Ik heb een vriendin die taaladviseur is in hart en nieren. Terwijl we thee drinken, zit ze nog e-mails te beantwoorden van mensen die worstelen met allerlei vragen over of je dit wel kan zeggen, of dat. Gisterenavond was ze bezig met iemand die zich afvroeg of je moet zeggen ‘het is naar ons zin‘ of ‘het is naar onze zin‘.
Tja, wat is daar nu weer het antwoord op?
Ik zal u zeggen: het interesseert me geen biet. Je kunt met allebei die zinnen voor de dag komen, en daarmee uit. Maar er zitten eigenlijk allerlei heel interessante kwesties aan, zo liet mijn vriendin zien. Zo wordt in de onovertroffen Onze Nederlandse Spreektaal opgemerkt dat de volgende zinnen allemaal heel goed kunnen:
Daar zaten we dan, met een cola voor ons neus;
Niemand thuis, dus we kunnen ons gang gaan;
We hebben een ontzettend pak op ons donder gehad.
Mijn vriendin bedacht zelf nog ‘We zaten ermee in ons maag’. En dat alles terwijl cola, gang, maag en donder natuurlijk de-woorden zijn. Ze sloeg er ook nog de beroemde grammatica van Schönfeld op na, die erop wijst dat mensen ook al heel lang ‘ons vader’ zeggen (tegenwoordig gebeurt dat vooral in het zuid-oosten van ons taalgebied.
Wat is hier allemaal aan de hand? Onze is natuurlijk het enige bezittelijke voornaamwoord dat verbogen wordt:
Mijn boeken, jouw boeken, zijn boeken, onze boeken, …
In de negentiende eeuw werd ook nog wel mijne boeken geschreven, maar volgens mij ook al niet meer gezegd. Ik denk dat uwe boeken het nog ’t langst heeft volgehouden. Dat komt misschien doordat de uitgang in onzeeen wat andere oorsprong heeft dan in de andere bezittelijk voornaamwoorden. Het hoorde daar oorspronkelijk bij de stam van het voornaamwoord en niet bij de verbuiging — zoals we nog kunnen terugzien in het Duitse woord unser. Op een bepaald moment werd het misschien alsnog als een uitgang beschouwd, zodat het kon worden weggelaten in ons kind. Maar de aanwezigheid was lange tijd te sterk om helemaal te verdwijnen.
Inmiddels is dat kennelijk alweer aan het veranderen, en langzaam slijt ook die e in onze af, om te beginnen in min of meer vaste uitdrukkingen zoals de genoemde. Zodra je er een verbogen bijvoeglijk naamwoord bij zet werkt het al niet meer:
Daar zaten we dan, met een cola voor ons warme neus. [uitgesloten]
Er is trouwens één constructie waarin alle persoonlijk voornaamwoorden verbogen worden:
Dat is de mijne / de jouwe / de zijne / de hare / de onze / de uwe / de hunne.
Allemaal? Ik heb uit het bovenstaande rijtje er één weggelaten: jullie. Dat woord is een soort omgekeerd ons: je kunt het helemaal niet verbuigen, ook niet in deze constructie. Je kunt het in deze constructie helemaal niet gebruiken; je moet het anders zeggen (Die is van jullie, of zo.). Ik denk dat het komt doordat het ’t enige tweelettergrepige voornaamwoord is. Op de een of andere manier past na de onbeklemtoonde ie geen uitgang, meer.
Leo Rademakers zegt
Mijn leerlingen (Zuid-oostelijk Noord-Brabant) zeggen zonder enige gêne hun ouders en grootouders na: "Dat is de julieë". Het kan regionaal dus blijkbaar wel gewoon.
Marc van Oostendorp zegt
Daar had ik nou echt nog nooit van gehoord! Dank je wel. In veel regio's is trouwens ook 'dat is de mijne' al te plechtstatig en geeft men de voorkeur aan 'die is van mij'.
Henk zegt
In Friesland bleven de bezittelijke voornaamwoorden tot voor kort allemaal onverbogen. De jongste generatie neemt het Nederlandse systeem over en onderscheidt naast "ús" (ons) ook "uze" (onze). In vaste verbindingen blijft het echter "ús" ("ús mem" = ons moeder, "ús Dirk" = onze zoon/broer Dirk).
Leo Rademakers: Heb je in Brabant niet het sjibbolet "Ulliede gullie den ullien ok?" (Oliën jullie die van jullie ook?) of is dat fictie?
Dinx zegt
Precies! Voor mij klinkt "Dat is de jullieë" helemaal niet vreemd. Niks mis mee. Maar ik kom dan ook uit het zuidoosten van Noord-Brabant.
Dinx zegt
Ik herinner dat mijn moeder dat wel eens voor de grap zei: "Ulliën gullie d'n ulliën ok met ullie?" – ik moest er even over nadenken hoe ik dat moet schrijven. 😉 Inderdaad een zinnetje dat je kunt gebruiken om wat van de wonderlijkheden van het Brabants te laten horen!
Herman Callens zegt
"… vooral in het zuidoosten van ons taalgebied"?
Laat ik, met je stukje "Zijn Nederlands en Vlaams nog wel één taal?" in gedachten daar zo op antwoorden: niet alleen in jullie taalgebied, ook in het onze, waar we dus geen Nederlands spreken (en schrijven), edoch Vlaams. Een leuk voorbeeld:
"Waar gaan we naartoe? Ons neus ná."
Het kan wel niet altijd en overal: wel "ons vader/moeder/broer/zus/…), maar niet – denk ik toch – "ons zoon".
Iemand moet toch eens onderzoeken waar al die overeenkomsten tussen twee verschillende talen, uit twee verschillende taalgebieden, vandaan komen. Het kan toch geen toeval zijn …
Marc van Oostendorp zegt
Ja, vandaag stond mijn petje zo dat ik Vlaanderen wél tot 'onze taalgebied' rekende. Overigens zijn er ook over de grens met Duitsland allerlei overeenkomsten te ontdekken. Waar die overeenkomsten vandaan komen is volkomen duidelijk: een gedeelde (taal-)geschiedenis.
De observatie over 'zoon' is interessant. Ik geloof dat 'ons' in 'ons vader/moeder/…' op de een of andere manier betekent 'van ons, als gezin': de vader is de vader van het hele gezin (behalve van de moeder, maar dat telt kennelijk niet; bij oudere echtparen komt het ook nog wel voor dat moeder vader 'vader' noemt). Tot op zekere hoogte geldt dat dan ook nog voor 'ons broer' (de persoon is voor de meerderheid van de gezinsleden toch nog wel de broer), maar niet voor 'ons zoon'. Dat zou het misschien verklaren.
Ik heb er niet heel goede intuïties over, maar ik denk dat je bijvoorbeeld ook wel kunt zeggen 'ons opa', klopt dat?
Herman Callens zegt
Dat vind ik toch wel vreemd klinken. Ik ben meer geneigd om te zeggen dat het niet kan. Ook met het hier te lande vaak gebruikte (dialectische, regionale) alternatief "bompa" gaat het niet: wel "ons bomma", maar niet "ons bompa" (dat wordt "onze(n) bompa"). Idem dito, denk ik, bij vergelijkbare familiewoorden: niet "ons pa", maar "onze pa", terwijl "ons papa" dan weer wel kan. Niet zo eenvoudig om daar een lijn in te zien.
hennieoes zegt
ik denk, dat de ..s z.. overgang klankmatig wordt vermeden.
Jan Stroop zegt
Dan ook maar wat feiten uit 't westen van Noord-Brabant
ons vader, ons pa
ons moeder,ons ma
ons opa
ons opoe
ons broer
ons oom Piet
ons tante Marie
Alleen bij mannelijke personen is de vorm zonder uitgang afwijkend. Bij vrouwelijke is dat niet vast te stellen omdat de vorm dan nooit een uitgang heeft:
ons Marie t.o. onze Piet
Regelmatig is:
onze zoon
Ons kan desgewenst vervangen worden door jullie;
onze door jullieë
plaatsman zegt
Gelukkig woon ik samen met een moedertaalspreekster van dat Vlaams. Ze is van Mechelen maar werd niet opgevoed in het dialect, dus ze kan tellen als spreekster van Tussentaal uit de Vlaamse Ruit. Zij zegt:
– 'ons vader' klinkt gewoon,
– 'ons pa' en 'onze pa' kan allebei
– 'ons broer', dat zeg ik zelf niet, ik zeg 'onze broer'
– 'ons opa' klinkt ongewoon, ik zeg 'onzen opa'
In Vlaanderen worden ook de andere bezittelijke voornaamwoorden verbogen, het beperkt zich niet tot ons/onze/onzen.
plaatsman zegt
Bij "ons zin" zou ik niet snel aarzelen, je hebt immers ook "naar 't zin", dus dat kan blijkbaar best onzijdig zijn. De andere voorbeelden ("ons gang", "ons donder") zou ik minder snel in de mond nemen, maar ze klinken niet onnatuurlijk. "Ons neus" sluit ik zelfs uit, dat zou ik nooit zeggen en ik kan me ook eigenlijk niet voorstellen dat iemand in mijn directe omgeving het zou zeggen. Daar zal ook wel weer regionale variatie in zijn.
Marc van Oostendorp zegt
Eigenaardig, 'naar 't zin' was mij nog nooit opgevallen; ik zeg zelf 'naar de zin'. Maar het blijkt heel makkelijk op het internet te vinden inderdaad.
plaatsman zegt
Ook dát zal wel weer regionaal wezen. Ik ben opgegroeid op het Noord-Hollandse platteland, misschien is het wel typisch voor het West-Fries.
Henk zegt
Marc: een andere mogelijkheid is dat 'zoon' misschien geen erg gebruikelijk woord was/is in streektalen. In Friesland kom je "ús/myn soan" weinig tegen. Voor 'dochter' geldt hetzelfde. Meestal wordt de naam gebruikt ("ús Dirk", "ús Janke") en anders is het meestal "ús jonge"/"ús famke".
piet aben zegt
Even nog iets uit het Limburgse. Het bezittelijk voornaamwoord kent in het Limburgs drie uitgangen, naar gelang het geslacht van het bijbehorende naamwoord:
miene mins – mien vrouw – mie kindj
Die verscheidenheid vervalt bij "enge" gezinsleden:
mie vader / mie broor – mie moder / mie zöster
maar:
miene opa – mien oma
Bij oos / oze heeft iets dergelijks plaats:
oos vader / oos broor – oos moder / oos zöster
en:
oze opa – oos oma
Het verschijnsel is het duidelijkst te constateren bij miene – mien – mie. Oze – oos – oos is sowieso minder divers.
Taalprof zegt
Bij mijn weten is het inderdaad 'miene opa – mien oma,' maar wel weer 'mie groetvader – mie groetmoder.' Dus het is niet alleen de persoon die telt, maar vooral de woorden vader/moeder/broer/zuster, ook als het samenstellingen betreft. Ik denk dat het ook 'mie(n) halfbroor' is, en niet 'miene halfbroor.'
Marc van Oostendorp zegt
Henk, wat een interessante observatie! Dank je wel.
Grytolle zegt
Waarschijnlijk heeft de vrouwelijke vorm "ons" het ook in Nederland af en toe gewonnen toen de vrouweljke en mannelijke klasses samensmolten.
Dat er af en toe iets raar gebeurt bij woorden die mensen aanduiden doet mij denken aan het wegvallen van de buigings-e in bijvoorbeeld "ontslagnemend minister". Misschien gewoon een nominatief-restant? De mannelijke uitgang -er is immers gewoon weggevallen en later is de nul-uitgang naar analogie vervangen door de vrouwelijke -e (of misschien direct naar de mannelijke accusatief -en?)