Vandaag wordt in Den Haag de taal van Couperus gevierd, en ik mag daarbij zijn. Ik ben daar heel blij en vereerd mee, want ik houd enorm van Couperus en van Den Haag en van taal en van het Den Haag van Couperus en van de taal van Couperus en de taal van Den Haag, en ga zo maar door.
Die opvatting is verwoord door Multatuli: ‘Ik leg my toe op ’t schryven van levend hollandsch. Maar ik heb schoolgegaan’ (Idee 42). Het gaat om dat levend hollandsch: natuurlijk, op in het dagelijks leven geënte spreektaal.
In mijn lezing vanochtend wil ik iets anders laten zien. Volgens mij was Couperus helemaal niet uit op levend hollandsch maar op iets anders. Hij wilde iets anders: hij wilde een soort kunstmatige spreektaal maken.
Aan de ene kant is zijn stijl duidelijk kunstmatig: hij maakt zinsconstructies die we in het Nederlands niet kennen (sinds een artikel van Maarten van den Toorn uit 1958 weten we dat Couperus’ belangrijkste stijlkenmerk inversie is, ‘en hij rond keek’ in plaats van ‘en hij keek rond’), hij maakt gloednieuwe woorden (triltintelden, ijlebeenden, scharlaakten).
Nu associëren we kunstmatige taal meestal met schrijftaal, maar Couperus’ stijl is tegelijkertijd eigenlijk ook juist bedoeld om naar te luisteren. Behalve dat de tekst rijmt en allitereert dat het een aard heeft (‘Een walm van knoflookadem en uitwasemend zweet dwalmde al op’), wemelt van de komma’s en de accenten (zég) en van de herhalingen (‘Dringende, dringende in elkanders ruggen’). Dat zijn allemaal aanwijzingen dat het Couperus te doen was om hoe het klónk – misschien tijdens voordrachten, misschien in het innerlijk oor van de lezer.
Kunstmatig georganiseerd geluid – dat is de definitie van muziek. Couperus schreef taalmuziek. Natuurlijk kun je dat hertalen, alle inversies eruit halen en alle rare nieuwe woorden, die deels zorgen voor de alliteraties. Natuurlijk kun je dat, zoals je ook een trio-sonate van Haydn kunt mixen tot dance.
Als ik er maar niet naar hoef te luisteren.
Milfje Meulskens zegt
Men zegt: er wordt geen Couperus meer gelezen, en dat is jammer. Een hertaling lijkt dus een poging om mensen meer Couperus te laten lezen, waar ik op zich natuurlijk voor ben: iedereen zou zich moeten laven aan de schitterende taal van (o.a.) Het Zweven Schaakbord. Maar, als je het hertaalt, is het dan nog wel Couperus? Ik vind een ringtone van Carmen ook niks meer met Bizet te maken hebben. Het idee van hertalen lijkt te impliceren dat de taal ondergeschikt is aan het narratief, maar dat lijkt me bij Couperus absoluut niet waar. Ook Shakespeare wordt wel hertaald: ik kwam bijvoorbeeld de volgende zin tegen: "Saunders successfully preserves the integrity and poetic beauty of Shakespearian work". Ik kan me niet voorstellen dat dit waar is.
Maar het probleem blijft bestaan (ervanuitgaande dat dit zo is): minder Couperus is een slechte zaak. Dus als we hertaling van tafel vegen (waar, opnieuw, ik het volledig mee eens ben), hoe lossen we het dan op? Een oplossing lijkt me om middelbare scholieren ipv rigide grammatica en spelling te leren op de middelbare school, te leren spelen met taal. Maak eens lekker een werkwoord van een kleur, net als Louis! Homo Ludens! Leve Couperus!
Anoniem zegt
Een hertaling van een middeleeuws werk is een zegen voor het onderwijs en hertalen is noodzakelijk om het voor scholieren toegankelijk te maken, maar Couperus' werk hertalen? Nee.
Er zijn lezers (ook leerlingen uit het voortgezet onderwijs, hoor) die gefascineerd zijn door Couperus' werk, hoewel dat slechts een enkeling is. Ik weet niet of de groep Couperusfans ooit groot is geweest en ik vraag me af of een hertaling die groep bewonderaars zou kunnen vergroten.
Afblijven dus.
Jaap Linde
Jan Stroop zegt
En van Multatuli moet je helemaal AFBLIJVEN! Maar, zoals bekend, 't kwaad is al geschied.
Redactie Neder-L zegt
Ja, zoals jij het zegt, zo is het precies!
Er was vanmiddag op dat symposium ook een heel goede lezing over dit onderwerp van Gé Vaartjes, die de auteur is van enkele schrijversbiografieën en leraar Nederlands op een middelbare school. Hoewel hij heel genuanceerd was – ja, als er nu geen enkele andere manier is om mensen aan het lezen te brengen, enz. – pleitte hij uiteindelijk toch ook hartstochtelijk voor het behouden van alle kleur en timbre en pracht van Couperus.
Dat scholieren denken dat Couperus 'niet meer van deze tijd' is, enz. is een symptoom: een symptoom dat mensen om de een of andere reden steeds minder tolerant worden voor variatie. Alles moet hetzelfde klinken, en als het anders klinkt, moet het 'hertaald worden'!
Tegen die afkeer van variatie, daar gaan wij zij aan zij tegen strijden, Milfje!
Marc van Oostendorp zegt
Ik kan het me bij Multatuli nog iets beter voorstellen dan bij Couperus, dat hertalen. Douwes Dekker hamerde er zelf de hele tijd op dat hij 'levend hollandsch' wilde schrijven en voorts dat het hem om de boodschap te doen was. Couperus schreef juist bewust een lichtelijk onnatuurlijk soort Nederlands.
Maar uiteindelijk is die hele hertalingsonderneming natuurlijk onzalig.
Jan Stroop zegt
'Dat klopt' kom je bij Couperus dan ook niet tegen, al heeft ie een behoorlijk Indische geschiedenis.
Milfje Meulskens zegt
Met Gé wil ik altijd zij aan zij strijden, want hij was toevallig ook MIJN leraar Nederlands, en (ik hoop dat hij dit leest) een van de meest inspirerende docenten die ik ooit heb gehad.
Het 'probleem' blijft mijns inziens dat mensen taal echt alleen als vehikel zien, en niet als doel. Aan de ene kant kan ik daar inkomen, want een verhaal lijkt te gaan om narratieve progressie oid, maar aan de andere kant is dat A een zeer ouderwetse manier om naar verhalen te kijken en B de vorm negeren net zoiets als het visuele aspect van een gerecht in een restaurant volslagen negeren: als ik een restaurant een pilletje serveer en zeg dat het een hertaling is van coq au vin komt er ook niemand meer.
Dus de uitdaging is: hoe brengen we mensen aan het verstand dat taal soms het doel is en niet het middel?