Er is iets dat Ludo Permentier gisteren niet wilde uitleggen, in zijn wekelijkse taalcolumn in De Standaard: “dat is zo’n ingewikkelde kwestie dat ik u al naar een aspirientje zie grijpen.”
Gelukkig zijn de lezers van Neder-L, blijkens recent wetenschappelijk onderzoek, dol op hoofdpijn, vooral in de maandagmorgen, dus, hup, daar gaan we. Het is Permentier te doen om paren zinnen als de volgende:
– 1,1 miljoen Belgen nemen elke dag een aspirine.
– Elke dag nemen 1,1 miljoen Belgen een aspirine.
Die zinnen hebben een verschillende betekenis, en dat is nu precies wat zoveel hoofdpijn oproept.
Het verschil is: in de eerste zin ben je geneigd om aan te nemen dat er ruim een miljoen Belgen zijn die allemaal dag in dag uit een aspirientje slikken. Bij de tweede zin ligt het meer voor de hand om te menen dat er weliswaar iedere dag 1,1 mensen zijn die een aspirientje slikken, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs steeds dezelfde mensen zijn.
Anders dan Permentier denk ik overigens dat het hier gaat om een relatief verschil. Allebei de zinnen kunnen, als je ze maar de juiste intonatie geeft, en je een beetje je best doet, beide betekenissen hebben. Maar de voorkeur is duidelijk verschillend, en dat heeft iets te maken met de woordvolgorde.
Om die relatie te begrijpen is het nuttig om te zien dat het verschil tussen de twee zinnen vooral zit in een verschil tussen de relatie tussen 1,1 miljoen Belgen en elke dag: nemen we eerst onze selectie van ruim een miljoen en maken we daar een claim over wat die groep (die we nu hebben vastgelegd) iedere dag doen? Of kijken we naar iedere dag afzonderlijk, en maken we dan iedere keer een nieuwe selectie? Daar zit een soort logische ordening in (eerst de Belgen nemen en dan kijken wat ze iedere dag doen, of juist eerst de dagen nemen en dan voor ieder daarvan onze Belgen kiezen).
Het interessante is nu dat die logische volgorde precies weerspiegeld wordt in de woordvolgorde. Dat is misschien een aanwijzing dat je als lezer meteen begint te redeneren wanneer je de eerste woorden leest, en niet eerst het einde van de zin afwacht voor je alles in elkaar zet.
Overigens wordt de zin nog veel rijker wanneer we ook een aspirine erbij gaan betrekken. In het voorbeeld hierboven is dat door het onbepaald lidwoord een beetje non-descript: een Belg telt ook mee als hij bijvoorbeeld drie aspirientjes slikt. Maar wanneer we dat getal vast gaan zetten, gaat ook meespelen, en dat kan leiden tot absurde betekenenissen:
– Elke dag nemen tien Belgen twee aspirines.
– Tien Belgen nemen elke dag twee aspirines.
– Twee aspirines worden door tien Belgen elke dag ingenomen.
Het verschil tussen de eerste twee zinnen lijkt erg op het besprokene. De meest voor de hand liggende interpretatie is bovendien dat ieder van die Belgen twee andere aspirines nemen (anders dan de vorige dag en anders dan de andere Belgen nemen). De laatste zin dringt echter een heel andere betekenis op: dat dezelfde twee aspirines dag na dag door hetzelfde groepje van tien Belgen wordt ingenomen (en vermoedelijk daarna weer worden uitgespuwd, klaar voor vervolgconsumptie.)
Onsmakelijk, wat u zegt. En hoewel u tegen een beetje hoofdpijn op de maandagmorgen niet opkijkt, houdt u natuurlijk niet van misselijkheid.
Taalprof zegt
Dit misschien?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, zeker, daar heb ik het ook nog uit geleerd! Dank je wel. Het heeft twee nadelen: het is een beetje oud en niet meer in de handel, en het is ook niet online beschikbaar. Daarom zou ik liever iets aanraden dat wat bereikbaarder is, maar ik ken het niet.
Taalprof zegt
Ik vind een van de beste handleidingen nog altijd Introduction to Montague Semantics van Dowty Wall & Peters, en dat is via print on demand
Marc van Oostendorp zegt
Zeker. We moeten er wel bij zeggen dat dit soort relaties in het Engels wat anders zijn (al is het maar omdat de zinsbouw wat minder vrij is).
Jos Damen zegt
Geertje van Bergen: Who's first and what's next : animacy and word order variation in Dutch language production. Nijmegen, 2011 http://hdl.handle.net/2066/87171
J. Pekelder: Décodage et interprétation : ordres linguistique, iconique et pragmatique en néerlandais contemporain. Leuven, Peeters, 2002
Peter Bassola: Wortstellung im Sprachvergleich : (deutsch, niederländisch, polnisch, ungarisch). Tübingen, Groos , 2001
Justine Pardoen: Interpretatiestructuur : een onderzoek naar de relatie tussen woordvolgorde en zinsbetekenis in het Nederlands. Amsterdam, 1998 http://dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/15488
Edith Kaan: Processing subject-object ambiguities in Dutch. Groningen, 1997 http://irs.ub.rug.nl/ppn/157262472
Jeannine Beeken: Spiegelstructuur en variabiliteit : pre- en postposities in het Nederlands . Peeters / [1993]
Jacob Veld: Postverbal constituents in Dutch and Turkish.[1993]
Arjen Florijn: Beregeling van Nederlandse woordvolgorde. s.n. / 1992
Walter Haeseryn: Syntactische normen in het Nederlands : een empirisch onderzoek naar volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroe.p s.n. / 1990
Norbert Corver: The syntax of left branch extractions. s.n. / 1990
Johan van der Auwera: On the position of Dutch complementizers. University of Amsterdam / 1988
Arie Verhagen: Linguistic theory and the function of word order in Dutch : a study on interpretive aspects of the order of adverbials and noun phrases. Foris / 1986
Frank Jansen: Syntaktische konstrukties in gesproken taal . Huis aan de drie grachten / 1981
Pierre Godin: Aspecten van de woordvolgorde in het Nederlands : een syntaktische, semantische en functionele benadering. Cabay / 1980
H.F.A. van der Lubbe: Woordvolgorde in het Nederlands : een synchrone structurele beschouwing. 4e dr / Van Gorcum / 1978
J.G. Kooij: Aspekten van woordvolgorde in het Nederlands. Leiden, Vakgroep Nederlandse Taal- & Letterkunde / 1978