Zullen en gaan in het werk van Lieke Marsman
Door Marc van Oostendorp
Een jaar geleden dacht ik na over het werkwoord gaan; dat je best kunt zeggen ‘het gaat regenen’ terwijl de druppels al vallen, zolang dat maar de eerste druppels zijn. En ‘ik ga dit boek lezen!’ als je de eerste bladzijden tot je genomen hebt – zolang die eerste bladzijden alleen maar op proef waren. Dat is anders dan ‘ik zal dat boek lezen’: dan heb je echt nog geen letter gelezen.
Inmiddels is er ook een dichtbundel van, en die laat zien dat er nog meer aan de hand is. De jonge dichteres Lieke Marsman gebruikt de constructie in een paar van haar gedichten uit haar onlangs verschenen bundel De eerste letter. Bijvoorbeeld in het gedicht Ruimte:
nu ga ik een ijsje voor je kopen
en moet je met me meelopen naar mijn huis
nu gaan we samen een volkstuintje beginnen
nu gaan we zeshonderd kilometer reizen
(…)en dan gaan we nu luisteren naar de koperblazers
(intrat koperblazers)
en dan ga je nu mijn hand vasthouden omdat je doorhebt
dat ik banger ben dan ik beweer
Er is hier volgens mij een duidelijk verschil te voelen tussen gaan en zullen. De toon verandert in zijn geheel wanneer je dat laatste werkwoord invult ‘Nu zal ik een ijsje kopen, nu zullen we we samen een volkstuintje beginnen’, dat zijn zinnen die iets anders betekenen en ook nauwelijks grammaticaal zijn.
Voor een deel ligt dat aan het feit dat zullen echt over de toekomst gaat, terwijl gaan gaat over iets dat al begonnen is. Dat verklaart waarom je dat laatste werkwoord makkelijker met nu kunt combineren dan het eerste.
Maar de toon wordt ook anders wanneer je gaan weglaat. ‘Nu koop ik een ijsje voor je, nu beginnen we samen een volkstuintje, nu reizen we zeshonderd kilometer’. Die zinnen klinken een stuk beter dan hun alternatieven met zullen, maar er is een duidelijk verschil met de gaan-constructies: beslister, volwassener, minder kinderlijk.
‘Nu koop ik een ijsje voor je’ is dubbelzinnig: hij kan een beschrijving geven van wat ik op dit moment aan het doen ben, maar ook een plan aankondigen (‘Nu is het genoeg met dat gejengel! Nu koop ik een ijsje voor je!’) Alleen is dat plan beslister, de spreker gaat zich niet zo makkelijk meer van zijn voornemen afhouden.
‘Ik ga een ijsje voor je kopen’ zweeft dus ergens tussen ‘Ik zal een ijsje voor je kopen’ in de onbestemde toekomst en ‘Ik koop een ijsje voor je’ dat al zo goed als beslist is. Het ijsje is er al wel en het plan is er ook al wel, maar of dat plan nu echt gaat worden uitgevoerd is nog niet helemaal duidelijk. Het gebruik van gaan maakt de zin dus een beetje onbestemd – dat is misschien wel de onbestemdheid van toon waarover sommige recensenten (Guus Middag, Piet Gerbrandy) klaagden.
Er wordt ook mee gespeeld in een ander gedicht, Liefde in tijden van eenzaamheid, dat zo begint:
Als je zo doet ga ik zeggen dat je een door het water gesleurde
boterham bent, ik bedoel geen drabbig wentelteefje maar een
in de gootsteen gevallen sneetje. Als je de keus aan mij laat
ga ik twijfelen (…)
Een paar regels verderop is er dan ineens sprake van:
(…) Als je nu
geinig gaat doen dan zie ik me genoodzaakt je een smiley
van een spookje toe te sturen, dat is geinig, als je nu moeilijk gaat doendan zal ik hoe dan ook acht redenen hebben die je standpunt
weerleggen
In het begin is de constructie dus: als jij X, dan ga ik Y. Dat jij X doet is eigenlijk wel zeker, en de reactie is onontkoombaar. Wanneer die constructie later verandert in Als jij gaat X, dan zal ik Y (of zie ik me genoodzaakt om Y), dan heeft jij alleen nog maar aanstalten gemaakt tot X, en Y is dan ook alleen nog maar een dreigement.
Laat een reactie achter