Door Leonie Cornips
Limburg is een grensprovincie bij uitstek. Het maakt deel uit van maar liefst vier Euregio’s. Drie van die Euregio’s zijn naar de grote rivieren genoemd: Maas-Rijn, Rijn-Waal, Rijn-Maas-Noord en Euregio Benelux Middengebied. In die Euregio’s overleggen bestuurders uit Duitsland, Nederland en België regelmatig met elkaar. In welke taal of talen doen ze dat?
Lonne Snijkers observeert voor haar scriptieonderzoek een aantal gezamenlijke Nederlandse en Duitse grensoverschrijdende vergaderingen. Zij interviewt de aanwezige bestuurders daar over hun taalkeuze. Er blijkt een taalafspraak van bovenaf gemaakt te zijn: in het overleg spreekt iedereen zijn of haar eigen taal. Maar hoe pakt zo’n taalafspraak in de praktijk uit? Hoe denken bestuurders over een dergelijke taalafspraak?
In een Euregio Maas-Rijn-overleg over grensoverschrijdend vervoer in Aken treedt een probleem op. Een Duitse vertegenwoordiger heeft moeite met het verstaan van het Nederlands. De voorzitter van de vergadering lost dit op door in het Duits samen te vatten wat er in het Nederlands gezegd is.
In een conferentie van de Euregio Maas-Rijn in C-Mine Genk met als thema grensarbeid en werkgelegenheid opent de Belgische voorzitter in vier talen: Duits, Nederlands, Frans en Engels. De gedeputeerde van de Provincie Limburg (B) heet iedereen in het Nederlands welkom. Daarna introduceert de voorzitter een spreker uit Duitstalig België met een PowerPoint in het Engels. Deze spreker geeft echter zijn lezing in het Duits en gebruikt daarbij een Duitstalige PowerPoint. Aan het einde van deze bijeenkomst houdt een journalist een gesprek in het Nederlands met twee Europarlementariërs van wie één Belg en één Nederlander. Na het gesprek stelt het publiek vragen. De eerste vraag is in het Nederlands en de Belgische Europarlementariër antwoordt in het Nederlands. De tweede vraag is in het Duits. Dezelfde Europarlementariër antwoordt in het Duits. Een derde vraag is weer in het Nederlands. Een vierde vraag is in het Frans. De Nederlandse Europarlementariër geeft aan niet zo goed te weten wat precies de taalafspraak is maar kondigt aan in het Nederlands te antwoorden. De Belgische Europarlementariër neemt het gesprek over in het Frans maar kiest halverwege voor het Nederlands. De Europarlementariërs spreken goed Duits en Frans en antwoorden dus in de taal van de vragenstellers.
Voor een conferentie van sociaaldemocratische partijen uit de Euregio Maas-Rijn in Aken is eerder aan de werkgroepen en sprekers een mail rondgestuurd met de boodschap dat iedereen in de eigen taal kan spreken waaronder het dialect. Gedurende de conferentie spreken alle Duitse sprekers in het Duits. Een Nederlandse spreker spreekt in het Nederlands en een andere spreekt in het Heerlens dialect. Meerdere Duitse aanwezigen verstaan het Nederlands en Heerlens dialect maar moeizaam. De overige Nederlandse sprekers (zoals Frans Timmermans als afgevaardigde van de PvdA) en Belgische sprekers spreken in het Duits. Niet alle geïnterviewden zijn positief over de gemaakte taalafspraak. De Nederlandse aanwezigen begrijpen niet waarom een meertalige Nederlander Nederlands of een dialect bezigt als de meerderheid van de aanwezigen toch Duitstalig is.
Vanzelfsprekend is een onderzoek als dit beperkt want Lonne heeft niet een hele lange periode kunnen observeren. Ook heeft zij niet alle aanwezige bestuurders kunnen interviewen. Maar toch zijn er verrassende uitkomsten. Een taalafspraak van bovenaf zorgt ervoor dat sprekers comfortabel in hun eigen taal kunnen spreken. Het zijn de luisteraars die moeite moeten doen om alles te begrijpen. Als dat niet lukt, is ingrijpen nodig. Eveneens zorgt een taalafspraak ervoor dat bestuurders het dialect in een grensoverschrijdende vergadering kunnen gebruiken. Maar een taalafspraak van bovenaf wekt ook irritatie op. Waarom niet spreken in de taal van de ander als de spreker taalvaardig genoeg is en zeker als de ander de meerderheid van de aanwezigen betreft? Het meest opvallende, zo concludeert Lonne terecht, is dat het Engels alleen schriftelijk in PowerPoint-slides voorkomt maar nauwelijks als spreektaal. En dat in een tijd waarin velen zich over de verengelsing van de samenleving zorgen maken of daarover mopperen.
L. Snijkers. 2014. Grensoverschrijdende communicatie in Zuid-Limburg. Master scriptie Universiteit Utrecht & Meertens Instituut.
Laat een reactie achter