Door Marc van Oostendorp
Wanneer is het precies dinsdag? Er is, geloof ik, een verschil tussen de volgende zinnen:
Ik ga dinsdag naar de markt. - Ik ga dinsdags naar de markt. (=Ik ga op dinsdag naar de markt.)
- Ik ga op een dinsdag naar de markt.
Naar mijn gevoel betekent de eerste zin, met alleen dinsdag, dat er een specifieke dinsdag is (de eerstvolgende) wanneer ik naar de markt ga. De tweede, met dinsdags of op dinsdag betekent: ik ga iedere dinsdag naar de markt, of het is in ieder geval mijn gewoonte om dat de doen. De derde zin, met op een dinsdag, betekent: er is in de toekomst een of andere dinsdag waarop ik naar de markt ga.
(Wanneer je de zinnen in de verleden tijd zet verandert de betekenis van dinsdag op een logische manier: Ik ging dinsdag naar de markt betekent: de afgelopen dinsdag.)
Nu is het betekenisverschil, in ieder geval tussen de eerste twee zinnen, maar subtiel. (De derde zin laat ik even buiten beschouwing, daarvan is de betekenis relatief zeldzaam: hoe vaak heb je het over een of andere dinsdag in de toekomst?) Dinsdag kan de betekenis van dinsdags aannemen wanneer we wat woorden toevoegen aan de zin. De volgende paar zinnen betekent hetzelfde:
- Ik ga dinsdag altijd naar de markt.
- Ik ga dinsdags altijd naar de markt.
Omgekeerd is het lastiger. De volgende twee zinnen betekenen weliswaar ook hetzelfde:
- Ik ga deze week dinsdag naar de markt.
- Ik ga deze week dinsdags naar de markt.
Maar bij de tweede zin zou je kunnen zeggen: als je er voor één week een gewoonte van maakt om op dinsdag naar de markt te gaan, ga je er dus maar een keer naar toe.
Op het Meldpunt Taal heerste de afgelopen weken een korte discussie over een dinsdag. Er blijken in grote delen van Nederland én Vlaanderen mensen te bestaan die de volgende zin kunnen zeggen:
- Ik ga een dinsdag naar de markt.
Het verbaast mij zeer: ik kan me echt niet herinneren ooit weleens iemand zoiets te hebben horen zeggen. In grammatica’s kan ik er niets over vinden, maar via Google kun je gemakkelijk opsporen dat die constructie inderdaad door verschillende mensen gebruikt wordt (zoek op ‘ga een dinsdag’, of natuurlijk een andere dag van de week), zo te zien altijd in de betekenis ‘ik ga aanstaande dinsdag…’, dat wil zeggen in plaats van het kale dinsdag. De constructie moet me dus tot nu toe simpelweg altijd zijn ontgaan.
Het is net alsof dat een wordt toegevoegd om die dubbelzinnigheid te voorkomen. Maar waarom dan het onbepaald lidwoord een terwijl het zo duidelijk gaat over één concrete dinsdag — de dag die nu voor ons ligt?
JudyElf zegt
Nu ik dit lees, hoor ik het mijn oma weer zeggen: 'Ik moet een woensdag naar de dokter', 'Een zaterdag komt Feijenoord op tv'. Dat ging dan altijd over de eerstkomende …dag. Typisch Rotterdams, dacht ik.
Ton van der Wouden zegt
In stelling III bij zijn proefschrift (1979) stelt Hans Heestermans voor om "'n" in "wil je 'm 'n donderdag helemaal klaar inleveren?" te analyseren als een voorzetsel, een afgesleten variant van (temporeel) "in" of "an", en in zijn Grammatica van het Hedendaags Nederlands (2001, 320-22) neemt Klooster "situerende nulvoorzetsels" (nog verder afgesleten?) aan in "Die dag werd hij wereldkampioen" (op), "Hij heeft veel gemaakt dat jaar" (in) en "ik ben die reis ziek geworden" (tijdens) – mede op gezag van P.C. Hooft!
Irina zegt
"Ik ga een dinsdag naar de markt" betekent voor mij "Ik besteed (bijna) een (hele) dinsdag aan naar de markt gaan". Net zoiets als "Wij gaan een dag naar de dierentuin."
m zegt
Ik heb er geen echte bewijzen voor, maar het zou natuurlijk best kunnen zijn dat "ik ga een vrijdag naar de tandarts" zo veel betekent als dat dat bezoek voor een van de volgende 7 dagen van de komende week gepland is en dat de afspraak is gemaakt dat het vrijdag wordt. Een contaminatie dus van iets onbepaalds met iets bepaalds. De mededeling wordt daarmee min of meer zeker.
Rutger Kiezebrink zegt
Ik hoor het in Noord-Brabant geregeld.
Rutger Kiezebrink zegt
O, en het staat ook in Van Dale:
een7
een (geen afbreking)
voorzetsel
1. (spreektaal, in dagbepalingen) op
• een dinsdag heb ik hem gezien: vorige dinsdag
• tot een zondag: tot a.s. zondag
Anoniem zegt
Mijn moeder (84, geboren en getogen in de provincie Utrecht) zegt dit ook vaak. 'Ik zal eens kijken als ik een woensdag naar de markt ga …' en dan bedoelt ze: 'als ik a.s. woensdag naar de markt ga'. Het WNT zegt:
Aanm. Van geheel anderen oorsprong, eigenlijk een bijvorm van in is een voor namen van dagen der week, wanneer de vorige of de eerstkomende bedoeld wordt, verg. verdam 2, 632. In de gemeenzame spreektaal nog gewoon.
Wat heb jck een Maendagh stilswijghend op den veerman gevloekt, hooft, Br. 2, 268 [1632].
Een Dinsdag heb ik hem het laatst gezien. Tot een Zondag! poëem WNT
Roos
Frans Daems zegt
In mijn Zuid-Brabantse dialect (Leuvens) heb je in de betekenis van ‘verleden / aanstaande x-dag’ twee allomorfen: ’n en e ([ə]):
– ’n voor een /d/: ’n dinsdag, ’n donderdag
– e in andere gevallen: e maandag, e woensdag, e vrijdag, e zaterdag, e zondag.
Er is nog een vorm met zo’n sjwa: ‘eweg’. Die sjwa in het bijwoord ‘eweg’ zou volgens het WNT teruggaan op een afgesleten ‘in’.
Anoniem zegt
Iets anders: een vriendin van mij (27, opgegroeid in Den Haag) zegt altijd 'op dinsdag' als ze 'afgelopen dinsdag' óf 'komende dinsdag' bedoelt, in zinnen waarin ik gewoon 'dinsdag' zou zeggen (of eventueel 'afgelopen/komende/aanstaande dinsdag'). En het is dan niet zo dat ze een hele week met belevenissen afgaat ('Op maandag deed ik dit, op dinsdag dat, etc.'); het gaat echt om losse mededelingen. Dus bijvoorbeeld: 'Heb jij op zondag ook samen met vrienden naar de voetbalwedstrijd gekeken?', 'Op dinsdag stond ineens Jaap voor de deur!' of 'Zullen we op donderdag na de orkestrepetitie nog iets gaan drinken?'
Lydeke
Viorica Van der Roest zegt
Mijn grootouders, beiden opgegroeid in de omgeving van Leimuiden (Zuid-Holland) en wonend in de Haarlemmermeerpolder, zeiden precies dat: 'ik ga an dinsdag naar de markt'. Ik heb ze nooit de variant met 'een dinsdag' horen gebruiken; ze gebruikten heel consequent de variant 'an dinsdag'. Ik heb het idee dat dit in de Haarlemmermeer en in Leimuiden bij de oudere generaties nog steeds wel gangbaar is. Volgens mij wordt deze zegswijze daar ook weleens gebruikt om naar een dag in het verleden te verwijzen: 'dat hebben we an zondag gedaan'.
Cathrien zegt
Mijn Scheveningse grootmoeder (1893 – 1963) gebruikte altijd een schwa voor alle namen van de dagen.