Het Italiaans was het Engels van de zeventiende eeuw: de taal die je leerde als je jong was en op de hoogte wilde zijn van de nieuwste ontwikkelingen in cultuur en wetenschap. Er waren dan ook veel vooraanstaande Nederlandse intellectuelen die de taal leerden.
Minne de Boer heeft de leerboeken en Italiaanse grammatica’s bestudeerd die indertijd hier gepubliceerd werden. Onlangs verscheen zijn boek Écrire la grammaire italienne aux Pays-Bas, waarin hij zijn onderzoek naar dit onderwerp verzamelde.
Centraal in het boek staat de fascinerende taalkundige Lodewijk Meyer en zijn Italiaansche spraakkunst (Italicæ Compendiosa Instituti). Dat boek was meer dan zomaar een leerboek; het was gebaseerd op een gedachte: dat je eerst moet begrijpen wat taal in het algemeen is voordat je een specifieke taal goed kon leren.
Precies vanwege dat idee is Meyers boek interessanter dan zomaar een leerboek.
Het laat duidelijk zien hoe er in de 17e eeuw taalkundig gedacht werd, zegt De Boer. Hij laat bijvoorbeeld zien hoe Meyer bijdroeg aan de leer van de woordsoorten, terwijl hij tegelijkertijd puristische Nederlandse tegenhangers voorstelde voor de Latijnse terminologie (voor disyllaba stelde hij bijvoorbeeld tweelettergreepige woorden voor).
Een belangrijk punt voor De Boer is dat Meyer hierbij niet (rechtstreeks) beïnvloed werd door de Franse Port Roya-grammatica, ook al hanteerde die hetzelfde principe dat je talen alleen goed kunt leren door te begrijpen hoe taal werkt. (De grammatica van Port Royal staat sinds midden van de vorige eeuw weer in de belangstelling, omdat Chomsky hem heeft uitgeroepen tot een voorganger in zijn taalkundig denken.) Volgens De Boer baseerde Meyer zich echter eerder op het werk van Gerardus Vossius.
Uit de belangstelling voor Meyer volgt voor De Boer een waaier van interesses, die hij allemaal uitspreidt in dit boek. (De hoofdstukken zijn bijna allemaal ook als artikel in een tijdschrift gepubliceerd.) Hij beschrijft de andere leerboeken Italiaans uit de 17 eeuw, maar ook de laatste editie van Van Dale Nederlands-Italiaans; de gedachten die P.C. Hooft had over taal, maar ook de vraag hoe er in deze tijd goede leerboeken voor vreemde talen zoals Italiaans zouden moeten worden gemaakt. Meyer was in navolging van Vossius, erg geïnteresseerd in tussenwerpsels en De Boer schrijft daarom ook wat over dat vaak genegeerde onderwerp in de taalwetenschap.
Enigszins curieus is dat dit boek daarbij in het Frans geschreven is. Veel van de oorspronkelijke artikelen waren in het Italiaans of het Nederlands geschreven, maar die zijn nu naar het Frans vertaald. Dat is soms behoorlijk ingewikkeld, bijvoorbeeld waar De Boer bespreekt hoe Nederlandse woorden in Van Dale in het Italiaans vertaald worden en andersom. De Nederlandse en Italiaanse termen moeten dan ieder weer van een Franse vertaling worden voorzien.
Waarom heeft De Boer dat gedaan? In het voorwoord schrijft hij dat hij zich bewust is van de problemen – inclusief het feit dat het betekent dat veel neerlandici zijn werk niet kunnen lezen –, maar dat hij het gedaan heeft ter ere van het feit dat Frans zijn oorspronkelijke studie was, ‘mais aussi à la tradition polyglotte qui constituait la fierté de mon pays’.
Dat zijn nogal eigenzinnige redenen voor een nogal eigenzinnig boek waarin de auteur onbekommerd al zijn toevallige interesses heeft gevolgd. Ik kan me niet voorstellen dat iedere lezer hem op ieder punt zal volgen – maar voor veel mensen met belangstelling voor het Nederlands, het Italiaans en/of het taalkundig denken in de zeventiende eeuw zit er allicht wat van hun gading bij.
Laat een reactie achter