Maandagochtend maak ik altijd een uitstapje, want dan ben ik op Radio Noord-Holland met een taalrubriek.
Op die uitzendingen krijg ik altijd veel reacties van luisteraars, en dat is misschien wel mijn intensiefste contact met mensen die wel ‘gewone taalgebruikers’ worden genoemd. Deze week bijvoorbeeld:
Ik heb een brandende vraag voor Marc van Oostendorp.
Ik hoor en lees tegenwoordig, ook in literatuur, steeds meer: Hij wilt i.p.v hij wil.
Is dit correct? Is er onlangs een nieuwe spelling geweest?
Want s’ Kinds herte is als Wasch, waer in gedweegh en mild
‘Den Meester prent en druckt de letter die hy wilt
De Taalprof kwam op Twitter ook nog melden dat de taalkundige Huydecooper al in 1783 voorbeelden gaf van hoe ‘de ouden’ hy wilt schreven:
De Overzetters van den Staten Bybel hebben in beraad gehad, of zy zouden schryven hy wilt, of hy wil. Tot het laatste is besloten.
De Statenvertaling heeft zoals bekend onze Nederlandse standaardtaal gevormd. Het had dus niet veel gescheeld of de spelling was aan het begin meteen al veranderd!
Peter-Arno Coppen zegt
Is dat nog wel spelling? Ik zou denken dat in de tijd van de Statenbijbel klaarblijkelijk die twee vormen ook in het mondeling taalgebruik voorkwamen (net als nu), en dat het gaat om de keuze welk van de twee je tot de standaardtaal rekent.
Anne-Marie Mineur zegt
Leuk dat 'hij kan', 'hij mag' en 'hij zal' nog wel steeds aan die hypercorrectie ontkomen. Of vind je daar ook varianten van?
Eppo zegt
Ik kant er niet veel mee
janien zegt
(De stoute schoenen aan … 't is niet dat ik de balk(en) in eigen oog niet wil zien.) Maar "taalgenruikers": wat mooi Blog-Nederlands voor gentechnologische innovatie. Of zeg ik beter Nano-Nederlands? Of: Neder-L, altijd dat voetje voor. 't Zijn verrassende, spannende tijden toch!
Marc van Oostendorp zegt
Typisch iPad-foutje (vanochtend geschreven in een trein in de storm)! Inmiddels verbeterd.
Oscar Strik zegt
De vormen met -t zijn al in het Oudnederlands te vinden volgens het ONW. Dat komt als ik het goed begrijp omdat het een oorspr. athematisch werkwoord is.
Kunnen, mogen, zullen daarentegen zijn preterito-presentia, waar de tegenwoordige tijd een oorspronkelijke (sterke) verleden tijd is, dus zonder -t in de derde persoon.
De variatie in willen is dus al vrij oud, en bestaat wellicht al sinds het Oudnederlands, maar bij kunnen enz. dus niet.
Ik zie dus twee opties:
1) De variatie is oorspronkelijk, altijd blijven bestaan in variaties van het Nederlands, maar verdwenen uit de standaard. Nu echter weer in opmars vanuit spreektaalvariaties.
2) De variatie is oorspronkelijk, maar na standaardisering verdwenen, ook uit de spreektaal. Het 'wilt' van nu is een analogische innovatie op basis van de -t uitgang bij bijna alle andere werkwoorden.
Tegenargument op 2): 'willen' is zeer frequent, en dus relatief resistent tegen zulke veranderingen, zoals ook kunnen, mogen, etc.
Ik ga vooralsnog voor 1), maar geen idee of er dialectologische data is die dat ondersteunt.
Oscar Strik zegt
Alternatief argument voor 2): de druk van de prescriptieve regel "derde persoon enkelvoud tengewoordige tijd eindigt op -t" als hulp bij d/t-spelling is zo groot dat er hypercorrectie optreedt. Alhoewel dat weer geen verklaring biedt voor de resistentie van 'kunnen', enz. Of gaan we het daar ook zien? Zo ja, waarom 'willen' eerst?
Marc van Oostendorp zegt
Er is nog iets, Oscar. Het Engelse 'will' heeft ook geen uitgang in de derde persoon enkelvoud ('He will'), ook al heeft het inmiddels een andere betekenis en is ook die uitgang een andere dan in het Nederlands. Misschien is het overspannen om een verklaring voor beide verschijnselen te vinden, maar als je zo ver terug wilt gaan, doet die vraag zich toch voor.
Oscar Strik zegt
Ik snap niet zo heel goed wat de Engelse vorm zegt over de Nederlandse, in dit geval. In welk opzicht is het een andere uitgang? Voor zover ik snel kan nagaan was de pres.ind.3.sg. in het Oudengels al 'wille'. Dat lijkt mij grofweg gelijk aan de Oud/Middelnederlandse varianten zonder -t.
De Engelse lexicale versie van 'will' met de betekenis willen/wensen heeft later wel uitgangen op -th en -s gekregen. Het hulpwerkwoord 'will' met de toekomende betekenis volgens mij niet (of minder?).
—
Wat betreft hypercorrectie moeten we misschien ook rekening houden met de factor t-deletie aan het einde van een ww-vorm. Als 'wilt' met name voorkomt in varianten van het NL waar t-deletie in de 3.sg.pres. veel voorkomt zou dat kunnen wijzen op een verband met hypercorrectie. (Bedankt Remco Knooihuizen voor de tip!)
Wederom: dialectologen, mengt u erin!
Marc van Oostendorp zegt
Omdat ik niet kan toestaan dat iemand in discussie met mij ineens begint te roepen: 'dialectologen, mengt u erin', heb ik snel even dit kaartje gemaakt: http://www.vanoostendorp.nl/plaatjes/hijwilt.svg
De streepjes geven plaatsen waar een 't' als uitgang is gevonden: zoals te zien is, gaat dit over het zuiden: heel Vlaanderen en Nederlands Limburg.
Het is gebaseerd op data uit het Goeman-Taeldeman-Van Reenen project (http://www.meertens.knaw.nl/mand/database/), om precies te zijn vraag 1536. Ik heb niet heel erg nauwkeurig de data gefilterd, voor een wetenschappelijke publicatie zou dat allemaal wat preciezer moeten gebeuren, maar het beeld is vrij duidelijk.
Het lijkt me jouw hypothese 1 te ondersteunen.
Marc van Oostendorp zegt
Omdat misschien niet iedereen svg goed kan zien ook nog een gif:
http://www.vanoostendorp.nl/plaatjes/hijwilt.gif
Oscar Strik zegt
Die van die dialectologen was wel een beetje onder de gordel van me, hè?
Aan de ene kant ondersteunt het 1), maar komt de huidige spreiding van 'wilt' ook daadwerkelijk uit het zuiden? Ik neem aan de de vragensteller in jouw radio-uurtje in NH woont, dus dan moet op de een of andere manier het Vlaams en Limburgs (opeens) een relatief grote indruk op het Hollands zijn gaan uitoefenen. Is dat plausibel?
Misschien is 1) correct, maar een gemodificeerde versie van 2) ook: 'wilt' is in sommige gebieden oorspronkelijk, en in sommige gebieden hypercorrect, tenzij invloed uit gebied 1) aan te tonen is.
Sociolinguisten, komt erbij!
Peter-Arno Coppen zegt
Ik kijk in zo'n geval ook altijd even in Schönfeld. Die zegt: "In 't ndl. willen: sg. 3 hij wil [daarnaast, met jongere toevoeging van -t, soms mnl. (brab.) wilt]" en hij verwijst voor literatuur naar een werk van Stoett, 'Drie kluchten uit de zestiende eeuw,' maar in de editie op dbnl kan ik die verwijzingen niet vinden.
Van belang lijkt me dat Schönfeld het een jongere toevoeging in het middelnederlands noemt.
Oscar Strik zegt
Klopt inderdaad – ik heb Schönfeld er ook even bijgepakt. Schönfeld heeft wel gelijk, alleen staat de vorm -t inmiddels ook in het ONW:
Het gaat dus nog iets verder terug, alhoewel ik de vorm 'wilt' in de citaten niet meteen kan terugvinden.
De vraag blijft of de huidige opkomst van 'wilt' te verklaren is uit invloed van de historische (i.t.t. innovatieve) Vlaamse en Limburgse vormen. Als je er op googlet (lelijk zeg, zo'n -t daar) krijg je allerlei soorten Nederlands, waaronder veel forumtaal en taal van (kinderen van) migranten.
Wellicht is de standaard-analyse (hypercorrectie volgens de Taalunie, Onze Taal, en allerlei prescriptores) toch correct, alhoewel daar de prangende vraag blijft waarom 'kunnen, mogen, zullen' buiten schot blijven. Rarara.
Impressionistische statistieken (google search "hij + V-t":
wilt: 288.000
kant: 11.100
kunt: 3.350
zalt: 1.650
zult: 6.930
magt: 390
Marc van Oostendorp zegt
Het zou aardig zijn (dialectologen, komt u er ook even bij!) dit ook nog door de MAND te halen. Helaas zit 'hij kan' er niet in, maar voor 'hij mag' vind al meteen enkele vormen met 't' (ook al in het zuiden).
Gert de Jager zegt
Voor wat het waard is, in uw geleerd gezelschap.
Ik had 'hij wilt' nog nooit gehoord totdat ik een jaar of tien geleden op een sjieke school in Amsterdam (-Zuid, grachtengordel) ging werken. Daar was en is het behoorlijk courant. Daarvóór werkte ik zuidelijker in de Randstad.
De andere werkwoorden die Oscar Strik noemt, zijn echte sterke werkwoorden. Ik denk dat 'willen' steeds meer als een zwak werkwoord wordt ervaren. Het meervoud 'wouden' wordt kinderen afgeleerd. Blijft alleen 'wou' over met 'wilde' dan nog daarnaast.
Ik ga voor optie 2.
Marc van Oostendorp zegt
Ah, ja, dat is interessant: dat het iets met de 'verzwakking' van willen te maken heeft, daar had ik nog niet aan gedacht. In de Morfologische Atlas is 'ik wilde' ook overwegend een zuidelijk fenomeen, zij het iets minder overtuigend (je vindt het ook in stukken Noord-Nederland en juist minder in bv. Limburg), dus er is ook in de dialecten een aanwijzing te vinden voor dit, het Vermoeden van De Jager!
Gert de Jager zegt
't Is geen dialect, 't is gewoon beschaving.
De schrijfwijzer, p. 103:
"In een enkel geval heeft een werkwoord twee vormen voor de verleden tijd. Enkele voorbeelden: (…) wilde/wou. Hier zijn beide vormen mogelijk. De vorm wilde wordt vooral in de schrijftaal gebruikt, en wou in de spreektaal."
'Willen' als zwak werkwoord gaat dus in de richting van een beschaafdere norm. Nieuwe taalgebruikers hebben moeite hebben met uitzonderingen: ook op straat is 'willen' makkelijker als zwak werkwoord. Het is een wonder dat 'hij wil' nog niet helemaal verdwenen is.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, ik bedoel niet dat 'wilde' zeggen dialect is. Wat ik bedoel is: de regio's waar men 'hij wilt' zegt in deze dialectenquête zijn ook de regio's waar men 'ik wilde' zei. Er is dus een relatie tussen die twee vormen.
Daarmee is het probleem van Oscar Strik nog steeds niet helemaal opgelost, want waarom is het nu uitgerekend 'willen' dat met alle geweld regelmatig wil zijn. Waarom is 'hij magt' / 'ik magde' zoveel minder gebruikelijk? Misschien dat dit toch iets te maken heeft met het bestaan van de zuidelijke dialecten. Die ondersteunen ook de noordelijke spreker in zijn voorkeur voor die reglmatige vormen van 'willen', terwijl 'mogen' overal onregelmatig is, en dus moeilijker te breken.
Gert de Jager zegt
Wat ik bedoelde is dat een verklaring op basis van dialecten misschien niet nodig is. 'Willen' tendeert om drie redenen naar een zwak werkwoord: alleen in de derde persoon enkelvoud is het dat niet, andere vormen worden nadrukkelijk afgeleerd en als onbeschaafd beschouwd, wanneer er twee opties zijn wordt de zwakke vorm de schrijver aangeraden. Dat alles speelt niet bij mogen/mag/mocht.
Wat mij opviel, is dat ik 'hij wilt' voor het eerst hoorde bij jonge taalgebruikers uit elitaire milieus. In de bijna vijftig jaar daarvoor en op uiteenlopende plaatsen in de Randstad: nooit. Als 'wou' als onbeschaafder wordt beschouwd dan 'wilde', dan ligt een analogie met wil/ wilt voor de hand. Voeg daarbij de interferentie met jonge, allochtone taalgebruikers die dit soort uitzonderingen als laatste aanleren, dan is het niet onwaarschijnlijk dat zich hier een taalverandering voltrekt die losstaat van ontwikkellingen in dialecten. De taalgebruiker vormt de regel 'willen gedraagt zich als een zwak werkwoord' en kijkt verbaasd op als hij wordt gewezen op die ene uitzondering. Die uitzondering is werkelijk 'one of a kind' en moet als unicum worden ingeprent. Tegen alle andere regels in het geval van 'willen' in.
Dacht ik. Misschien. Zou kunnen. Eventueel.