Het begon ermee dat ik gisteren in een koele kamer in de nieuwe roman van A.H,J. Dautzenberg aan het lezen was, Extra tijd. Ergens in het tweede hoofdstuk (ik lees de elektronische versie op mijn iPhone en kan daarom helaas geen paginanummer geven) staat:
Het duurt niet lang voor zijn ergernis uitgroeit tot irritatie.
Daar bleef mijn lezend oog haken. Een ergernis die uitgroeit tot irritatie? Maar die woorden zijn toch synoniemen?
Moderne lezer als ik ben, schakelde ik op mijn iPhone over op Twitter en vroeg het aan mijn volgers in hun koele kamers. Er ontspon een hele discussie. Veel mensen – althans veel mensen die mij antwoordden, ik geloof niet dat aan mijn conclusies enige wetenschappelijke waarde moeten worden gehecht – bleken het gevoel andersom te hebben. Nu is Dautzenberg, die vorige week bijvoorbeeld in NRC Handelsblad bejubeld werd om deze roman, een prominente taalgebruiker. Maar onder de volgers die reageerden zitten er ook een paar, zoals de dichter Erik Jan Harmens en de vertaalster Patty Krone. En die voelden het allebei andersom.
Ik geloof dat als ik heel, heel, heel goed voel naar mijn subtiele taalgevoel dat gevoel andersom ook het best kan meevoelen. Aan de zin Het duurt niet lang voor zijn irritatie uitgroeit tot ergernis was ik misschien minder snel blijven haken. Een verschil tussen de twee zelfstandig naamwoorden is dat irritatie ook kan verwijzen naar een puur lichamelijke, allergische reactie (huidirritatie, geen huidergernis, althans het laatste betekent heel wat anders). Voor zover je een verschil wil voelen zou dat dus kunnen door die gespecialiseerde betekenis kunnen komen. Zo begrijp ik in ieder geval wat sommige volgers meldden: dat irritatie vluchtiger is, en ergernis meer beklijft.
Dat betekent natuurlijk niet dat Dautzenberg en de andere volgers het ‘fout’ hebben – zij waren wel in de minderheid, maar mijn onderzoekje stelde natuurlijk ook niks voor. Het verschil is zo subtiel dat je het niet officieel kunt noemen – alle woordenboeken noemen ergernis en irritatie synoniem. Het gaat hier om persoonlijke associaties die voor iedereen anders liggen. Je zou bijvoorbeeld ook kunnen denken aan de bijpassende werkwoorden, die in hun canonieke vorm luiden:
1. – Ik erger me aan X.
2. – X irriteert mij.
Nu komen X ergert mij en ik irriteer me aan X natuurlijk allebei ook veel voor, maar je kunt je voorstellen dat voor sommige sprekers zin 1 en 2 de gebruikelijke volgordes zijn. Dat verklaart dan dat mensen me schreven dat ergernis subjectiever voelt, of komend van binnen, en irritatie objectiever, komend van buiten. Vandaar is het maar een kleine stap naar het idee dat irritatie ‘echter’ is dan ‘ergernis’ en dus het gevoel dat Dautzenberg beschrijft.
En dan is er nog een verschil: ergernis is een Germaans woord, en irritatie komt uit het Latijn. Je zou daarom dat laatste woord als geleerder aan kunnen voelen, als ernstiger. Dat zou ook weer Dautzenbergs taalgevoel kunnen verklaren.
Wij denken dat we allemaal dezelfde taal spreken maar goed beschouwd betekenen geen twee woorden ooit precies hetzelfde – in ieder geval voor een individu. Dat blijkt als iemand het verschil, dat meestal onuitgespreken is, ineens expliciet maakt en anderen daarover struikelen.
Anoniem zegt
De drie i's met hun puntjes in het woord 'irritatie' irriteren mij.