Lodewijk Meyer (1629-1681) was taalgeleerde in een tijd dat het vak ertoe deed. Geïnspireerd door revolutionaire nieuwe ideeën van Spinoza en Descartes werd hij een vertegenwoordiger van wat de ‘radicale Verlichting’ genoemd wordt, een groep Europese intellectuelen die kritisch stonden tegenover het geloof en hun hoop hadden gesteld op de wetenschap. Door na te denken zou de mens de wereld kunnen verbeteren.
De taal was in het Verlichtingsstreven een instrument: mensen als Meyer gaven woordenlijsten uit waarin Nederlandse woorden opnieuw, en beter, en duidelijker werden gedefinieerd. Met een helderder taal zou je ook helderder kunnen denken.
De taal was daarnaast ook een onderwerp van onderzoek. Iedere taal was een uitdrukking van de universele logische denkkracht van de mens, dus door haar te bestuderen kon je iets over de natuurlijke logica leren. Tegelijk viel natuurlijk niet te ontkennen dat talen van elkaar verschilden; de vraag was hoe dat dan kwam. (Het antwoord was dat ieder volk nu eenmaal zijn eigen modes en fratsen had.)
Woordenschat
Lodewijk Meyer zat hier middenin, bijvoorbeeld als drijvende kracht achter Nil Volentibus Arduum, een Amsterdams gezelschap van taalzuiveraars en -liefhebbers, en als auteur van een invloedrijk vroeg woordenboek, de Woordenschat.
Volgens de meeste geleerden schreef Meyer ook de Italiaansche Spraakkonst, een in 1672 verschenen leerboek Italiaans voor Nederlanders. De Amsterdamse emeritus hoogleraar Vincenzo Lo Cascio gaf onlangs Het eerste woordenboek Nederlands-Italiaans uit, dat op de Spraakkonst gebaseerd is.
Citroenen
In 1967 vond Lo Cascio een exemplaar van het boek in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Hij is er daarna een belangrijk deel van zijn carrière mee bezig geweest: zoweel zijn intree- als zijn uittreerede ging over de Spraakkonst. Hij heeft er alle Italiaanse woorden uit de Spraakkonst in bij elkaar gezet met de Nederlandse vertaling die er ter plekke van gegeven wordt.
Waardevol zijn vooral de uitvoerige toelichtingen. Zoals Lo Cascio laat zien in zijn uitvoerige toelichting is het niet vreemd dat er aan het eind van de zeventiende eeuw een leerboek over het Italiaans voor Nederlanders verscheen. Er waren veel contacten over en weer: Nederlandse intellectuelen en kunstenaars reisden naar het land waar de citroenen bloeiden voor hun ontwikkeling. Omgekeerd gaven Italiaanse intellectuelen hier hun boeken uit bij Elzevier en Blaauw. Rond de tijd van publicatie van de Spraakkonst verscheen er in Amsterdam zelfs enige jaren een weekkrant in het Italiaans, de Gazette van Amsterdam. (Over het Italaanstalige Holland uit de 17e eeuw weten we overigens maar heel weinig.)
Stofferen
Het is ook logisch om te denken dat Meyer inderdaad betrokken was bij de Italiaansche Spraakkonst. Nil Volentibus Arduum vormde het hart van de Amsterdamse intellectuele taalbespiegeling. Bovendien spreken uit de Spraakkonst ideeën over taal die Meyer en de zijnen moeten hebben aangesproken. Een vreemde taal leren was een combinatie van de logica van alle talen inzien en je wennen aan de gewoonten van een ander volk.
In zijn inleiding geeft Lo Cascio redenen om te betwijfelen dat Meyer zelf de Spraakkonst gemaakt heeft. Een daarvan: Meyer sprak zelf geen Italiaans. Mogelijk was het wel iemand uit zijn kring, die ook intensief met Meyer heeft samengewerkt – iemand die de universele denkkracht kon stofferen met kennis van de fratsen en modes van de Italianen.
Ton Harmsen zegt
Beste Marc, weet jij waar dat Amsterdamse manuscript ligt? Als we dat hebben kunnen we het vergelijken met de mogelijke autografen van Meyer. Ik ken alleen een druk uit 1672, verschenen bij Wolfgang in Amsterdam. Daarvan zijn exemplaren in de UBA en de UBL. Waarom is de Italiaansche Spraakkonst een woordenboek? Je kan toch van iedere tekst een glossarium maken? Hoe is het mogelijk dat Nil Volentibus Arduum Cosimo de’ Medici heeft ontvangen? Die was het laatst in Amsterdam drie maanden voordat Nil werd opgericht. Cosimo is in de schouwburg geweest, maar Meyer was in die tijd gebrouilleerd met het schouwburgbestuur. En waarom zou Meyer geen Italiaans hebben geleerd? Met hartelijke groet, Ton Harmsen
Marc van Oostendorp zegt
Dat zijn allemaal goede vragen, Ton. In sommige gevallen ben ik benieuwd welk antwoord Lo Cascio daarop geeft. Andere zijn de aanleiding voor meer onderzoek (bijvoorbeeld de eerste), maar ook daarvoor hebben we Lo Cascio nodig. Ik neem contact met hem op.
Vincenzo Lo Cascio zegt
Geachte Heer Harmsen, (en heer van Oosendorp) ten eerste zou ik u een presentexemplaar van het woordenboek willen sturen omdat vele van uw vragen krijgen mogelijk een antwoord. Zou ik een adres mogen ontvangen?
De grammatica die ik in 1995 heb uitgegeven is een facsimile van het exemplaar in bezit van de bibliotheek van de Unversiteit van Amsterdam. Er bestaat geen oorspronkelijk manuscript.
Voor wat betreft de ontmoeting van Meyer en Cosimo de Medici niemand heeft beweert dat er al het gezelschap Nil Volentibus Arduum bestond. U merkt terecht dat pas in 1669 NVA werd gesticht (bijna 2 jaar later het bezoek van Cosimo aan het Schouwburg). Meyer was toen directeur van het schouwburg en werd zijn pas verschenen werk uitgevoerd (Ghulden Vlies), Hij heeft voor die gelegenheid 2 poëzie geschreven ter herinnering aan dat evenement (die twee gedichten zijn nu voor het eerst opgenomen in het Woordenboek door mij verzorgd).
Er bestaat geen enkele gegeven over de kennis van het Italiaans van de kant van Meyer. Wel over zijn kennis van het Latijn en het Frans. Andere leden van het gezelschap kende wel Italiaans, bv. Willem Blauwe en Andries Pels. De beschrijving van het Italiaans in de Spraakkonst veronderstelt een goede kennis van het Italiaans zelfs als veel gekopieerd en overgenomen is van andere grammatica's
Dat de auteur van de Italiaansche Spraakkonst Meyer zou zijn is gebaseerd op een zin overgeschreven 30 jaren later en opgenomen in (30 jaar later) gekopieerd/opgesteld notulen. Het boek is anoniem, en de auteurs hanteren in de tekst de vorm "wij" en nooit "ik"(behalve in een geval) . Meyer auteur van een andere anonieme boek (Filosofie uytlegster van de Heilige Schrift) hanteert echter in dat boek de ik-vorm
Dat ijk een woordenboek van het lexicon aanwezig in dat grammatica heb willen maken was om nu op een andere manier de stof t bekijken en een wetenschappelijk vergelijking materiaal aan te bieden. Bovendien dit heeft mogelijk gemaakt ook een Nederlands-Italiaans woordenboek te maken dat 40 jaar voorafgaat aan het woordenboek van Mozes Giron (Amsterdam 1710) .
Het blijft dus een mysterie hangend aan een draad : een zin opgenomen op 11 oktober 1672 in de notulen door Hudcooper overgeschreven. Men zou het archief van Abraham Wolfgang terug moeten vinden, of ergens in een briefwisseling notities over de auteurschap. Niemand van de leden in de correspondentie (althans tot nu toe) maakt vermelding van dit werk.
Vincenzo Lo Cascio v.locascio@online.nl
Marc van Oostendorp zegt
Dank u wel voor de toelichting. Ik heb al een exemplaar van uw boek in mijn bezit; ik denk dat u een present-exemplaar voor Ton Harmsen kunt sturen naar zijn adres bij de Vakgroep Nederlands van de Universiteit Leiden.
Ton Harmsen zegt
Om te beginnen mijn excuses voor deze zeer late reactie. Veel dank
voor het vriendelijke toezenden van uw boek. Behalve over de titel
(die naar mijn idee "woordenboek op basis van de spraakkonst" zou
moeten zijn) hebt u mij op alle punten geheel overtuigd. Het is te
hopen dat er ooit nog zekerheid komt over het auteurschap van dit
nuttige en interessante boek.