Het woord numineus kun je niet zomaar gebruiken: je moet het altijd van een uitgebreide toelichting voorzien. NRC Handelsblad blijkt zich, blijkens de digitale archieven, daar de afgelopen twintig jaar aan te houden: zodra het woord wordt afgedrukt, komt er een heel verhaal bij. “Met het numineuze verwees de Duitse godsdienstfilosoof Rudolf Otto begin van vorige eeuw naar datgene wat ons afschrikt en aantrekt tegelijkertijd, tremendum et fascinosum. Religie ontstaat uit huiver en ontzag,” schreef de krant bijvoorbeeld in 2008.
Soms gaat het mis. Een paar weken geleden had de NRC een interview met Herman Wijffels en Herma van der Weide, en daaruit bestond de toelichting slechts uit één woord: “plots had ik een numineuze [bovennatuurlijke] ervaring”. Prompt verscheen er gisteren een ingezonde brief van iemand die alsnog Rudolf Otto erbij haalde: “dat is echt veel meer dan in dat ene woordje ‘bovennatuurlijk’ wordt aangeduid.”
Wat hebben we aan van die woorden die iedere keer weer moeten worden uitgelegd?
Ballast
Waarom hebben we eigenlijk zo bizar veel woorden? Dat is een van de grootste raadselen die de menselijke taal omgeven. De wetenschap heeft er geen antwoord op.
Een gemiddeld mens kent zo’n 40.000 woorden (het is een beetje een ruwe schatting, het hangt ervan af wat je precies met ‘woorden’ bedoelt, en met ‘kennen’), maar het is volkomen onduidelijk waar dit goed voor is. In het dagelijks leven gebruiken we er veel minder, en je kunt waarschijnlijk alles wat je wilt wel redelijk goed uitleggen met een fractie ervan. Ik weet niet of het experiment weleens gedaan is, maar het zou mij niet verbazen als je een aardig leven kon leiden met slechts 5.000 woorden tot je beschikking.
Waarom heeft de evolutie zo enorm veel ruimte in onze hersenen ingeruimd voor zoveel ballast?
Besjes en kruidjes
Een theorie zegt: om indruk te maken op de andere sekse. Het onthouden van al die woorden kost enorm veel energie (bloed dat naar de hersenen moet worden gepompt), dus iemand die dat kan, laat daarmee zien wat een goede effectieve genen hij heeft. Een andere theorie zegt: in de tijd dat we jagers-verzamelaars waren moesten we honderden besjes en kruidjes uit elkaar kunnen houden en daarover met elkaar communiceren. Pas in onze ‘geletterde’ samenlevingen kwam een heleboel ruimte vrij om op te vullen met informatie over het numineuze (een begrip dat in 1917 in de godsdienstwetenschap werd ingevoerd door Rudolf Otto, red.)
Dat is allemaal speculatie – mooie verhalen waarvan onduidelijk is hoe je ze ooit zou moeten bewijzen. Ondertussen zijn er dus ook kennelijk woorden aan de grens van de woordenschat: woorden die je af en toe wil gebruiken, maar die dan iedere keer weer omstandig moeten worden uitgelegd.
Krupke zegt
Toch zijn er ook regelmatig denkers en schrijvers die melden dat de taal te beperkt en te onvolmaakt is om uitdrukking te geven aan wat ze denken.
Anoniem zegt
Doe als de engelstaligen: neem woorden uit een andere taal, spel ze eventueel een beetje anders of spreek ze verkeerd uit (dat laatste is vrijwel verplicht in het Engels), en zie, je hebt de taal verrijkt! Guillaume Jacques-Pierre (ook wel: William Shakespeare) heeft dit met veel succes toegepast.