Sommige taalkundigen beweren wel dat ze zich niet met spelling bezighouden, maar een collega van me had de afgelopen week wel degelijk ruzie gehad met zijn vrouw over de juiste schrijfwijze van het woord ‘Chinezen’. Zij wilde het zo, maar hij beweerde bij hoog en laag dat het ‘Chinese’ moest zijn. Tot ze erachter kwamen dat zij het zelfstandig en hij het bijvoeglijk naamwoord bedoelde.
Hij kwam zijn echtelijke sores met me delen, en we praatten er nog even over door. Het geldt voor meer woordparen: je hebt ook Friese Friezen en Balinese Balinezen. Het is bovendien natuurlijk niet strikt genomen een spellingkwestie, of in ieder geval niet alléén maar, want sommige sprekers maken ook verschil in uitspraak tussen de [s] en de [z].
Ik dacht dat ik een leuke regel had gevonden, een lekker ingewikkelde, maar die ging niet op.
Ezel, lazer, bezem
De [s] en de [z] lijken in bijna alle opzichten op elkaar: je maakt ze op dezelfde manier op dezelfde plaats in de mond. Het belangrijkste verschil is dat je bij de tweede klank je stembanden laat trillen en bij de eerste niet. De [s] is bovendien wat langer dan de [z]. Nu wil het geval dat we in de uitspraak een sterke voorkeur hebben voor de stemhebbende variant wanneer hij tegelijk na een lange klinker staat en voor een andere klinker: ezel, lazer, bezem. Er bestaat onder de enkelvoudige woorden slechts één uitzondering: Pasen.
Die regelmaat leidt er ook toe dat een [s] een [z] wordt als er een klinker achter komt, bijvoorbeeld in het meervoud. Dat verklaart Chinezen, Friezen, maar ook bazen en luizen.
Boze
Waarom gebeurt dat nu niet bij het bijvoeglijk naamwoord? Een belangrijk verschil tussen de meervoudsuitgang –en en de vervoegingsuitgang -e is dat de laatste niets toevoegt aan de betekenis van het woord. Friezen verwijst naar een andere werkelijkheid dan een Fries, maar Friese heeft niet zo’n duidelijke eigen betekenis. Het is een vorm die soms wordt afgedwongen door de grammatica.
Ik dacht dat dit nu de verklaring was. De betekenisvolle uitgang dwong af dat de [s] een [z] werd, omdat de klinker daarvan echt zichtbaar is. De betekenisloze uitgang doet dat niet. Maar toen kwamen we erachter dat er ook bijvoeglijk naamwoorden zijn die de verandering wel ondergaan (boze).
Russische
Gelukkig kwamen we al snel op een nieuwe verklaring, die minstens even bizar is en wel werkt: we hebben hier te maken met een restant van de sch. Overal waar onze voorouders die lettercombinatie schreven (en nog veel eerder waarschijnlijk uitspraken) spreken en schrijven wij nog steeds een [s]: Friesche Friezen, Chineesche Chinezen en zelfs Paschen. Het is net alsof de ch nog een heel klein beetje aanwezig is, in een soort verlenging van de [s] die ervoor zorgt dat die klank niet tot een [z] transformeert.
Overigens bestaat er natuurlijk ook een zelfstandig naamwoord Chinese voor een vrouwelijke Chinees. Dat zelfstandig naamwoord is afgeleid van het bijvoeglijke, zoals de Russische is afgeleid van Russisch, -isch is een achtervoegsel voor bijvoeglijk naamwoorden. In het laatste type woord schrijven we de sch nog steeds, in de Chineesche gebeurde dat vroeger ook.
Soms is het fijn om ruzie te maken over de spelling.
Maarten van der Meer zegt
Dat lijkt me bij Fries(ch)e, Pas(ch)en [volgens mij met één a] en ook bries(ch)en en krijs(ch)en inderdaad de verklaring, maar niesen gaat niet terug op *nieschen. Ook resem, IJssel en Rijsel hadden geen sch.
Marc van Oostendorp zegt
'Niesen' is natuurlijk juist ook een variabel woord, op dit punt!
Maarten van der Meer zegt
De te verwachten vorm 'niezen' is naar mijn idee ook algemener. 'Niesen' ontstaan naar analogie van 'briesen'? (In Delpher vond ik de schrijfwijze 'nieschen' die daar inderdaad op wijst.)