• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

Morgen ik ga rijden naar mijn werk als het sneeuwt niet

14 januari 2013 door 1 Reactie

Onlangs zond Canvas de tweede reeks uit van het knappe taalprogramma Man over Woord. In een van de afleveringen legden enkele anderstaligen die Nederlands geleerd hadden uit wat zij zo moeilijk vonden aan onze taal. Ik heb mijn huidige cursiste Nederlands (een hoogopgeleide beginner) dit filmpje getoond en ze kan zich er volledig in vinden, zeker in de opmerking over die zinsstructuur. Ondanks haar ruime talenachtergrond (ze is viertalig Italiaans-Grieks-Frans-Engels, dat zijn drie verschillende taalfamilies), worstelt ze er enorm mee. Vooral de bijzinsvolgorde is compleet onnatuurlijk voor haar. Net zoals voor alle andere Engels- en Franstaligen. En dat is van belang, want uiteindelijk beheersen veel, zo niet de meeste anderstaligen die hier in Nederland of Vlaanderen Nederlands leren minstens een van die twee talen. Waar gaat het eigenlijk over?

Het Nederlands is een taal zonder (actief gebruikte) naamvallen, en dat heeft zo zijn gevolgen. Naamvallen maken namelijk duidelijk welke functie elk zinsdeel heeft. Als die naamvallen hun functie verliezen en uiteindelijk verdwijnen, moet dat op een andere manier gebeuren. Gedeeltelijk hebben de voorzetsels die job overgenomen, maar niet elk zinsdeel begint met een voorzetsel. Vandaar dat de plaats in de zin ook cruciale info geeft. We weten bv. allemaal onbewust dat het stukje zin dat tegen het werkwoord plakt het onderwerp is, de hoofdrolspeler in de zin. Een meewerkend voorwerp komt meestal voor een lijdend voorwerp (‘Zij geeft dat kind die hond’ betekent iets anders dan ‘Zij geeft die hond dat kind’). Enzovoorts. Wij ‘weten’ dat, omdat we daarin zijn opgegroeid, maar voor iemand die dat moet leren, is dat echt niet zo simpel. Zeker niet als je in je moedertaal een compleet andere structuur, met andere principes, gewend bent. Dat is dus probleem 1.

Probleem 2 is dat wij niet 1 vaste volgorde voor onderwerp en werkwoord hebben, maar 3. En je kan die niet onderling uitwisselen. Volgorde 1 is de neutrale hoofdzinvolgorde. ‘Ik ben gisteren aangekomen.’ Onderwerp – werkwoord – rest – tweede stuk werkwoord. Dat is al heel vervelend voor Engels- en Franstaligen, omdat zij alle onderdelen van hun werkwoord samen houden: ‘I did arrive yesterday.’ Zij zijn het dus niet gewoon om tot het einde van de zin te wachten tot het inhoudelijk ‘echte’ werkwoord eraan komt.

Volgorde 2 is de inversie in de hoofdzin. Dat krijg je als je een vraag stelt (‘Ben je gisteren aangekomen?’) of als je de zin met iets anders begint dan het onderwerp, omdat je het wil benadrukken (‘Gisteren ben ik aangekomen’ / ‘Wanneer ben je aangekomen?’). Opnieuw vreemd voor Frans- en Engelstaligen. Zij kennen die volgorde wel, maar dan naast de ‘gewone’ volgorde. Zeker bij de mededelende zin is die omdraaiing heel vreemd voor hen.
En alsof dat nog niet erg genoeg is, hebben we nog nummer 3, de bijzinsvolgorde. Waar je als docent er bij hoofdzinnen op drukt dat er echt heus helemaal niks tussen dat onderwerp en dat werkwoord mag komen, daar moet je dat principe compleet overboord gooien in de bijzin. ‘Ik zeg, dat ik gisteren ben aangekomen.’ Onderwerp – rest – werkwoord – rest werkwoord. Dus op het moment dat je anderstalige leerling denkt: ‘Ha, ik heb het door, werkwoord en onderwerp plakken altijd tegen elkaar’, en dat begint stilaan te lukken, (Hij zegt bv. niet meer ‘Ik niet vind dat leuk.’), kan hij dat weer helemaal overboord gooien voor die bijzin (‘dat ik dat niet leuk vind.’) Zucht, denkt die dan. En ‘moeilijk’.

Wie denkt aan een taal leren, denkt in de eerste plaats aan woordjes. En in de tweede aan werkwoordstijden, of naamvallen. Lijstjes dus, om uit het hoofd te leren. Dat valt nog mee. Als je een taal ècht goed wil leren spreken, moet je zinsstructuur goed zitten, en dat is een pak lastiger. Over een woord, of een werkwoordstijd kan je even nadenken, zelfs in het vuur van een gesprek, maar over de plaats van je woorden niet. Dat moet vanaf de eerste keer juist zijn. En daardoor vallen mensen die de taal op een heel hoog niveau beheersen net hier door de mand. Als ze ‘Morgen ik heb een vergadering’ zeggen, bijvoorbeeld.

Lesgeven aan anderstaligen doet je nadenken over je eigen taal. Je vindt je moedertaal zo vanzelfsprekend, zo logisch, zo eenvoudig dat je het je moeilijk kan voorstellen dat iemand ermee zou worstelen. Maar andere talen hebben andere systemen die op zich, als je ze als kind leert, ook logisch, eenvoudig en vanzelfsprekend zijn. Tot je ze als volwassene verwerkt moet zien te krijgen (dat zijn vier werkwoorden na elkaar, op het einde van deze zin. Een hel voor de doorsnee-anderstalige). En het is echt niet eenvoudig om je een structuur eigen te maken die helemaal ingaat tegen wat je als ‘normaal’ ervaart.
Probeer maar eens, produceer vanaf nu eens vlot en zonder nadenken zinnen als ‘Morgen ik zal gaan naar mijn werk, zodat ik kan maken af dat project.’ Want dat is wat een anderstalige moet klaarspelen. Dat is wat mensen verwachten van anderstaligen die Nederlands leren, en waar die anderstaligen zo vaak op worden afgerekend. ‘Die kan geen Nederlands’, als er weer eens een zinsstructuur de mist in gaat.
En dat is zo jammer.
Aanmoedigen moeten we ze, die dapperen. Kleine en grotere fouten door de vingers zien, eventueel vriendelijk corrigeren (als je weet dat ze dat appreciëren) en gewoon blij zijn dat ze de uitdaging aangaan. En kansen geven te oefenen, door met hen Nederlands te blijven spreken en niet onmiddellijk op Frans of Engels over te schakelen bij de eerste worsteling. Ze willen niet liever.

(herwerking van mijn blog)

Delen:

  • Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: anderstaligen, columns Miet Ooms, NT2, NVT, taalkunde, taalverwerving, zinsstructuur

Lees Interacties

Reacties

  1. Anoniem zegt

    18 januari 2013 om 15:44

    "Wie denkt aan een taal leren, denkt in de eerste plaats aan woordjes."
    Volgens mij moet de "wie" dan wel een Nederlandstalige zijn of iemand uit de Germaanse taalfamilie. De zinnen met een rare zinsvolgorde zijn namelijk wel te begrijpen, omdat de woorden de inhoud weergeven. (Met wellicht een uitzondering voor de ontkenning – het maakt vaak wel uit waar je "niet" zet.) In andere talen staat veel meer informatie in het werkwoord. "woordjes leren" is een gevleugelde uitspraak van taaldocenten hier, maar ik stel me zo voor dat een Romaanstalige professor vraagt om vooral de werkwoorden te leren.

    Beantwoorden

Laat een reactie achterReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

J. Slauerhoff • Morgen rijd ik met bedwelmende bloemen naar je toe

Morgen rijd ik met bedwelmende bloemen naar je toe.
Ik wil niet langer wachten, eindelijk weten hoe
Je bent; de bloemen zullen je verraden.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

ZOMER

Het water ligt ontdaan bijna
van water onder stof,
de bomen zien hun eigen ogen
en ik door groen hun groen niet meer,
ze zijn verborgen in de bomen.

De lucht betrekt over het vee –
wanneer het licht zo donker wordt
licht fel het wit van koeien op.

Bron: Enkele gedichten, 1973

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

26 september 2025: Afscheid Peter-Arno Coppen

26 september 2025: Afscheid Peter-Arno Coppen

10 juli 2025

➔ Lees meer
Augustus: Eetvoorstelling ‘Muzikaal Feestmaal’ op Slot Zuylen en Muiderslot

Augustus: Eetvoorstelling ‘Muzikaal Feestmaal’ op Slot Zuylen en Muiderslot

8 juli 2025

➔ Lees meer
12 september 2025: Dag van de Nederlandse partikels

12 september 2025: Dag van de Nederlandse partikels

7 juli 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

geboortedag
1887 Gesinus Kloeke
➔ Neerlandicikalender

Media

De laatste keuze van Rogi Wieg

De laatste keuze van Rogi Wieg

9 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Van Lacarise den katijf die enen pape sach bruden zijn wijf

Van Lacarise den katijf die enen pape sach bruden zijn wijf

8 juli 2025 Door Vianne Cré Reageer

➔ Lees meer
‘Pipi, paradoxen en leermomenten’

‘Pipi, paradoxen en leermomenten’

5 juli 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
%d