Wat is erger? Onbenul of plagiaat?
En – wie volgt D.F. Scheurleer op?
Kortom: oceanen vol zeepoëzie
Door Bart FM Droog
Nu is het gekke dat het boek van G. Kalff geen poëziebloemlezing is, maar een essaybundel over de 1700 pagina’s tellende overzichtsbloemlezing Van varen en van vechten. Verzen van tijdgenooten op onze zeehelden en zeeslagen, lof- en schimpdichten, matrozenliederen. Verzameld door D.F. Scheurleer (1855-1927). 1e dl.: 1572-1654. 2e dl.: 1655-1678. 3e dl.: 1679-1800. Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1914.
Ergo: uit alles blijkt dat Zwaap het boek van Kalff uit 1915 nooit onder ogen heeft gehad – anders had hij niet beweerd dat het een bloemlezing was, noch dat er verrassend weinig zeepoëzie zou bestaan. De bloemlezing uit 1914 spreekt boekdelen. Het is een allesbehalve obscuur boek, dat in de afgelopen decennia gretig gebruikt is door Nederlandse folk-ensembles. Maar dit – en het geblunder van Zwaap – terzijde.
De zingende walvisch
Want. In de zomer van 1939 verscheen bij uitgeverij H. Meulenhoff de zeepoëziebloemlezing De zingende walvisch. De samenstellers waren Benjamin Cooper en J.W.F. Werumeus Buning. Uitgeverij H. Meulenhoff is een andere uitgeverij dan de bekende J.M. Meulenhoff. Samensteller Benjamin Cooper heeft nooit bestaan – ‘hij’ was een gezamenlijk pseudoniem van Hans Keilson (1909-2011) en de verder onbekende reclameman/vertaler G. Klaass. J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958) was destijds de bekendste Nederlandse dichter en criticus, schrijver van de intens populaire ballade Maria Lécina (Querido, 1932. De 47ste druk verscheen in 1983). De Walvisch was niet gedateerd en geen enkele bron werd erin opgevoerd – wat ook toen uitzonderlijk was voor een bloemlezing.
De zingende walvisch was voorzien van een door Buning gesigneerd voorwoord, waarin stond: “Een ernstige, groote bloemlezing uit onze maritieme poëzie zou naast het weinige dat er op dit gebied bestaat geen kwaad kunnen; het is een van de rare dingen in Nederland, dat men ze nog niet gemaakt heeft.”
Uitgeverij Nijhoff
In oktober 1939 maakte de uitgever van de bloemlezing uit 1914 bezwaar. Dagblad De Tijd citeert ‘uitgever Martinus Nijhoff’. Ho! Uitgever Martinus Nijhoff, de grootvader van de dichter Martinus Nijhoff (1894-1954), leefde van 1826-1894. Zijn zoon Wouter Nijhoff (1866-1947) volgde hem op als uitgever. Deze werd als uitgever opgevolgd door zijn neef Wouter Nijhoff (1895-1977). Het is dus mogelijk dat de schrijver van dit krantenbericht doelt op óf de dichter Martinus Nijhoff óf op diens vader of neef. Maar ook dit terzijde.
Nijhoff: “Zoo schrijft de uitgever [H. Meulenhoff] op den omslag; “Een boek met Nederlandsche Zeeliederen, korte gezegden en rijmen, alle betrekking hebbende op het zeeleven. Dit is de eerste maal, dat hier een dergelijke bundel verschijnt. Alle gegevens zijn zooveel mogelijk uit de oorspronkelijke bronnen verzameld uit musea, bibliotheken, zeevaartscholen”, enz. (Ik heb geen andere bijdragen in het oudere gedeelte kunnen ontdekken, dan die, welke reeds in “Varen en Vechten” waren afgedrukt).”
Jop Pollmann
Kort daarop werpt Jop Pollmann in Onze Taaltuin zich op de zaak, in het artikel ‘Plagiaat of nog erger?‘ schrijft hij over de gewraakte opmerking in het voorwoord: “Als je zooiets leest, loop je naar je boekenkast en je houdt het kleine, nieuwe boekje naast de drie dikke deelen van Dr. D.F. Scheurleer’s ‘Van Varen en Vechten’, en dan vraag je je met stomme verbazing af, hoe het mogelijk is, dat op litterair gebied nog zulke enormiteiten worden gedebiteerd.”
Of de samenstellers van De zingende walvisch plagiaat hebben gepleegd (door het zonder bronvermelding overnemen van veel werk uit het boek uit 1914) of niet, vindt hij een ondergeschikte kwestie: “Wat moeten we ervan denken, wanneer iemand een bepaald werk gaat ondernemen en niet op de hoogte is, nòch op de hoogte wordt gesteld van de groote werken, die er reeds zijn verschenen? Is dat niet een veel ernstiger verschijnsel? Want dan is die onwetendheid niet alleen te constateeren bij de beide verzamelaars en hun uitgevers, maar ook bij de(n) bibliotheekambtenar(en), zonder wier hulp een werkje als het onderhavige toch zeker niet tot stand kon komen. En ligt daar dan geen lacune? Is het voor onze cultuur niet veel erger, dat standaardwerken onbekend blijken te zijn? Is het niet jammer van de moeite, die zóó onnoodig moet worden besteed?”
(…) “Het geval Buning-Cooper-Scheurleer stelt me andermaal voor de dringende vraag, of er, tot groote schade voor ons volk, niet al te veel hapert aan de gezonde popularisatie van onze wetenschap? (…) Wij in onze wetenschap [moeten] er (ook) voor zorgen met een beetje efficiency te werken: het moet niet meer voorkomen, dat op het gebied der letteren; om zoo te zeggen, steeds maar weer gezocht wordt naar de uitvinding van de naaimachine, die allang bestaat.”
Na de oorlog
Na de oorlog raakte Buning uit de gratie wegens vermeende collaboratie. De beschuldigingen waren onterecht: weliswaar had Buning zich – als zovelen -aangemeld bij de Kultuurkamer, maar hij was ook in het verzet actief geweest. Desalniettemin kreeg hij na de oorlog een publicatieverbod van twee jaar – in hoger beroep teruggebracht tot één jaar. Zijn zware aanpak zou ten dele veroorzaakt zijn door een ziekelijk jaloerse Martinus Nijhoff, die verliefd was op een vrouw waar ook Buning een relatie mee had.
2013 – wie voltooit Scheurleers werk?
Terug naar 2013. Het is bijna 100 jaar geleden dat de omvangrijke zeegedichtenanthologie van D.F. Scheurleer is verschenen. Daarna is een stroom aan zeepoëziebloemlezingen uitgebracht. Onderstaande een overzicht van de meest expliciete. Buiten beschouwing gelaten zijn de themabloemlezingen over de kustprovinciën en havensteden, die doorgaans ook vele zeegedichten bevatten. Gezien het grote aanbod rijst de vraag: wordt het niet eens tijd dat iemand het stokje van de in 1927 overleden Scheurleer overneemt en zich zet aan het samenstellen van de grote overzichtsbloemlezing van de Nederlandstalige zeepoëzie 1801-2000?
Zeepoëzie / maritieme bloemlezingen 1900-2012 (een onvolledig overzicht)
Onze mannen ter zee in dicht en beeld. Gedichten, portretten, penningen en grafmonumenten door tijdgenooten. Verzameld door D.F. Scheurleer. Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage, 1912-1914. Drie delen. Omvang: 3 dl. (Dl. 1: 1572-1654. – XXIV, 209 p., [50] bl. pl. – dl. 2: 1655-1678. – XVI, 270 p., [57] bl. pl. – dl. 3: 1679-1800. – XVI, 267 p., [54] bl. pl.). Oplage van 230 ex. op zwaar Cartridge papier, genummerd 21-250 en 20 exx. op groot papier Van Gelder, genummerd 1-20.
Vaar naar de vuurtoren. Eiland = isla = island = eilân. Gedichten over twaalf eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Samenst. Klaas de Groot. In de Knipscheer, Haarlem, 2010. [Gedichten in het Engels, Fries, Nederlands en Papiaments.]
Laat een reactie achter