Ton den Boon is de meest getalenteerde lexicograaf van Nederland. Van Dale mag zich gelukkig prijzen dat hij voor die uitgeverij werkt: hij is Nederlands hoofdredacteur van de Grote Van Dale (er is ook een Vlaamse hoofdredacteur, Ruud Hendrickx) en maakt een dagelijkse rubriek, het Woord van de Dag. Dat is een verbazingwekkende rubriek: ik begrijp niet hoe het iemand lukt om iedere dag een woord uit het nieuws te vissen en saaiers over te vertellen.
Daarnaast heeft Den Boon een eigen uitgeverij, De Weideblik, waarmee hij mooie boeken uitgeeft – waaronder zijn eigen taalboeken. Onlangs gaf hij een nieuw juweeltje uit, het Vergeetwoordenboek.
In dit boek, waarvan een eerdere versie in 2006 verscheen bij Uitgeverij Heinen, is ook weer een klein lexicografisch wondertje. Inhoudelijk is het ’t omgekeerde van het woord van de dag: geen nieuwe woorden, maar woorden die verdwenen zijn. De meeste van die woorden waren in de negentiende eeuw of aan het begin van de twintigste eeuw nog wel in gebruik, maar er zijn ook een paar recentere woorden bij, zoals wappen — een woord dat tien jaar geleden het mobiele internet aankondigde, maar die revolutie zelf niet heeft overleefd.
Wat Den Boons selectiecriteria zijn geweest, maakt hij niet expliciet. Ik vermoed dat persoonlijke smaak en een poging om een goed verhaal te vertellen, allebei een rol hebben gespeeld. Den Boon wijst er in een inleiding op dat er verschillende redenen zijn waarom woorden verdwenen kunnen zijn. De zeden zijn veranderd (een zondagsvrijer was een man met wie een dienstmeisje op de vrije zondagen verkeerde) of het voorwerp is er niet meer (alleen wie ouder is dan 40 weet nog wat 27MC was: een zendapparaatje voor amateurs. ‘Hé, hé, iedereen doet mee, op de 27-M-C. Ben je ouder dan zestien jaar? Vijfendertig piek en zenden mar.’ Of was het nou vijfentwintig piek?)
Het interessantst zijn eigenlijk de woorden die we nog steeds zouden kunnen gebruiken, maar die om onduidelijke redenen verdrongen zijn door alternatieven: aamborstig door kortademig, zwijmeldrank door sterke drank. Wat was er mis met die oudere alternatieven? En hoe komt het dat de meeste mensen nu (vermoed ik) desgevraagd zouden zeggen dat aamborstig en zwijmeldrank ‘mooi’ zijn, mooier misschien dan de woorden die we tegenwoordig gebruiken? Wanneer is de mening daarover omgeslagen? Het zijn vragen die mijn collega Nicoline van der Sijs de komende jaren hopelijk gaat onderzoeken.
Je zou het misschien kunnen zien aan een enkel woord in het Verdwijnwoordenboek dat nog net niet helemaal verdwenen is. Luimig Is daar geloof ik een voorbeeld van. Het wordt nog wel gebruikt, maar het klinkt archaïsch. Zo kunnen woorden kennelijk in je hoofd zitten: je kent ze en je weet tegelijkertijd dat je ze niet altijd kunt gebruiken, ook al vind je ze juist door dat wat verouderde tegelijkertijd ‘mooi’.
Voor wie zulke nostalgische gevoelens heeft, is het Verdwijnwoordenboek.
Jana Luther zegt
In Afrikaans bestaan "aamborstig" steeds naas "kortasemig", met 'n effense betekenisverskil: by aamborstigheid is daar gewoonlik slym op die bors aanwesig, by kortasemigheid nie noodwendig nie.
Herman Callens zegt
Eerste alina :
"Dat is een verbazingwekkende rubriek: ik begrijp niet hoe het iemand lukt om iedere dag een woord uit het nieuws te vissen en saaiers over te vertellen."
Het laatste stukje lijkt me niet volledig: wat wordt bedoeld met "om (…) en saaiers over te vertellen"?
Anoniem zegt
In het Nederlands bestaat dat betekenisverschil tussen beide woorden ook nog.