ontstaan moeten zijn uit een combinatie van twee andere vormen. Maar bij nader inzien is het onduidelijk welke twee vormen dat dan zouden moeten zijn (en waarom dan de verwarring zou optreden).
Een reactie die meer in de buurt van een aannemelijke verklaring komt is dat hier sprake is van metonymisch taalgebruik. Je gebruikt de persoon in plaats van het lichaamsdeel (totum pro parte). Dat is een procédé dat regelmatig voorkomt in de taal. Je komt op zaterdagmorgen je buurman tegen, van wie je weet dat hij elke week zijn auto wast, en je vraagt: Zo buurman, ben je al gewassen? (Nee ik rij ‘m zo nog even door de wasstraat). Of de coach vraagt aan de formule 1-coureur: Ben je al volgetankt?
Best aannemelijk, dat metonymisch taalgebruik. Maar in dit geval denk ik dat er net even iets meer aan de hand is. Want als je iemand een getransplanteerde noemt, dan heb je het niet alleen over het hart dat getransplanteerd is, maar bedoel je ook dat de persoon in kwestie de ontvanger van dat hart is. Niet zozeer de bezitter (want ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat de donor de getransplanteerde genoemd wordt), maar de ondervindende persoon.
Bij nadere beschouwing blijken er in de gehele medische sector allerlei werkwoorden te bestaan met dit soort ondervindende personen. Zo kun je iemand botoxen, kraken, (face)liften, of scannen, en in al die gevallen is de betekenis dat die iemand de medische handeling van het botoxen, kraken, (face)liften of scannen ondergaat. In feite is de term opereren al zo’n voorbeeld. Iemand die geopereerd wordt ondergaat de operatie. Opereren zelf is eerder handelen dan behandelen.
Dat lijkt allemaal nog niet zo heel erg opmerkelijk: een ondervindende persoon als lijdend voorwerp is heel gewoon. Maar toch lijkt hier iets speciaals aan de hand. Zie bijvoorbeeld de uiting Ik ben vanmiddag geprikt. Hiermee wordt duidelijk de medische handeling bedoeld van het bloed prikken, niet zozeer dat iemand mij met een scherp voorwerp heeft gestoken. In de medische betekenis gaat het ook bepaald niet om lukraak steken, maar om een zorgvuldige handeling waarbij de naald onder een bepaalde hoek precies in een bloedvat moet worden ingebracht, om de bloedstroom onbelemmerd zijn gang te laten gaan. En, wat in dit verband belangrijker is: in bloed prikken is eigenlijk bloed het lijdend voorwerp. Staat dit erbij, dan is de uitdrukking ook bij iemand bloed prikken, en niet iemand bloed prikken. Toch is de betekenis bij iemand prikken dat er bij iemand bloed geprikt wordt.
Nu zijn we ongemerkt toch bij de syntaxis aangeland, want in bij iemand bloed prikken zou je bij iemand kunnen analyseren als een meewerkend voorwerp. Weliswaar lijkt de weglaatbaarheid van bij niet in alle gevallen even gelukkig, maar bij weglating van het eigenlijke lijdend voorwerp is het onproblematisch.
Dat zou betekenen dat we hier te maken hebben met een meewerkend voorwerp in de ondervindende persoon, dat al dan niet de functie van het lijdend voorwerp (een onvervreemdbaar object van die persoon) overneemt, en in elk geval in de lijdende vorm het onderwerp wordt.
Ander voorbeeld: de verpleegkundige komt de zaal binnen en vraagt Wie is er al gespoten? Nu is er weliswaar geen sprake van een weggelaten lijdend voorwerp, maar je zou kunnen argumenteren dat het werkwoord spuiten zelf zijn voorwerp bevat. Immers, de medische betekenis van iemand spuiten is bij iemand een spuit zetten.
Een nog treffender voorbeeld in dit verband is faceliften. In dat woord zit het lijdend voorwerp (face) zichtbaar opgesloten. Toch kun je best iemand faceliften (als je hierop googlet zie je dat het vaak auto’s betreft die gefacelift zijn). Maar als ik me niet vergis kun je zelfs dat geïncorporeerde lijdend voorwerp in de medische betekenis weglaten en iets zeggen als: Zij is het vorig jaar helemaal gelift (al kan het dan ook andere lichaamsdelen betreffen).
Nog interessanter: de zin Mijn zoontje is vanmorgen geknipt heeft de voor de hand liggende betekenis dat bij mijn zoontje vanmorgen het haar geknipt is (wat je met enige goede wil nog wel een medische handeling kunt noemen), maar het is ook mogelijk dat het hier zijn amandelen betreft. Zeker in een context waarin die operatie meer voor de hand ligt is dat een goed voorstelbare taaluiting.
Het lijkt dus een vast syntactisch patroon: je hebt een werkwoord, dat al dan niet samen met een lijdend voorwerp een medische handeling aanduidt. Dat lijdend voorwerp betreft dan natuurlijk vaak een lichaamsdeel of een ander onvervreemdbaar deel van een persoon. In dat geval kun je er een ondervindende persoon bij iemand bij plaatsen, zeg maar de medische datief. Dat opent de deur voor twee ontwikkelingen. De eerste is dat het voorzetsel bij weglaatbaar wordt, waardoor er in de traditionele grammatica ondubbelzinnig sprake is van een meewerkend voorwerp, en ten tweede kun je het lijdend voorwerp opnemen in het werkwoord, dan wel domweg weglaten. In dat geval blijft het voorzetsel bij zeker achterwege, en de ondervindende persoon gedraagt zich als het lijdend voorwerp en wordt bij de lijdende vorm onderwerp.
Bij uitbreiding komt de medische datief ook voor bij andere handelingen die delen van het lichaam betreffen. Zo noemde ik net al het knippen, maar ook seksuele handelingen als neuken, pijpen en beffen komen voor met een lijdend voorwerp in dit type van de ondervindende persoon. En zeker in de lijdende vorm krijgt dat volgens mij dan toch iets afstandelijks. Iets klinisch, zou ik zeggen.
Peter-Arno Coppen
Laat een reactie achter