Door Marc van Oostendorp
Georges De Schutter is een van de veelzijdigste en interessantste taalkundigen in ons taalgebied. Hij is al een paar jaren met pensioen, maar nu weet hij ons weer te verbazen met een artikel over de rode en groene volgorde (op een website met misschien wel het mooiste adres ter wereld: www.verslagenenmededelingen.be).
Hoe zat het ook weer? In het Nederlands kun je de werkwoorden aan het eind van een bijzin vaak in twee volgordes zetten.
- dat ze afgelopen jaar helaas gestorven is
- dat ze afgelopen jaar helaas is gestorven
Die volgordes worden groen en rood genoemd, waardoor iedereen aan stoplichten denkt, terwijl ze alleen maar afkomstig zijn van dialectkaarten waar de twee gebieden zo werden gekleurd: in het rode gebied werd de ene volgorde gebruikt, in het groene de andere.
Het is echter te simpel om te zeggen dat het alleen een dialectverschil is. Veel sprekers van het Nederlands gebruiken allebei de volgordes. Wat bepaalt dat ze de ene of de andere kiezen? De Schutter richt zich in zijn artikel vooral op ritme. Op basis van tellingen in een roman van Hella Haasse (Huurders en onderhuurders) alsmede in het weekblad Knack en ‘de literaire bijlage van de krant De Standaard ontdekt hij dat twee factoren een rol spelen.
In de eerste plaats streven mensen naar regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. We geven bijvoorbeeld de voorkeur aan gelopen hebben boven hebben gelopen omdat het eerste het ritme pe-dam-pe dam-pe heeft, waar iedere dam gevolgd wordt door een pe en omgekeerd, terwijl het ritme van de tweede constructie is dam-pe pe-dam-pe met in het midden twee pe’s na elkaar. Om dezelfde reden is terecht gekomen waren beter dan terecht waren gekomen terwijl anderzijds terecht was gekomen ongeveer even goed is als terecht gekomen was.
Maar er is nog een effect. We hebben volgens De Schutter de voorkeur voor zogeheten jambische patronen (pedam) boven trocheïsche (dampe). Dat verklaart waarom patronen zoals gelopen heeft vaker voorkomen dan patronen als heeft gelopen, ook al bestaan ze allebei uit regelmatige afwisselingen van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Het is onwaarschijnlijk dat Hella Haasse of de journalisten van Knack en De Standaard bewust rekening hebben gehouden met dit soort factoren. Ze hebben onbewust gekozen voor de volgorde die het beste klonk. We hebben Georges De Schutter nodig gehad om te laten zien wat dat precies betekent.
Ik vrees dat 't De Schutter ontgaan is dat ik over deze kwestie ook na 1970 al eens geschreven heb: http://www.janstroop.nl/artikelen/werkwoordsvolgorde.shtml (2009)
Ik heb daarin gebruik gemaakt van de spontane spraak van 't Corpus Gesproken Nederlands.
Dit artikel was verstopt in een feestbundel.
Een paar van mijn weblogs op Nederl gaan ook over volgorde-kwesties en over de gewoonte van Nederlandse journalisten om juist GEEN rekening te houden met ritmische factoren. Voor hen is de rode volgorde de enig juiste. Dat is bij De Standaard blijkbaar anders. Opmerkelijk!
Dank je wel, Jan. Mij was dat artikel uit 2009 helaas ook ontgaan. Niet meer in feestbundels publiceren!
Wordt er ergens een onderscheid gemaakt tussen gesproken en geschreven taal? Toen ik enkele jaren geleden werd ingewijd in de kunde van het 'copywriten' bleek eindigen met het hoofdwerkwoord (rood)een gebod. Iets met de impact op de lezer: het laatste woord van een zin krijgt meer aandacht en dan heb je liever geen hulpwerkwoord in de aanbieding, maar wel de essentie van de 'boodschap'. Het wrong met mijn aanvoelen (ik ben wschlijk een 'groene' dialectspreker) maar heb me de gewoonte eigen gemaakt. Zou het niet kunnen dat journalisten of (eind)redacteurs zich weinig gelegen laten aan 'ritme' maar zich gewoon bedienen van dit schrijf-trucje?
Ter verduidelijking: ik heb – het selectieve onderzoek ten spijt -toch de indruk dat 'heeft gelopen' in geschreven teksten opgang maakt, en minstens evenveel wordt gebruikt als 'gelopen heeft'. Toegegeven: ben nog niet beginnen tellen;-)
Ook in Onze Taal schreef ik erover.
http://onzetaal.nl/uploads/editor/journaaltaal.pdf
Maar omdat 't artikel digitaal maar gedeeltelijk beschikbaar is, volgt hier de laatste alinea:
ZINSRITME
Waarom kiezen we in spontane spraak eigenlijk voor de ene of de andere volgorde? Uit onderzoek blijkt dat vooral het zinsritme (de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen) een sturende factor is. Voorbeeld: als vóór de werkwoordsgroep een beklemtoond woord staat, volgt meestal direct het voltooid deelwoord: ‘Als ik dát gewéten had.’ De volgorde ‘Als ik dát hád gewéten’ (overigens een bestaande boektitel) zul je in spreektaal niet gauw tegenkomen. Maar deze zin weer wel: ‘Als ik álles hád gewéten’, al kan: ‘Als ik álles gewéten had’ ook, omdat een voltooid deelwoord dat met een onbeklemtoonde lettergreep begint (en dat zijn de meeste) overal op kan volgen. De complete systematiek erachter laat zich nog steeds moeilijk beschrijven.Voor de praktijk van de gewone sprekende Nederlander is dat ook niet nodig, want die voelt het gewoon.
Uit promotieonderzoek van De Sutter blijkt dat prosidie GEEN invloed heeft op de keuze tussen de rode en de groene volgorde in geschreven bronnen (in zakelijke teksten uit o.m De Standaard). Opgemerkt moet worden dat dat dit niet in termen van metrum is geformuleerd maar in termen van atstand tussen woordaccenten; ik kan niet direct overzien of dat veel verschil maakt. Zie zijn bijdrage aan Nederlandse taalkunde 12 (2007) voor een samenvatting van een deel van zijn onderzoek, dat laat zien dat er in feite een groot aantal factoren zijn die invloed kunnen hebben op de volgorde.
Wellicht nuttig om te weten: over de problematiek van de rode en de groene volgorde heb ikzelf al een halve eeuw van tijd tot tijd gepubliceerd. Mijn eerste publicatie waarin ritmische factoren gereleveerd werden dateert van 1964, en daar is een poging tot beschrijving te vinden die heel nauw aansluit bij (of vooruitloopt op) die van Jan Stroop uit 1970 en later. Al beken ik dat de bijdrage uit 2009 mij ontgaan was. In het artikel waarop Van Oostendorp hier de aandacht vestigt, geef ik niet alleen een ruime samenvatting van het promotieonderzoek van Geert de Sutter (dat is volledig gewijd aan een kritische bespreking en evaluatie van studies over ritmische factoren bij de keuze voor rode of groene volgorde, en mag als een voorbeeld van acribie gelden), maar ook een aanvulling daarbij dat niet van ritmische factoren uitgaat, maar van metrische. Als ik het goed heb is dat een noodzakelijke aanvulling bij het bestaande onderzoek.
Het is natuurlijk juist dat nogal wat mensen vinden dat alleen de 'rode' volgorde kan; dat (en de mogelijke redenering achter die beslissing)wordt ook in het besproken artikel vrij uitvoerig toegelicht.