Heeft u weleens van Cité Duits gehoord? Het is een taalvariëteit die gepensioneerde mijnwerkers als kinderen al spraken in het net over de Maas gelegen Eisden in België. Alleen in Eisden spreken ze Cité Duits. De Cité is, net zoals de kolonie, een benaming voor een mijnwerkersdorp. Toen ik net hoogleraar was in 2011, hield Jan Kohlbacher – voormalig onderwijzer in de Cité Eisden – een lezing over deze taal.
En zo zijn we met elkaar in contact gekomen. Ik heb sindsdien drie opnames mogen maken van gesprekken tussen deze ex-mijnwerkers. Deze middagen waren bijzonder: levendig, vol herinneringen en plezier. Het is duidelijk dat deze groep mannen van kinds af aan een hechte groep vormt. Zij zijn kinderen van ouders met Hongaarse, Karpaatse, Poolse, Italiaanse, Tsjechische, Sloveense en Oostenrijkse roots die voor de Tweede Wereldoorlog door de mijnmaatschappij geworven werden. Cité Duits is ontstaan doordat de omringende dorpen de mijnwerkers als anders zagen. Door een taal met elkaar te ontwikkelen, konden deze mijnwerkers zich van jongs af aan van die anderen distantiëren en zich tegelijkertijd met elkaar identificeren. Zo konden zij zich via hun taal thuis voelen in de Cité.
De eerste indruk wanneer je naar Cité Duits luistert, is overweldigend en verwarrend. Het lijkt Duits maar ook weer niet, het lijkt Nederlands maar dat toch ook weer niet, Limburgs, Pools… In feite combineren de ex-mijnwerkers elementen uit allerlei talen en verweven dit tot iets nieuws. Dit combineren maakt grenzen tussen talen en dialecten ongedaan.
Het is ook bijzonder dat ik tegelijkertijd zes studenten als stagiairs, dankzij het Meertens Instituut, kon werven om de geluidsopnamen uit te schrijven. Het uitschrijven of transcriberen is geen sinecure want hoe noteer je zo’n onbekende variëteit als Cité Duits dat geen eigen spelling heeft en dat allerlei onverwachte talige elementen met elkaar combineert? De studenten zeggen dat het moeilijk is om een taal te transcriberen die je zelf niet spreekt met onbekende woorden zoals sjiesjkie (afgeleid van het Poolse dennenappel) en onderwerpen zoals het werken in de mijn.
Cité Duits kent ook nieuw gemaakte woorden zoals kugels die noch in het Duits (Kugeln), noch in het Nederlands (kogels) voorkomen. Gelukkig hebben ook vrijwilligers in Limburg zich aangemeld om met het uitschrijven van de opnamen aan de slag te gaan. Met hun versie konden enkele studenten eerst oefenen. Een stukje transcriptie ziet er zo uit: “ik zeg Nelis sag ich VEURdatst du mich fragst walke zijn de voorwaarden welke sind die voorwaarden he ja ich habf da gut verdie:nt daar sagt er da dat en dat krijg je sagt er geworpe he>gelijk ’n opzichter< goed he?”
Hoe creëerden deze mijnwerkers als kinderen Cité Duits? Jan Kohlbacher herinnert zich dat: ‘tijdens de bevrijding, september-oktober 1944 op de heide hier een Amerikaans verkenningsvliegtuigje landde en opsteeg. Onze Poolse buurjongen (…) zag dit vliegtuigje overvliegen en zei “Kuck da, ein Pachakonik”. Veel later hoorde ik pas dat een pasikonik Pools was voor sprinkhaan. (…) Maar toen wij dat woord overnamen hebben noch de buurjongen of anderen ons uitgelegd wat dit Poolse woord betekende. Wij namen het over en gebruikten het nadien iedere keer dat dit vliegtuigje overvloog’.
We staan voor het complexe en zeer interessante avontuur de grammatica van Cité Duits te ontrafelen. Er is veel mogelijk maar niet alles en juist deze spanning maakt het zo intrigerend. Cité Duits heeft bijvoorbeeld geen lidwoord nodig als in: ‘Wir geht naar kirche’ maar wel voor eigennamen: ‘die Olga das weiss ick’. Het kan een werkwoord met –t vervoegen als in ‘geht’ terwijl het onderwerp ‘wir’ is of met –ma als in ‘gehma’ (wij gaan). Cité Duits blijkt een belangrijke bron voor taalkundig onderzoek te zijn.
Jan Kohlbacher. Cité Duits. Lezing gehouden in Winterslag (2 juni 2012)
Een fragment van Cité Duits is hier te beluisteren
Laat een reactie achter